Prent naar Henri Cassiers van een boerengezin op een landweg die kronkelend heuvelopwaarts naar een bomenrij en een stenen molen leidt. Links de vrouw met witte hoofdkap, zwarte jurk en paarse schort boven een paarswit gestreepte rok en grijze schoenen. Bij haar staat een meisje met witte kap, paars hemdje en rood met witte bollen bezette schort boven een zwarte rok op klompen te huilen. De vrouw wijst naar een jongetje rechts, met bruin jasje en bruine broek op klompen dat ook staat te huilen met de handjes voor de ogen. Rechts van het jongetje staat een man met bruine muts, bruine gilet boven een groen geruit hemd en wijde bruine broek met knielappen en klompen. De man houdt beide handen op de rug en rookt een pijp. Links onderaan pikt een zwarte kip wat op van het pad. Bovenaan rechts staat achter een rij bomen een bruinstenen molen. Rechts onderaan het signatuur: een kubus met voorin een letter `UŽ.