13/08/1830, Extract uit het verbaal van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland, over het doen van waarnemngen omtrent het Zwin (Zeeuws Archief, Directie, 269)

Gelezen zijnde eene missive van den administrateur voor den waterstaat van den 6e dezer maand n 33,daarbij te kennen gevende dat het, bij de missive dezer vergadering van den 17e juny n° 7 gezonden afschrift van het proces verbaal der conferenten tusschen den gecommitteerden uit de gedeputeerde staten van Oost en Westvlaanderen en Zeeland benevens de hoofdingenieurs van den waterstaat in die provincien betrekkelijk het voorgedragene ontwerp tot verandering en uitbreiding van het kanaal van Brugge naar Sluis ter kennis van Ze Mt is gebragt, en dat hoogstdezelve heeft goedgevonden, in het gedane onderzoek nopens het voorz[ijd]e ontwerp voorloopig te berusten, in afwachting der waarnemingen welke voor de hoofdingenieurs in de drie provincien, omtrent het Zwin zullen worden gedaan en waarvan Ze Mt verwacht dat de uitslag te zijner tijd hoogst dezelve worde medegedeeld; verzoekende de administrateur mitsdeen met den uitslag dier waarnemingen waarmede de hoofdingenieur in deze provincie deze zijde zal behooren te worden belast te worden bekend gemaakt
is goedgevonden

den Hoofdingenieur van den waterstaat in deze provincie van het vorenstaande te doen kennis vragen en denzelven onder toezending van een afschrift van het proces verbaal der gem[eld]e conferenten uit te nodigen om het gehouden overleg met deszelfs ambtgenooten in de provincien Oost en Westvlaanderen de daarbij bedoelde waarnemingen omtrent het Zwin te doen bewerkstelligen en om daarvan jaarlijks in de maand mei, aan deze vergadering een verslag in te zenden. Er zal afschrift dezer bij gel.. missive aan den hoofd ingenieur van den waterstaat in deze provincie tot informatie en narigt worden gezonden.

Op heden den ze[vende juni 1830] … locaal der provinciale staten van Westvlaanderen bij den anderen gekomen de commissie welke door gedeputeerde staten van voorschr[even] provincie als mede door die van Oostvlaanderen & Zeeland uit hun midden waren benoemd, om in gevolge het Koninklijk Besluit van 19 November 1829 n° 104 benevens de drie heeren hoofdingenieurs van De Brock Noel & Van Diggelen te onderzoeken in hoe verre volgens een door gedeput[eerd]e staten van Westvlaanderen, ontworpen plan de vroeger op een grootre schaal beoogde veranderingen in het belang van de scheepvaart van den landbouw & van de militaire verdediging van Oostende & Nieuwpoort zouden kunnen worden tot stand gebragt.

Voorschreven commissie bestonden voor de prov[inci]e Westvlaanderen uit de heeren Sintare & Pecsteen de Lampreel voor Oostvlaanderen uit de heeren van Caneghem & Lippens, & voor Zeeland uit de heeren vis & snouck hurgonje.

Deze heeren, alle verschenen zijnde behalve de heer Sinare die door een onvermagt sterfgeval in zijn familie daar in verhinderd werdt, is de heer Van Severen, als zijnde het eenige in loco aanwezige lid, verzocht gem[eld]e heer in deze commissie voor de provincie Westvlaanderen te willen vervangen, waartoe de heer zich wel heeft willen laten vinden.
Voorts is overgegaan tot het benoemen van een president & secretaris en zijn tot eerstgem[elde] betrekking benoemd de heer Pecsteen De Lampreel, & tot laatstgem[elde] de heer Snouck Hurgronje.

De heer president doet prelectuur van de ministeriele aanschrijving van den 27e 9bre * ten geleide van het hier voren gem[eld]e Koninklijk Besluit van den 19e te voren, als mede van het voorschr[even]e Koninklijk Besluit zelve, en verzoek te heer Hoofdingenieur De Brock van te willen voorlezen z.o. rapport van den 8 Maart 1828 over het bovengem[eld]e te verhandelen onderwerp, & daarbij te willen voegen eene nadere ontwikkeling van het door Z.O.D ontworpen plan.

De heer hoofdingenieur De Brock daar aan voldaan hebbende, wordende meest voorname in voorschreven stukken voorkomende punten bidiscuteerd & * * besloten de zitting tot den volgende dag des morgens ten negen ure … neren ten einde de respect… leden het verhandelde * nu in nadere overweging zouden kunnen nemen & de deliberatien in de volgende zitting met vrucht zouden kunnen worden voortgezet, het geen door alle op zich is genomen.

Dingsdag 8 Juny 1830

Present dezelfde heeren als in de vorige zitting.
Het proces verbaal der vorige zitting is door den secretaris voorgelezen & goedgekeurd.

De president verzoekt de leden als van hunne gevoelens over het voorgedragen plan, ook naar aanleiding van het verhandelde op gisteren te willen voordragen.

