Afdrukken

chantal bisschopLezing op zondag 17 april 2016 om 10 uur door Chantal Bisschop

De landbouw beleeft, om het zacht te zeggen, zware en woelige tijden. Sedert WO II is het aantal mensen in ons land die hun kost verdienen als boer in een sneltreinvaart aan het verdwijnen. Deze trend heeft talrijke oorzaken: de globalisering en industrialisering van de voedselproductie en de steeds verder doorgevoerde schaalvergroting van de landbouwbedrijven zorgt ervoor dat een bedrijf overnemen of opstarten een helse, zo niet, een haast onmogelijke opdracht wordt. Dit alles vindt zijn weerslag op het plattelandsleven.  Naast boeren leven er op het steeds schaarser wordende platteland een steeds groeiende groep van mensen die geen rechtstreekse band meer hebben met de landbouw.

De Boerenbond, de grootste belangenorganisatie van de landbouw in België, heeft sedert zijn oprichting in 1890, steeds gepoogd zijn invloed op het platteland te bestendigen en te vergroten. Door de veranderingen in de bevolkingssamenstelling van het naoorlogse platteland heeft de Boerenbond daarop ingespeeld. De oprichting van sociaal-culturele vormingsbewegingen, landelijke gilden, met de nodige moeilijkheden en weerstanden (vooral van de boeren), vormen daarbij hun speerpunt.

Met deze aanpak wil men het volledige platteland bereiken. Deze gestuurde aanpak, van boven uit, van de Boerenbond wordt van dichtbij bekeken. Hier komt het dorp, Vivenkapelle (Damme) als praktijkvoorbeeld in de schijnwerpers te staan.

Chantal Bisschop is een streekgenote: geboren te Brugge in 1984 en is opgegroeid in Sijsele en omgeving. Ze studeerde moderne geschiedenis aan de KU Leuven en de Université François Rabelais in Tours. Ze maakte een thesis over Ondergoed. Een geschiedenis van betekenisgevende praktijken in Vlaanderen, 1930-2006 en voltooide ook de academische lerarenopleiding. Ze promoveerde in 2012 tot doctor in de Geschiedenis aan de KU Leuven met het proefschrift “Als landbouw en platteland niet meer samenvallen" De Landelijke Gilden, Vlaanderen, 1950-1990.

Verslag van de lezing "Meer dan boer alleen" door dr. Chantal Bisschop op 17 april 2016

meer dan boer alleen 01Op zondag 17 april 2016 waren er 33 aanwezigen in Museum Sincfala te Heist voor de lezing "Meer dan boer alleen". Zij werden verwelkomd door voorzitter Eric Huys die vervolgens de spreekster, dr. Chantal Bisschop, voorstelde. Voor ons publiek is Chantal Bisschop zeker geen onbekende. Vorig jaar gaf zij een schitterende lezing over “Praten over ondergoed. Vrouwen over hun lichaam en identiteit”. Chantal Bisschop is een streekgenote: geboren te Brugge in 1984 en opgegroeid in Sijsele en omgeving. Ze studeerde moderne geschiedenis aan de KU Leuven en de Université François Rabelais in Tours. Ze maakte een thesis over “Ondergoed. Een geschiedenis van betekenis gevende praktijken in Vlaanderen, 1930-2006” en voltooide ook de academische lerarenopleiding. Ze promoveerde in 2012 tot doctor in de Geschiedenis aan de KU Leuven met het proefschrift “Als landbouw en platteland niet meer samenvallen. De Landelijke Gilden, Vlaanderen, 1950-1990”.

Chantal Bisschop werkt bij het centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG) en legt zich toe op de vernieuwing van de studie van immaterieel cultureel erfgoed. Dit gaat over gewoonten, gebruiken, kennis en praktijken van vroeger die mensen in leven willen houden en willen doorgeven voor de toekomst. Het is niet tastbaar, het wordt door een bepaalde gemeenschap belangrijk bevonden en wordt doorgegeven van generatie op generatie. Kortom dit is één van de definities van mentaliteitsgeschiedenis. Daaronder vallen o.a. orale tradities, podiumkunsten, sociale gebruiken, festiviteiten, kennis en kunde op het vlak van de natuur, traditioneel vakmanschap, enz. Voorbeelden hiervan zijn: frietkotcultuur, de groeiende afstand tussen mens en dier door de industrialisering van de landbouw, de evolutie van het paard en de tractor in de landbouw en de daar mee gepaard gaande mentaliteitswijzigingen, de rol van de vinkenzetting, garnaalvissen te paard, schapen drijven, menwedstrijden, duivensport,… Dus ook veel dingen die in Museum Sincfala passen.

