Prent in sepiakleuren van Jezus, zoon van Maria en Jozef die door zijn vader het vak van timmerman wordt aangeleerd. De heilige figuur staat centraal afgebeeld met aureool om het jonge hoofd. Hij draagt een wit lang kleed in de lenden met koord ingesnoerd. Hij bewerkt met een hamer een plank. Hij draagt sandalen met fijne riemen. Rechts staat Jozef met werkschort naar het werk van zijn zoon te kijken. In zijn rechterhand houdt hij een boogzaag die in een werktafel zit. Links achter Jezus zit Maria op een bankje wol te spinnen. Achter haar in een nis staat een vaas met lelies. De werkplaats is open ommuurde plek. Onder de tafel ligt het werkgereedschap als boren, bijlen, winkelhaak en houtschilfers. Een boom laat vanachter een muur zijn kruin boven de plaats groeien. Achter jozef, rechts boven, ontvouwt zich een landschap van heuvels met cipressen en een versterkt gebouw met toren en wallen.