De gecommitteerden uit Oostvlaanderen hieraan voldoende gevend aen bij te kennen, dat hoezeer het plan op zich zelve hier voorkomt een goede strekking te hebben, zij evenwel vermeenen op eene min kostbare & even goede wijze de afvoer van het overtollige water uit hunne provincie door de rivier de Eede langs de stad Sluis te kunnen daer stellen & dat zij daaraan te meer hechten, om dat het eerstgem[elde] groote plan nog zeer vele andere voorzieningen in hunne provincie zou te noodzakelijk maken. Dat door de hierbedoelde min kostbare wijze de zelfde hoeveelheid water uit hunne provincie op het zwijn zoude worden afgevoerd, & dat zij alzoo, met mindere kosten, het zelfde doel bereiken zouden, dat zij alzoo niet kunnen erkennen voor hunne provincie in het uitoveren van het gemaakte plan een afdoend belang te hebben, & mitsdien zwarigheid moeten maken, zich daarvoor die op atteringen te getroosten, welke zij * deelen daer van een onmiddelijk gevolg te zijn, liggende voorts over een memorie waarin hun voorschreven gevoelen nader is ontwikkeld.

De heeren van Zeeland hebben almede in een overgelegde memorie, het in overweging zijnde ontwerp in twee deelen gesplitst te weten.

a in dat gedeelte dat betrekking heeft tot het vereinigen der lieve met het kanaal tusschen Brugge & Sluis, ten einde middelen van * voor naar Brugge met te uitloozing aldaar meer in verbind* te brengen.

b in het gedeelte waardoor die afvoer & uitloozing ook zoude plaats hebben op het Zwijn bij Sluis, ten einde de opslibbing van dat vaarwater verder te beletten.
Wat het eerste betreft hebben zij verklaard daarin voor hunne provincie naar hun oordeel niet verder betrokken te kunnen worden dan voor zoo verre daardoor zou te kunnen worden voorgekomen dat de rivier de Eede buiten hare tragels trad & de wederzijdsche landen voor een gedeelte in Zeeland gelegen voor overstroming worden beveiligd, doch dat zij in alle gevalle de wegens voor als nog in geene schikking konden treden, zoo lang het niet was uitgemaakt, welk provincie het zij Oostvlaanderen of Zeeland, de kosten van beveiliging zoude moeten dragen.

Dat wat de uitloozing op het Zwijn betreft daar in slechts een zeer klein gedeelte land in Zeeland eventueel konde deelen, dat dat belang daar en boven voor als nog niet bepaaldelijk bestond, & dat het in alle gevalle gevaarlijk bleef daar aan groote kosten te besteden, zoo lang niet meer genoegzaam konde worden uitgemaakt in hoe verre die kosten hoogstwaarschijnlijk aan het doel beantwoorden zoude.

De heeren van Westvlaanderen hebben hier ook te kennen gegeven dat het door hun ontworpen plan H E G S was voor gekomen voor alle drie de provincien van groot belang te zijn, voor zoo verre het konde strekken van de verdere opslibbing van het Zwijn dat voor de suatie van veele landen in alle drie de provincien onmisbaar is te verhinderen, dat zoo lang dit niet is uitgemaakt zoo als, zij evenwel vermeenden het van zelve sprak dat aan dit plan voor als nog geen verder gevolg konde gegeven worden, doch dat zij de vrees niet konden ontveinzen dat men zich te laat beklagen zouden niet tijdig genoeg tegen de voorschr[even] opslibbing maatregelen te hebben genomen, terwijl de provincie Westvlaanderen het voor zeker niet in bedenking zouden nemen van het gem[eld]e plan alleen ten haren koste te doen uitvoeren.

Na dit alles nader & rijpelijk te hebben overwogen, is vooral in hoofd van het verschil van gevoelen * de meer bepaalde & dadelijk noodzakelijkheid om nu reeds tegen de opslibbing van het zwijn kostbare maatregelen te nemen goed gevonden te verklaren dat de gezamenlijke commissien van oordeel zijn, dat er termen bes*i* van met de uitvoering van het voorgestelde plan, voor als nog niet voort te gaan, maar intusschen de veranderingen in het Zwijn naauwkeurig te doen gadeslaan, waartoe de heer hoofdingenieur van Diggelen heeft te kennen gegeven dat hem uit hoofde van het voorschr[even] verschil van gevoelen aangenaam zoude zijn, dat de gezamenlijke heeren hoofdingenieurs der belanghebbende provincien worden verzocht * jarelijks rapport, waartoe dan ook uit dien hoofde is besloten de nodige voordragt aan gedeputeerde staten der respective[lijke] provincien te doen, waarmede nu de taak der commissien voor het oogenblik geeindigd zijnde is van het verhandelde gemaakt dit proces verbaal in triplo het geen door alle te present zijnde leden zo ondertekend, zullende de overgelegde memorien der heeren van Oostvlaanderen & Zeeland daarneven kopijelijk worden gevoegd.

get. Ph. J. Lippens C. Pecsteen de Lampreel
“ C. Vis, Van Severen, J.J. Hurgronje
“ J.H. Van Caneghem, * V. Diggelen
“ De Brock Noel

Voor eensluidend afschrift
De greffier der staten van Zeeland

13/08/1830
Zeeuws Archief, Directie, 269
1830