Vorig jaar verscheen het boek “Meer dan boer alleen. Een geschiedenis van de Landelijke Gilden, 1950-1990” van Chantal Bisschop. Dit boek is de verwerking van haar doctoraat. Vivenkapelle speelt in deze studie een belangrijke rol als casestudie. Zie voor dit boek ook: Sint-Guthago Tijdingen nr. 460, december 2015, p. 12-14.

De Boerenbond

meer dan boer alleen 02Chantal Bisschop gaf als inleiding aan dat haar lezing een beeld ging geven over hoe een oude, gevestigde organisatie (in dit geval de Boerenbond) zich aanpaste aan de moderne tijd en dat het naast de structuren van de organisatie ook ging gaan over de mensen achter die structuren. Chantal Bisschop deed voor haar doctoraatsstudie onderzoek in schriftelijke bronnen en gebruikte ook mondelinge bronnen (o.a. interviews van Boerenbondleden en bestuursleden uit Leuven). Zij gebruikte Vivenkapelle als casestudie. Op de website “hetvirtueleland.be” zijn verschillende verhalen terug te vinden.

Het eerste deel van de lezing ging over de voorgeschiedenis van de Boerenbond. Deze werd in 1890 gesticht door de katholieke politici Franz Schollaert en Joris Helleputte, samen met pastoor Jacob-Ferdinand Mellaert van de parochie Sint-Alfons-Goor, bij Heist-op-den-Berg. De stichting gebeurde in tijden van landbouwcrisis, het algemeen stemrecht en de opkomst van het socialisme. De landbouwcrisis werd veroorzaakt door de massale aanvoer van goedkoop graan uit het buitenland dat de graanprijzen deed halveren. Vele boeren verlieten hun boerderij en trokken naar de stad, aangetrokken door de hogere lonen in de industrie. Anderen zochten hun heil in seizoensarbeid in Wallonië of Frankrijk of vertrokken naar Amerika, Canada of Frankrijk. Door de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht ontdekten ook de socialisten de verarmde boerenstand, waar nieuwe stemmen te rapen vielen. De Boerenbond met zetel te Leuven werd opgevat als een koepelstructuur boven een netwerk van parochiale boerengilden. De bedoeling was om te zorgen voor de godsdienstige, verstandelijke en maatschappelijke toestand van haar leden en tot een machtige boerenstand te komen.

Er werden economische afdelingen opgericht. Bij een Aan- en Verkoopsvennootschap (AVV) konden leden terecht voor de aankoop van o.a. meststoffen, veevoeders, zaai- en plantgoed. In een spaar- en leengilde konden boeren een krediet aangaan tegen lage interesten. Deze parochiaal georganiseerde Raiffeisenkassen werden nadien gebundeld in de Middenkredietkas, een coöperatieve vennootschap. De Boerenbond richtte ook twee verzekeringsmaatschappijen op: de ongevallenverzekeringen van de OBB (Onderlinge Belgische Boerenverzekering) en de LA (Landbouwassurantie).

De Boerinnenbond

In 1911 werd de Boerinnenbond opgericht. Ervoor waren al eerste lokale boerinnenkringen ontstaan, waar voordrachten gehouden werden om de leden op te leiden tot goede moeders, huisvrouwen en boerinnen. Het succes van deze boerinnenkringen schudde de Boerenbond wakker. In 1911 werden alle boerinnengilden samengebracht in de Boerinnenbond, die een afdeling werd van de Boerenbond en een eigen maandblad kreeg (“De Boerin”).

Tussen 1914 en 1945 groeide de Boerenbond uit tot een massaorganisatie met een sterke stijging van het aantal leden. De Boerenbond had door haar degelijke beroepsopleiding en uitgebreide dienstverlening een grote politieke invloed. Zij kende een economische expansie, met de bloei van de Middenkredietkas. Deze Middenkredietkas ging echter ten onder in 1935. De terugbetaling van de gedupeerde spaarders sleepte lang aan tot in de jaren ’60.

In 1919 werd in Vivenkapelle een Boerengilde opgericht met in 1927 een jeugdafdeling en in 1928 een Boerinnenafdeling.

