Afdrukken

 


Brugge in de Eerste Wereldoorlog

Lezing op zondag 28 september 2014 om 10 uur door Patrick Verbeke

troepen-radfahrkomp-3-matr-reg-jan-van-eyckplein-1915-320

De rol die Brugge speelde in de Eerste Wereldoorlog was verre van marginaal. De geschiedenis van de bezetting van onze stad tijdens de Groote Oorlog is zondermeer uniek en overschrijdt ruim het lokaal belang ervan. Bovendien ook nauwelijks bekend, noch door de Brugse bevolking noch door menig grande-guerrist.

In het verlengde van zijn rijke middeleeuwse geschiedenis kreeg onze stad in veertien-achttien opnieuw en ongevraagd de gedaante van een havenstad. Matrozen en marine-infanteristen beheersten het straatbeeld. De Duitse legerleiding liet de achterhaven ombouwen tot een indrukwekkende en hooggesofisticeerde onderzeebootbasis waar de ingenieurs uit Duitsland hun nieuwe krijgsmaritieme technieken introduceerden. Brugge werd de speerpunt van de ultieme en niets ontziende uneingeschränkte U-Bootkrieg die als doel had de bevoorrading van het Westelijk front vanuit Groot-Brittannië lam te leggen en de Britten toch nog op de knieën te krijgen.

Brugge vormde samen met het noorden van onze provincie de enige Duitse frontzone waar de Kaiserliche Marine actief was. Alleen al daardoor onderscheidt de bezettingsgeschiedenis van onze stad zich van de geschiedenis van alle overige steden, betrokken in WOI.

De aanwezigheid van de duikboothaven had voor de Brugse bevolking desastreuze gevolgen. De achterhaven die rechtstreeks in verbinding stond met de gloednieuwe zeehaven van Zeebrugge en met deze van Oostende vormde voor Groot-Brittannië dermate een bedreiging dat de Britse legerleiding besloot om deze te bombarderen. Het Brugs luchtruim werd het oefenterrein van de in Noord-Frankrijk gestationeerde Bomber Squadrons. De tol die de Brugse bevolking betaalde was bijzonder zwaar. Door het gebrek aan precisie bij het lossen van de bommenlast kwamen nagenoeg 6.000 vliegtuigbommen terecht in de binnenstad en de randgemeenten. Brugge werd een van de eerste steden die geconfronteerd werd met wat we nu collateral damage noemen. De Britse vliegtuigbombardementen maakten 123 dodelijke burgerslachtoffers waaronder een hoog percentage kinderen. Dubbel zoveel Bruggelingen geraakten zwaar gewond, 126 huizen werden volledig vernield en 418 woningen liepen zware schade op. De vliegtuigaanvallen leidden tot de ontwikkeling van luchtverdedigingstechnieken zodat Brugge ook fungeerde als proefstation voor de ontwikkeling van het luchtafweergeschut, de later bekende Flugabwehrkanone of FLAK.

De link tussen de beruchte Slag om Passendale en Brugge wordt zelden gelegd. Deze veldslag, begonnen in de nacht van 30 op 31 juli 1917, had als doel de haven van Brugge en aansluitend deze van Zeebrugge en Oostende uit te schakelen. ‘Brugge werd gespaard door de modder van Passchendaele’, verwoord ik het wel eens bij een voordracht.

Brugge was in de Eerste Wereldoorlog niet enkel een havenstad maar ook een levendige garnizoenstad en in deze hoedanigheid een Duits ‘Poperinge’. De stad lag in Operationsgebiet. Het bezettingsregime was bijzonder hard, de bewegingsvrijheid van de bevolking uitermate beperkt. De manschappen van het Marinekorps Flandern stonden in voor de bezetting van een aanzienlijk deel van het Duitse IJzerfront dat reikte van Lombardzijde tot Schoorbakke. De marine-infanteristen lagen er tegenover ‘onze’ mannen en jongens. Na hun frontdienst van 3 à 6 maanden verbleven de Duitse frontsoldaten gedurende 2 tot 4 weken in Brugge om te herstellen, uit te rusten en te oefenen. Deze Duitse mannen en jongens werden ingekwartierd in Brugse gezinnen of ondergebracht in openbare gebouwen, kazernes, scholen en kloosters. Het blijft een merkwaardig gegeven dat veel van deze gezinnen onderdak, eten en warmte verschaften aan de rechtstreekse vijand van hun vader of zoon, wakend aan diezelfde IJzer.

Brugge bleef tijdens de bezetting zijn toeristische functie behouden. Duitse officieren zakten tijdens hun rustperiode van heinde en verre af naar Brugge voor een bezoek aan de stad. De Duitse technologie was ook hier present. Velen beschikten over een compact fototoestel. Het is gedurende de Eerste Wereldoorlog dat het toeristisch kiekje massaal zijn intrede deed. Tal van Duitse hoogwaardigheidsbekleders en hogere militairen klopten bij von Schröder aan om de Vlaamse Primitieven in het Museum van Oude Kunst te kunnen bezoeken.

