Afdrukken

Zondag 28 november 2010 om 10 uur - Jan Hutsebaut


damme-uilenspiegel-en-neleDe oudste druk van Uilenspiegel is gekend in twee fragmenten. Ze dateren uit 1510 of 1511 en werden gedrukt in Straatsburg bij Johannes Grüninger.
Is dit het ‘origineel‘? Misschien niet. Wel staan we hier aan het begin van een literaire traditie die tot op vandaag succesvol en actueel is. Het is moeilijk te vatten hoe het mogelijk is dat Uilenspiegel al 500 jaar lang tot de verbeelding spreekt. Maar ook de omvang van dit alles is amper te vatten.

In de lezing werd dieper ingegaan op het ‘begin‘, worden aan de hand van specifieke voorbeelden vijf eeuwen cultuurgeschiedenis overlopen en  onderzocht hoe de Uilenspiegelfiguur er 500 jaar lang in geslaagd is om te overleven in een steeds andere tijd. Vanuit de late middeleeuwen overleeft hij het Humanisme en past zich aan onder de Reformatie en Contrareformatie; in de 18de eeuw vinden we hem bij de Verlichters, en onder de pen van de Romantiek wordt hij een 16de eeuwse held. In de 20ste eeuw wordt hij ‚een knecht voor alle werk‘ en overstijgt daarbij zijn louter literaire vorm.

Verslag

museumbabbels-2010-hutsebaut-001De spreker begon zijn lezing met een aantal actuele pagina’s van Internet te tonen waaruit bleek dat een aantal politieke partijen nu nog steeds gebruik maken van de figuur Uilenspiegel via citaten of het benoemen van prijzen. Tot in de jaren ‘60 spande men Uilenspiegel voor de kar van de “Vlaamse zaak” en in de jaren ’70 gebruikte men hem meer voor sociaal gerichte items. De politiek gebruikte Uilenspiegel dus voor haar eigen discours en de bedoeling van de lezing was om aan te tonen hoe dit in de loop van 500 jaar is geëvolueerd en geactualiseerd: beginnend met een literaire traditie van de late middeleeuwen, die aangepast werd aan het Humanisme, aan de Verlichting en nadien aan de Romantiek tot de huidige tijd waar Tijl Uilenspiegel een “knecht voor alle werk” is geworden.

museumbabbels-2010-hutsebaut-002De oudste druk van Uilenspiegel is gekend in twee fragmenten. Ze dateren uit 1510 of 1511 en werden gedrukt in Straatsburg bij Johannes Grüninger. Deze fragmenten omvatten 32 bladzijden. Er is ook een tweede druk uit 1515 (gevonden in de periode 1960 - 1970 door de Zwitser Peter Honegger). Het gaat om 95 verhalen die na elkaar gezet zijn, zonder echte volgorde. Elk verhaal nam ongeveer 3 bladzijden plus een prent in beslag. In latere drukken en boeken werd de oorspronkelijke Duitse uitgave niet altijd volledig overgenomen. De getrouwheid in het vertalen nam zelfs steeds verder af. Sommige prenten in de oudste druk zijn slechts een gedeelte van een waarschijnlijk nog oudere prent, bijvoorbeeld deze van Uilenspiegel bij een pastoor in een kerk. Jan Hutsebaut toonde ook enkele voorbeelden van verhalen en bijhorende prenten uit de oudste drukken. In het 45ste verhaal werd er gespeeld met woorden. Uilenspiegel liet zijn laarzen smeren bij een laarzenmaker. Maar het Duitse woord voor smeren betekende ook spietsen. Dus de laarzenmaker stak de laarzen van Uilenspiegel op een spies samen met stukjes vlees, waarop Uilenspiegel wraak nam door de ruiten van de laarzenmaker in te gooien.