In het begin en tot na de Tweede Wereldoorlog was er niet veel sprake van een culturele werking in de Boerenbond. Bijvoorbeeld in Vivenkapelle bestond die werking alleen uit een samenkomst na de mis, het bestellen van nieuw veevoeder of meststoffen eneen jaarlijks gildefeest op 1 december. De filosofie was toen dat de mannen zich moesten bezig houden met de professionele landbouw. De vrouw was wel meer ontvankelijk voor cultuur.

De Boerenbond heeft veel gedaan voor het terugdringen van de zuigelingensterfte op het platteland.

In 1949 werd door de Boerinnenbond van Vivenkapelle een reis naar Lourdes georganiseerd.

De eerste die zich bezig ging houden met cultuur binnen de Boerenbond was Hein Nackaerts, die ook regisseur was van het televisieprogramma “Voor boer en tuinder”. Hij overtuigde de leiding van de Boerenbond om in 1957 een Cultuurdienst op te richten. Deze dienst was een éénmansdienst: namelijk Nackaerts zelf. De Cultuurdienst hield zich bezig met activiteiten als toneel, literatuur, dans, muziek en film. Het was echter niet altijd een succes. De boeren waren dit niet gewoon en ze hadden er ook geen tijd voor. De cultuurdienst kreeg later toch wel meer voet aan de grond en zorgde er ook voor dat er meer aandacht kwam voor cultuur en voor de boer als mens. De Cultuurdienst was de voorloper van de latere Landelijke Gilden.

Herstructurering en evolutie landbouw na de 2de Wereldoorlog

meer dan boer alleen 03In de jaren 1966-1971 kwam er een herstructurering van de Boerenbond. De reden hiervoor was dat de landbouw steeds sneller en op grotere schaal aan het veranderen was, o.a. door de mechanisering en door het Europees landbouwbeleid dat in 1962 van start ging. Na de oorlog was het motto: “nooit meer oorlog, nooit meer honger”. De stijgende productie leidde tot een overproductie met de gekende boterbergen en melkplassen tot gevolg. In 1971 was er het plan Mansholt om de overschotten te doen slinken.

In de naoorlogse landbouw werd er meer geproduceerd met minder grond en minder boeren door o.a. het gebruik van kunstmeststof, de mechanisering (de tractor in plaats van de paarden), het gebruik van sproeistoffen en samengestelde veevoeders,de verbetering van het teelt- en fokmateriaal door veredeling en selectie, betere stallen en het bedwingen van besmettelijke veeziekten door vaccinatie. Er vond dus een enorme transformatie plaats tussen de jaren ’50 en ’80 met een vermindering van het aantal landbouwbedrijven. Het gemengde bedrijf maakte meer en meer plaats voor bedrijven die zich toelegden op een beperkt aantal producten. Kapitaal en grond werden belangrijker dan arbeid in de moderne landbouw. Kleine boeren stopten, de blijvers werden groter.

Landbouwgronden moesten ook wijken voor verkavelingen, industrieterreinen, verkeersinfrastructuur, openbare nutsvoorzieningen, recreatie en natuurgebieden. De land- en tuinbouwers moesten dus steeds meer rekening houden met nieuwe, niet-agrarische buren. Wat was de invloed van dit alles op de Boerenbond? Op het aantal leden had dit geen effect. Er waren wel minder boeren die lid waren, maar er kwamen meer leden bij die geen professionele landbouwers waren (tot ongeveer 25% in 1971). Dit kwam door een professionalisering van de economische afdelingen van de Boerenbond (AVV, CERA en ABB). De CERA (bank) en de ABB (verzekering) verbreedden hun klantenbestand met niet-boeren. Bijvoorbeeld als niet-landbouwer kreeg men bij een autoverzekering bij ABB extra korting als men lid werd bij de Boerenbond.

In 1962 werd een nieuwe landbouworganisatie, ABS (Algemeen Boerensyndicaat), opgericht die het blad “De Drietand” uitgaf. Deze organisatie was anti-Boerenbond gezind en oefende een aantrekkingskracht uit op ontevreden Boerenbondleden. In de tweede helft van de jaren ‘60 begon de Boerenbond na te denken over haar toekomst en haar organisatiestructuren. Hoewel de krimpende agrarische bevolking toen nog geen direct effect had op de ledencijfers, was de top van de Boerenbond toch bezorgd voor een toekomstig dalend ledenaantal. Minder boeren betekende op termijn minder leden, minder inkomsten en mogelijk ook een verminderde politieke invloed.