Uniek is het gegeven dat, daar waar de eenheden in alle overige Duitse frontgebieden met een vaste regelmaat van sector wisselden, de manschappen van het Marinekorps gedurende 4 jaar onveranderd in Brugge lagen. Dit had ongetwijfeld een belangrijke weerslag zowel op de relatie tussen de bezetter en de lokale overheid als op de relatie tussen de bezetter en de bevolking.

Tot slot is Brugge de stad van de ‘verliezer’. Het is de overwinnaar die de geschiedenis schrijft. Niet Brügge, Lombardsyde of Rattevalle maar Ypres en Passchendaele werden begrippen in het collectief Europees geheugen.

Patrick Verbeke is werkzaam als psychiater in het Departement Psychiatrie en Psychosomatiek van het AZ Sint-Jan te Brugge. Als liefhebber van de geschiedenis verdiepte hij zich in de bezettingsperiode van Brugge gedurende de Eerste Wereldoorlog. De spreker zal zijn uiteenzetting brengen aan de hand van origineel fotografisch materiaal."

 

 

 


Verslag van de lezing "Brugge in oorlog, 1914-1918" door dr.  op 28 september 2014


DSC02215Op zondag 28 september 2014 mochten we in Museum Sincfala 32 aanwezigen verwelkomen en de spreker voorstellen. Dr. Patrick Verbeke studeerde geneeskunde aan de KU Leuven en specialiseerde zich in de psychiatrie. Hij is werkzaam als psychiater in het Departement Psychiatrie en Psychosomatiek van het AZ Sint-Jan te Brugge. Als liefhebber van de geschiedenis verdiepte hij zich in de bezettingsperiode van Brugge gedurende de Eerste Wereldoorlog. In 2002 publiceerde Patrick Verbeke al over de terechtstelling van kapitein Charles Fryatt in "De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918. Essays over de Eerste Wereldoorlog, deel 1". En zeer recent (voorjaar 2014) verscheen van zijn hand een artikel in de "Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge", met als titel: "De inname van Brugge op woensdag 14 oktober 1914".

De spreker begon zijn lezing met een situering van het Duitse Von Schlieffen-plan en het verloop van de eerste oorlogsmaanden. Op 28 september 1914, tijdens de belegering van Antwerpen werden er in Brugge maatregelen genomen tegen mogelijke aanvallen van vliegtuigen of een zeppelin, o.a. verduisteringsmaatregelen. In Brugge waren er ambulances om gewonden op te vangen. Na de val van Antwerpen (10 oktober 1914) overnachtte koning Albert I tijdens de terugtocht in Eeklo en kwam te paard naar Brugge, waar hij aan de Gentpoort van zijn paard stapte en met een wagen verder reed naar Oostende.

Tot in de jaren '90 werd er gezegd dat "Brugge ongeschonden uit de Eerste Wereldoorlog is gekomen". Dit is echter niet helemaal correct. De lezing zou dit verder duidelijk maken.

Brugge was tijdens de Eerste Wereldoorlog een bezette stad en een oorlogshavenstad, maar ook een toeristische stad. Bezet België was ingedeeld in "Operationsgebiet", "Etappengebiet" en "Gouvernementsgebiet". De kuststreek was "Marinegebiet Flandern". Een deel van de Duitse marine maakte deel uit van het front rond Nieuwpoort. Brugge kende een zelfde strenge regime zoals in het "Operationsgebiet". De marine soldaten bleven hier 4 jaar, in tegenstelling tot de soldaten van de landtroepen die om de 6 maand wisselden. Het dialect van de marine soldaten was herkenbaar voor West-Vlamingen (gemeenschappelijke klanken en kenmerken), wat de communicatie gemakkelijker maakte.

DSC02205kopieDe commandant van het Marinekorps Flandern was Admiraal Von Schröder, die voor de oorlog reeds op rust was in Berlijn. Hij werd in 1914 terug opgeroepen en was toen 60 jaar. Admiraal Von Schröder had vroeger een thesis over kustverdediging gemaakt. Patrick Verbeke toonde op een kaart o.a. de ligging en grenzen van het "Marinegebiet Flandern". De Duitse soldaten waren in Brugge gekazerneerd bij de gezinnen. Aan de kust bevonden zich batterijen om de kust te verdedigen, maar ook voor de verdediging tegen eventueel Nederland. Het hoofdkwartier was gevestigd in het Provinciaal Hof te Brugge. Alles wat de bezetter besliste diende door de burgemeester en het schepencollege uitgevoerd te worden, die echter wel probeerden om tot een compromis te komen tussen de eisen van de Duitsers en de verzuchtingen van de bevolking.

