In het midden het Jezuskind in lichtroos kleedje op een grasperkje gezeten, blauwe ogen, blonde haren, met rechts aan zijn zij Moeder Maria in grijze en witte gewaden met hoofddoek om. Om hun hoofden een aureool. Maria houdt een schaaltje in haar linkerhand dat rust op de linkerknie van het Kind. Jezus neemt wat graantjes uit de kom en voedert met de rechterhand een duif die neerstrijkt. Links op de okergele aarde pikken witte duiven de korrels op en komen enkele andere aangevlogen. Achter hen een landschap van donkere ceders en bloemborders. In de verte een berg met eeuwige sneeuw. Een wolkenhemel achter een groepje coniferen neemt langzaam de hemel in. Rechts achter Maria de stenen treden van een dorpel naar de ingang van hun huis. Langs de wand klimt vanuit een bloemenheester een wijnrank. Bij de voetplooien van MariaŽs gewaad staat een okergele aarden kruik.