De 46ste historie ging weer over een schoenmaker die iedereen beet nam door o.a. drek voor talk te verkopen. In de verhalen over Tijl Uilenspiegel kwamen veel platvloerse zaken voor. Maar dit toont de fatsoensnormen van de late middeleeuwen aan. Het was de bedoeling dat men een afgrijzen kreeg van de streken van Uilenspiegel en men zich dus zou houden aan de geldende fatsoensnormen. Soms zaten er ook historische verwijzingen in de verhalen, zoals naar Johannes Hus (een kerkhervormer en voorloper van de Reformatie) in het verhaal waar Uilenspiegel aan de universiteit van Praag vragen van studenten beantwoordde. De houtsnede bij het 47ste verhaal was van de hand van een leerling van Albrecht Dürer. Het stelde 3 snijdersgezellen voor wiens bank “s nachts door Uilenspiegel overhoop werd gehaald, omdat zij Uilenspiegel hadden bespot.

Peter Honegger heeft de verhalen van de uitgave 1515 in volgorde van de levensfases van Uilenspiegel geplaatst. Hij vond toen op het einde van het werk d.m.v. de begininitialen van de histories 90 tot en met 95 de letters ERMAN B, hetgeen hij als een duidelijk bewijs voor het auteurschap van Herman Bote, een bekend auteur, beoordeelde. In 1500 werd aan Bote gevraagd om verhalen die mondeling in omloop waren te bundelen en te bewerken tot één verhaal. Bote heeft er dan ook nog een aantal andere dingen, afkomstig uit 2 andere boeken, aan toegevoegd. Onder andere de universiteitsverhalen kwamen uit die andere boeken. Een voorbeeld hiervan was het verhaal waarbij Tijl aan de universiteit te Erfurt een ezel ging leren lezen, waarvoor hij 2 maanden tijd vroeg aan de professoren en ondertussen op hun kosten in een kamer van het beste hotel logeerde met eten en drinken zoveel hij wilde. Door haver tussen een boek te steken leerde hij de ezel door het boek te bladeren en zei aan de professoren dat de ezel ondertussen al 2 letters had geleerd: “i” en “a”. Het verhaal waarbij Uilenspiegel het volk wijsmaakte dat hij kon vliegen vanaf een kerktoren was afkomstig van een ouder verhaal dat ging over een pastoor die een voorraad zure wijn verkocht door het volk zo lang bezig te houden dat ze zoveel dorst kregen dat ze die wijn kochten.

museumbabbels-2010-hutsebaut-004Jan Hutsebaut toonde ook een Latijnse versie van Uilenspiegel van Aegidius Periander uit 1567 met mooie illustraties. In die periode schreef Erasmus zijn “Lof der Zotheid” en Sebastian Brant het 
“Narrenschip”, waarin de nar een negatieve connotatie had. In 1558 was er ook al een Latijnse uitgave, maar dan zonder illustraties.

De accenten in de verhalen verschoven met de tijd en met de lezer voor wie ze bedoeld waren. Bijvoorbeeld in het verhaal van de valse biecht werd Uilenspiegel geloofd omdat hij zich doodziek voordeed bij zijn “biecht”. Een doodzieke persoon geloofde men gewoon. In het oorspronkelijke verhaal was het echter niet nodig om ziek te zijn omdat iemand die biechtte toenmaals normaal geloofd werd.

Het oudste Nederlandse Uilenspiegelboek bevindt zich in Kopenhagen en het telde slechts 46 verhalen. De illustraties waren afkomstig van andere boeken. Bijvoorbeeld de prent bij het verhaal “Antwoord aan een ruiter” kwam uit een boek over Merlijn. In de proloog had men het over “boeverijen die men niet navolgen mag”. Er waren ook verschillen tussen de Nederlandse, Duitse, Engelse en Franse versies en de verschillen namen verder toe in de loop der tijd.

Ook de Reformatie en de Contrareformatie maakten gebruik van Uilenspiegel: in een protestants schotschrift uit 1542 kwam de naam Uilenspiegel voor in de titel, maar niet meer verder in de tekst zelf. In 1671 verscheen “Den Roomschen Uylenspiegel”, waarin Uilenspiegel werd vergeleken met Franciscus van Assisi. In 1546 vertelde Erasmus waarom Uilenspiegel niet mocht gelezen worden door de jeugd: de verhalen waren “versierde leugens” en het lezen van Uilenspiegel werd zelfs verboden door een bisschop.