De spreker toonde heel wat foto's. Eén ervan was de viering van "Keizersdag" op 27 januari met een parade en schouwing van de troepen op de markt (door de Duitsers "Waffenplatz" genoemd). Een andere foto toonde kinderen bij marcherende soldaten, wat aantoont dat de scholen toen open waren. Door de loopgravenoorlog veranderde de vorm van de Duitse helmen: de pin verdween en de helmen geleken op die van de Tweede Wereldoorlog. Het hoofd was het meest zichtbare van een soldaat in een loopgraaf en moest dus beter beschermd worden. Er was ook een foto van de Radfahrkompanie van het 3de Matrosen-Regiment op het Van Eyckplein. Door het gebruik van de fiets kon deze compagnie zich snel verplaatsen. De Duitsers beschouwden trouwens Van Eyck en Memling als één van hen. Bij de tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven in 1908 waren verschillende Duitse wetenschappers betrokken. In de Sint-Jorisstraat was een postkantoor van het Duitse leger gevestigd. Tijdens de bezetting was er druk verkeer in Brugge. Eén van de maatregelen die de Duitsers namen was het invoeren van éénrichtingsverkeer.

Een volgend deel van de lezing ging over de krijgshospitalen. De gewonden werden aangevoerd met de tram. De studiezaal van de Normaalschool werd omgevormd tot ziekenzaal. Op een foto was te zien dat het hier heel ordelijk aan toeging. Veel foto's zijn genomen door officieren die vaak een goed en degelijk fotoapparaat bij zich hadden. Patrick Verbeke heeft zeer recent meer foto's teruggevonden van o.a. het operatiekwartier en een foto met verpleegsters in het binnenhof van de Normaalschool. Aan de hand van deze foto heeft hij de locatie van dit krijgshospitaal kunnen situeren. Een andere foto van het lazaret Brugge toont Duitse verpleegsters en waarschijnlijk de hoofdarts aan de trappen van de neogotische turnzaal van de Normaalschool. In de wasserij van het hospitaal werkten ook Brugse vrouwen. Dit was betaalde arbeid en kwam goed van pas om wat bij te verdienen.

DSC02219De Duitse keizer Wilhelm heeft Brugge driemaal bezocht. In 1916 betrof het een uitgebreid bezoek, waarbij hij nadien ook naar Zeebrugge trok. Hij bezocht toen ook het hoofdkwartier van de duikbotenbasis dat gevestigd was in de Sint-Jorisstraat, in het gebouw waar zich nu de burelen van het Brugsch Handelsblad bevinden. In het Seminarie was ook een duikbootcompagnie gevestigd.

In Brugge zijn 11 mensen ter dood veroordeeld door de Duitsers. Eén vrouw kreeg gratie ter gelegenheid van de inhuldiging van de gedenksteen voor de Duitse gesneuvelden op de begraafplaats van Assebroek op 21 november 1915. Na de oorlog werden alle Duitse doden overgebracht naar de Duitse begraafplaats te Vladslo, maar de gedenksteen bleef in Brugge.

Brugge was voor de Duitsers belangrijk omdat het voor hen een oorlogshaven was. In hun oorspronkelijke plannen was het de bedoeling om Duinkerken te veroveren om de haven daar te kunnen gebruiken als een spitshaven tegen Engeland. Maar dit is niet gelukt en dus moesten ze naar een tweede plan overschakelen. Brugge was intact in Duitse handen gevallen en ze konden de Brugse achterhaven gebruiken voor hun duikboten. Via het zeekanaal konden de duikboten naar Zeebrugge en zo naar de Noordzee. De haven van Zeebrugge was een voorposthaven. De achterhaven van Brugge was als een nest beschermd. Deze "Nordhafen Brügge" had ook een werf waar 14.000 arbeidskrachten werkten. Er was 5000 man technisch personeel, 5000 technici afkomstig van scheepswerven in Duitsland en 4000 burgers die vrijwillig tewerkgesteld waren. Deze arbeidskrachten behoorden bij de sectie Marinekorps Hafenbau und Kanalwesen. De plannen van de Brugse duikboothaven werden later in de Tweede Wereldoorlog gebruikt voor de inrichting van de duikbootbasissen in Frankrijk (o.a. in Nazaire). De duikboten in de haven van Brugge lagen onder bunkers om ze te beschermen tegen luchtaanvallen. Tijdens de 4 jaar dat de Eerste Wereldoorlog duurde is de technologie sterk geëvolueerd. Er werden speciale kustduikboten gemaakt. Onder de kust moest men rekening houden met o.a. de zandbanken. De duikboten werden in Duitsland gebouwd en in 3 delen via de binnenkanalen naar Hoboken gebracht om daar in elkaar gestoken te worden. Daarna kwamen ze naar Brugge. De U-B10 was de eerste kleine U-boot die in maart 1915 in Brugge aankwam.