In de jaren ’60 ging ook in Vivenkapelle het aantal leden sterk achteruit. Er waren toen allerlei klachten over de Boerenbond. Haar lokale werking in Vivenkapelle was doodgebloed, het bestuur was uitgeput en er was geen geld meer in de kas. Daarenboven hadden de Broeders Van Dale, die de belangrijkste dragers van de plaatselijke Boerenbond waren, intussen Vivenkapelle verlaten.

Het was Jan Hinnekens, de algemeen secretaris van de Boerenbond, die aandrong op een herstructurering naar gemengde gilden en gespecialiseerde vakgroepen. Ook de economische afdelingen, met vooral het ABB, drongen hier op aan. De Boerenbond splitste zijn ledenbeweging in een professionele landbouworganisatie voor boeren en tuinders en een bredere landelijke beweging, die zich uitdrukkelijk naar alle plattelandsbewoners richtte. De Landelijke Beweging omvatte de Landelijke Gilden, KVLV- en KLJ-afdelingen. Men wilde ook een bredere openstelling dan naar het katholieke alleen. Bijvoorbeeld in Vivenkapelle kreeg men vroeger een boete als men niet eerst naar de mis was geweest vooraleer naar het gildefeest te komen. De Boerenbond werd ook democratischer ingericht, alhoewel de landelijke bewegingen wel van bovenaan werden gedirigeerd.

In de periode 1972-1978 werd er gestart met de oprichting van de Landelijke Gilden. Dit kende een langzaam en aarzelend begin met een twijfelende directeur en onzekere opzieners die de nieuwigheden moesten gaan promoten. Hiervoor moesten de opzieners opnieuw opgeleid worden. Er moest uiteindelijk geprobeerd worden om nieuwe leden aan te trekken die geen professionele boeren waren. Er werd begonnen met boerenzonen die het beroep niet meer uitoefenden maar nog wel een binding hadden met de boerenstiel.

Na de herstructurering ging het aantal leden dalen, in de eerste plaats de actieve land- en tuinbouwers. Het aantal andere leden begon dan wel wat te stijgen. De kentering kwam er midden de jaren ’70 door andere activiteiten aan te bieden: ontspanning (dans, sport, koken, toneel, cursussen), informatieve voordrachten en gezinswerking. Door het Decreet op het Nederlandstalig Socio-cultureel Vormingswerk voor volwassenen in 1975 kon de Boerenbond overheidssteun krijgen. De voorwaarde om een subsidie te kunnen krijgen was minimum 6 vormende en culturele activiteiten te organiseren. Er kwamen toen voltijdse animatoren in dienst. In 1978 was 30% van de leden geen professionele landbouwer en in 2005 was dit gestegen tot 85%.

Ondertussen kreeg Vivenkapelle vanuit Leuven de keuze om het bestuur te vernieuwen ofwel aan te sluiten bij een andere gilde. De eerste voorzitter van het nieuwe bestuur was de schoolmeester van Vivenkapelle. Er werd een professionele feestavond georganiseerd in plaats van een paardenwijding en boterkoeken te gaan eten. Er werden ook niet-landbouwgerichte activiteiten georganiseerd.

De verstedelijking van het platteland

meer dan boer alleen 04Vanaf 1978 tot 1990 vond er een transformatie plaats van het platteland. Er ontstond een verstedelijking (meer mensen gingen naar het platteland gaan wonen), industrialisering (er kwamen industrieterreinen), infrastructuurwerken (autowegen), toerisme, recreatie en natuur (opeising van het platteland door groene jongens). In 1978 werd het “Jaar van het Dorp” georganiseerd, een nationale campagne geleid door de toenmalige CVP minister van landbouw en cultuur. De Boerenbond is hierop gesprongen en oefende een grote invloed uit achter de schermen. Zij hielp mee vorm geven aan deze campagne. Het was dus een overheidsinitiatief dat grotendeels werd aangestuurd door de Boerenbond. Het doel van de campagne was om de waardering van het platteland te vermeerderen, de levenskwaliteit er te verhogen en het zijn eigenheid te laten behouden die bedreigd werd door de verstedelijking. Tegelijk wilde men aandacht hebben voor beschermingsmaatregelen en doordachte infrastructuurwerken. Het was een zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende functies van het platteland, maar de landbouw moest op de eerste plaats blijven. Het was toen ook de periode van de grote gemeentefusies (1977), met protest van verschillende lokale autoriteiten. Het “Jaar van het Dorp” werd hierin ook gekaderd.