In een uitgave van 1637 (officieel vermeld als gedrukt in Amsterdam, maar in werkelijkheid in Antwerpen) ging het vanaf het 35ste verhaal ineens over ernstige zaken in plaats van grappen: Uilenspiegel maakte daarin onder meer de zeeslag tegen de Turken mee. In het 38ste verhaal ging het dan weer over een grap met 4 paters en nadien trok Uilenspiegel met de barge naar Brugge en Damme. Het laatste verhaal bevatte weer een grap en voor het eerst eindigde een Uilenspiegelboek in Damme. Dit blijft zo de traditie in de volgende Zuid-Nederlandse drukken van de 17de eeuw 
met ook meer gekuiste versies: de pastoors werden gespaard in tegenstelling tot de Noord-Nederlandse uitgaven waar wel nog verder de spot werd gedreven met pastoors. Damme kwam voor in het verhaal omdat de stad een symbool was van de Contrareformatie.

Op de prent op het titelblad van een uitgave uit 1736 stonden spiegels (symbolen van de Verlichting), uilen en apen afgebeeld. Sommige woorden werden vervangen door puntjes, bijvoorbeeld: sch… (i.p.v. schijten). In de 18de eeuw verschenen er kleine goedkope drukken in Duitsland, Frankrijk en Nederland.

museumbabbels-2010-hutsebaut-003Een boek uit de Zuid-Nederlandse traditie getiteld “Aerdig Leven van Thyl Ulenspiegel”, gedrukt bij drukkerij Van Paemel in Gent, belandde bij Charles De Coster en diende als inspiratiebron voor diens Tijl Uilenspiegel. De Coster maakte van Uilenspiegel een volbloed Belg en vrijheidsheld. In het begin van het boek zaten grappen overgenomen uit de oude volksboeken, daarna werd het ernstig. De vader van Tijl werd terechtgesteld wegens zijn sympathie voor de godsdiensthervorming en Uilenspiegels opdracht was om wraak te nemen (o.a. op de visverkoper die zijn vader aangegeven had en op de Spanjaarden). Uilenspiegel ging in dienst bij het leger van Willem van Oranje om de Spanjaarden te bestrijden. Nieuwe figuren in het boek van De Coster die vroeger niet voorkwamen in de verhalen van Uilenspiegel waren Nele en Lamme Goedzak. Charles De Coster was een vrijmetselaar en zijn maatschappijvisie was er één die gebaseerd was op burgerlijke deugden. Uilenspiegel moest in zijn roman dan ook 7 ondeugden omzetten tot deugden. Uiteindelijk werd Uilenspiegel door De Coster geactualiseerd tot een voorvechter van politieke en godsdienstige vrijheden.

De Coster pleitte voor een samenwerking tussen België en Nederland. België werd toenmaals bedreigd door Frankrijk (periode van Napoleon III) en net als Conscience wou De Coster België een eigen identiteit geven t.o.v. Frankrijk. Het had voor hen niets te maken met een “Vlaamse zaak”. Charles De Coster kreeg echter geen erkenning. Zijn roman was te Vlaams voor Brussel en Wallonië en te antikatholiek voor Vlaanderen.


museumbabbels-2010-hutsebaut-005Jan Bruylants schreef onder het pseudoniem Auctor in 1904 “Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen” en plaatste het verhaal in een andere tijd: de 18de eeuw, tijdens de bezetting door de Fransen. Dit verhaal was dus ook tegen de Fransen gericht, maar Uilenspiegel was hier katholiek (hij ging te biechten) en het verhaal werd aanvaard in Vlaanderen. De oorspronkelijke versie hiervan was in het Duits.