DSC02196kopieDe Duitsers beslisten tot een onorthodoxe duikbootoorlog om de bevoorrading van de Britten te treffen en zo Groot-Brittannië klein te krijgen. 2455 geallieerde schepen werden gekelderd door 93 U-boten. De duikbootbemanningen waren allemaal vrijwilligers. 1200 van hen lieten het leven. Een vierde van de Britse koopvaardijvloot werd gekelderd en in 1917 zat Groot-Brittannië op zijn knieën. Toen werd het konvooi ontwikkeld tegen de U-boten alsook andere technieken en kwamen de Amerikanen mee doen in de oorlog. In het begin ging het er nog ridderlijk aan toe. De bemanning van een gekelderd schip werd toen in sloepen meegevoerd naar een haven. Maar toen de Britten met trucs tegen de duikboten begonnen, werd de strijd harder.

In de Saaihalle was er een ontspanningszaal, met o.a. leeszalen en een biljartzaal. De officieren van de Duitse marine hadden hun eigen mess of casino in de kelders van het herenhuis ‘De Catulle' op de hoek van het Fort Lapin en de Dudzeelse Steenweg. De muren werden versierd met heroïsche muurschilderingen die het leven en de strijd op zee verheerlijkten. Vandaag zijn er nog steeds sporen van deze wandschilderingen te zien in de kelders.

DSC02228Vervolgens had de spreker het over het verband tussen de Slag van Passendale in 1917 en Brugge. De ultieme bedoeling van deze slag was om de havens van Brugge en Oostende te bevrijden en zo van het duikbootprobleem verlost te zijn. Uiteindelijk kan gesteld worden dat "de modder van Ieper Brugge heeft gered" (van zware gevechten en beschietingen). Wel waren er luchtbombardementen op de haven om deze te vernietigen, maar de doeltreffendheid ervan was ondermaats. Ondertussen was ook de luchtafweer ontwikkeld en de piloten hadden het moeilijk om de aangeduide doelen te treffen en het was vooral de omgeving die getroffen werd. 6000 bommen werden gedropt en er vielen 123 doden (Duitsers niet meegerekend) en 243 gewonden. 126 woningen werden beschadigd. De meest dodelijke aanval was deze tijdens de nacht van 15 op 16 oktober 1917 op de Balsemboomstraat. De Walburgakerk werd beschadigd tijdens een bombardement en erna was er een sterke wijnwalm in de beschadigde kerk. De pastoor had namelijk uit voorzorg tegen Duitse inbeslagname de wijnvoorraad van de pastorie overgebracht naar de kerk, maar helaas heeft dit dus niet geholpen. Op de Halletoren stond een wacht die bij een luchtaanval alarm gaf met sirenes. Wanner zij hun doel begonnen te naderen zetten de piloten hun motor uit om het geluid te dempen, kwamen dan in het gebied van de schijnlichten terecht en vlogen dan verder om hun bommen te droppen. Het is duidelijk dat in zulke omstandigheden deze niet op de exacte plaats terecht kwamen met veel collateral damage tot gevolg. In Brugge was er geen actief activisme, maar de Duitsers probeerden dit wel wat aan te wakkeren in het kader van hun "Flamenpolitiek" door gebruik te maken van de schade die door de geallieerde luchtbombardementen werd veroorzaakt. In de omgeving van het Waggelwater werd een vliegtuig neergeschoten. Patrick Verbeke toonde hier ook een foto van. Dit vliegtuig was bemand door drie piloten. De jongste was 25 jaar en de oudste 35 jaar. In de Gentpoort kon men gaan schuilen bij luchtalarm.

Tenslotte was Brugge ook een toeristische stad voor de Duitse soldaten. De officieren die rust hadden kwamen naar Brugge en hadden dan hun fotoapparaat mee. De gewone manschappen in rust trokken meer naar de kust, o.a. naar Blankenberge.

Ter afronding mochten we Patrick Verbeke bedanken voor zijn zeer interessante en goed geïllustreerde lezing, waaruit duidelijk bleek dat er naast de loopgravenoorlog in de Westhoek ook nog andere gebeurtenissen belangrijk waren, zoals de duikbotenoorlog en de bombardementen op de haven van Brugge. En dat de Slag om Passendale in 1917 verband had met de havens van Brugge, Zeebrugge en Oostende. De voormiddag werd dan afgesloten met een drankje aangeboden door Museum Sincfala.


Marc De Meester
Foto's: Etienne Decaluwé

Praktische informatie

toegang-felix-timmermanstraat-37

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.

Plaats

Sincfala, Museum van de Zwinstreek
Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist.
Tel. 050 530 730  Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien. 

Parkeergelegenheid

Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat nummer 37 (klik op de foto voor Google streetview)