Vivenkapelle lag vóór de fusie op het grondgebied van 3 gemeenten: Sint-Kruis, Damme en Moerkerke. Na de fusie maakte het deel uit van Groot-Damme.

Tijdens het “Jaar van het Dorp” vonden er vooral dorpsfeesten en ontspanningsactiviteiten plaats (77,5%) en slechts 22,5% informatieve en culturele activiteiten. Tijdens de lezing toonde Chantal Bisschop een aantal foto’s van deze folklore activiteiten en dorpsfeesten in dat jaar in Vivenkapelle. Uit landbouwershoek kwam er echter kritiek dat het “Jaar van het Dorp” te veel een romantisch beeld toonde van de landbouw door deze folkloristische activiteiten met oude gebruiken die niet meer klopten met de moderne technieken.

Landelijke Gilden

Was het “Jaar van het Dorp” een keerpunt? Niet voor het platteland, want de bebouwing breidde verder uit. Het was wel een keerpunt voor de Landelijke Gilden. Deze hadden met het “Jaar van het Dorp” een doel om naar toe te werken. Door de populariteit ervan bij de lokale afdelingen mag het “Jaar van het Dorp” als het grote vertrekpunt van de Landelijke Gilden worden beschouwd. De Landelijke Gilden waren ontstaan in 1972 in de schoot van de Boerenbond. Toen werden de lokale parochiale boerengilden geleidelijk omgevormd tot Landelijke Gilden. Na een aarzelende start vonden ze een eigen identiteit als een sociaal-culturele vereniging voor plattelandsbewoners en evolueerden van een vormingsbeweging voor boeren naar een gezinsbeweging voor alle plattelandsbewoners.

meer dan boer alleen 05Ondertussen was er een generatiewissel aan de top van de Landelijke Gilden en kwam er een professioneler personeelsbestand. De nieuwe animatoren waren nu grotendeels hoger opgeleide maatschappelijk werkers, sociologen of pedagogen. Tussen 1978 en 1990 verdubbelde het totale personeelsbestand van 25 naar 51. De werking verbreedde met o.a. plattelandsklassen, hoevetoerisme, gezinswerking, schooltuinen, acties en projecten betreffende de leefbaarheid van de dorpen en het omliggende landelijk gebied en aandacht voor ontwikkelingssamenwerking. Met de organisatie van de “Dag van de Landbouw”, op de derde zondag van september (sinds 1982), probeerde men een correctie ten opzichte van het folkloristische gebeuren door te voeren. Op deze dag zetten verschillende landbouwbedrijven hun deuren open om iedereen kennis te laten maken met de hedendaagse land- en tuinbouw.

In de jaren ’80 kwam het vormingswerk van de Landelijke Gilden onder vuur te liggen door een veranderd cultuurbeleid van een liberale minister. Er kwam meer concurrentie van onder meer sportclubs, hobbyclubs, commerciële activiteiten en de vrijetijdsmarkt. De Landelijke Gilden evolueerden verder naar een plattelandsbeweging die werkt rond plattelandsthema’s, zoals de eigenheid en leefbaarheid van het platteland en de land- en tuinbouw.

Chantal Bisschop gaf als besluit van haar lezing aan dat grote maatschappelijke veranderingen een sterke invloed hebben gehad op de Boerenbond en geleid hebben tot het ontstaan van de Landelijke Gilden. Het was ook een verhaal van mensen waarbij er soms een verschil van visie was tussen de centrale leiding in Leuven en de leden ter plaatse. Uiteindelijk heeft de Boerenbond ervoor gezorgd dat de daling van haar ledencijfers met 13% beduidend kleiner was dan die van andere West-Europese landbouworganisaties.

Bijvoorbeeld de Deense Boerenbond verloor 60% van haar leden en de Nederlandse 25 tot 30%. De Boerenbond is dus eigenlijk veranderd om zichzelf te kunnen blijven en om haar kern (landbouw en katholiek) te kunnen behouden.

Hierna dankte voorzitter Eric Huys de spreekster voor deze heel interessante lezing, waarbij ze slechts een heel klein deeltje heeft verteld van wat er in haar boek staat. De voormiddag werd dan weer afgesloten met een drankje aangeboden door Museum Sincfala.

Marc De Meester
Foto’s: Etienne Decaluwé

Praktische informatie

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.

toegang-felix-timmermanstraat-37 Plaats

Sincfala, Museum van de Zwinstreek
Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist.
Tel. 050 530 730  Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien. 

Parkeergelegenheid

Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat nummer 37 (klik op de foto voor Google streetview)