In het begin van de 20ste eeuw werd Uilenspiegel voor de kar gespannen van de activisten en de communisten gebruikten zijn figuur in hun propaganda tegen het VNV en de nazi’s, terwijl ook de Waffen-SS hem in haar propaganda inschakelde.

Ook Hugo Claus maakte een toneelstuk over Tijl Uilenspiegel, “Tand om tand”, waarin het oorspronkelijke verhaal volledig onherkenbaar geworden was. Het was een bittere satire met een pleidooi voor (extreem) individualisme.

Jan Hutsebaut vermeldde nog dat er in juli 2011 in het Uilenspiegelmuseum in Damme een internationale tentoonstelling zal plaatsvinden ter gelegenheid van het feit dat het oudste Uilenspiegel boek 500 jaar geleden is verschenen. Deze tentoonstelling zal ook te zien zijn in de Uilenspiegelmusea te Schoppenstedt, Bernburg en Mölln.

Tekst: Marc De Meester
Foto’s: Etienne Decaluwé

Biografie

Jan Hutsebaut is licentiaat in de geschiedenis (Universiteit Gent, 1986) en geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (Universiteit Gent, 1988). Sinds 1990 is hij werkzaam bij het Stadsbestuur Damme, dienst Externe Zaken, en conservator van het Uilenspiegelmuseum. Hij is tevens medewerker en coördinator van Open Monumentendag en Erfgoeddag. Hij was ook betrokken bij de organisatie van diverse tentoonstellingen, o.a. 400 jaar fusie Damme, Hoeke, Monnikerede (1994), Damse Vlaanderse Kant (1996, 2001), Maerlant, de middeleeuwse wereld op schrift (1997), Uilenspiegelexlibris (1997), Charles Dickens, 1812-1870, een impressie van leven en werk (1997-1998), Uilenspiegel, de wereld op zijn kop (1999), Kunstig gedreven en gesmeed. Meestersmid Frans Wiro van Hinsberg 1906-1986 (2006), Bibliotheca Wittockiana in Damme Boekendorp (2007), Uilenspiegel in privébezit (2007) en De Lieve tussen Gent en Damme (2009).

till-eulenspiegelPublicaties

Jan Hutsebaut publiceerde reeds heel wat i.v.m. Uilenspiegel:

HUTSEBAUT, J., ‘Damme: een Uilenspiegelstad?’ in Uilenspiegel. De wereld op zijn kop, JANSSENS, J. (ed.), Leuven, Davidsfonds, 1999, 147-159.
HUTSEBAUT, J. en DE JONGHE, M., Uilenspiegelmuseum. Museum Sint-Janshospitaal  Damme, Damme, Adrem, 2002. Museumgids.
HUTSEBAUT, J., Uilenspiegel. Een ontdekkingstocht door Vlaanderen met het werk van Charles De Coster, Brugge, Idee productions, 2003. Kaart.
HUTSEBAUT, J., ‘Activiteiten in het Uilenspiegelmuseum’, Ulieden Spiegel, 2002, 9-16; 2003, 8-15; 2004, 8-16; 2005, 5-13; 2006, 4-13; 2007, 4-12; 2007, 4-12; 2008, 5-11; 2009, 5-10.
HUTSEBAUT, J., ‘Maerlant en Uilenspiegel in gesprek’, Ulieden Spiegel, 2007, 113-118.
HUTSEBAUT, J., ‘Waar Charles de mosterd haalde’, Ulieden Spiegel, 2008, 43-56.
VANDAELE, V. en HUTSEBAUT, J., ‘Huyse de Grote Sterre’, Ulieden Spiegel, 2008, 57-62.
HUTSEBAUT, J., ‘Tien kleine … boekjes’, Ulieden Spiegel, 2009, 50-61.
HUTSEBAUT, J., Uilenspiegelmuseum. Educatief pakket, Damme, Uilenspiegelmuseum.

 

Praktische informatie

Gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago. Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen. Na de lezing bieden we je een drankje aan.

Er is parkeergelegenheid op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat.