1825, Over de toestand van het kanaal Brugge – Sluis (Verzameling der acten van Algemeen Bestuur der Provincie West-Vlaanderen, 16de deel, 1825, Brugge, 1825, 381-382)

Kanalen

Kanalen De vaart van Oostende naar Brugge, zeker een der schoonste kanalen van het Rijk, was tijdens het vorig Bestuur zoodanig verwaarloost dat niet alleen de werken van het kanaal zelve in verval waren geraakt maar dat de aanliggende landen door den slechten staat der dijken met overstrooming werden bedreigd. Door middel van de bereids door Uedel Groot Achtbare sedert 1822 toegestane buitengewone fondsen zal de geheele zuiddijk van dat kanaal welke het land ‘t meest bedreigde in goeden staat van gewoon onderhoud gebragt en zullen de meest beschadigde gedeelten van den noorddijk hersteld zijn

Wat de uitbaggering betreft de vaart is over hare geheele lengte ter diepte gebragt van de slagbalk aan het sas bij de Dampoort gelijk staande met het peil van het nieuw verlengde kanaal tot in Oostende terwijl dezelve van Slijkens tot Stalhille zijnde de helft van hare lengte tot hare primitive diepte het peil der slagdorpels Van het sas te Slijkens is uitgebaggerd De werken op den tegen woordigen aangenomen voet voortgezet wordende zal de vaart van Oostende eerlang geheel op hare primitive diepte gebragt en zullen de dijken tot 2 el boven het achttien voetspeil verhoogd zijn

De sluizen en bruggen in de stad Brugge zijn in goeden Staat van gewoon onderhoud behalve dat de Garmersbrug moet worden vernieuwd en dit kan nog beschouwd worden als tot het gewoon onderhoud te behooren daar men moet rekenen dat er jaarlijks een van de zeven bruggen in de doorvaart van Brugge liggende van zelve moet worden Vernieuwd

pp. 381-382: Bij Gedeputeerde Staten zijn herhaalde bezwaren ingediend over den slechten staat van de provisionele brug over het kanaal van Brugge naar Sluis te Damme. Het collegie zich van den gevaarlijken toestand dier brug overtuigd hebbende, en in overweging nemende dat dezelve niet kan ontbeerd worden, heeft besloten, dezelve te vervangen door eene dubbele ophaalbrug, en autorisatie gevraagd, om de kosten voor het leggen dier brug te bestrijden met het overschot der provinciale inkomsten van 1823.

Het ontwerp van vereeniging van het kanaal van Gend naar Oostende met dat van Brugge naar Sluis, door middel van den aanbouw van twee sluizen aan het sas bij de Dampoort te Brugge, heeft in de vergadering van 1823 voorgelegd geweest.

De nuttigheid van dit werk, waarmede de gearresteerde verhooging der dijken van het kanaal van Brugge naar Oostende in verband staat, en door middel van hetwelk de uitloozing der opperwateren buiten om de stad, en buiten het dok, kan geschieden, en waar door ook, bij eventuele nood, de inundatien der vestingen van Oostende en Nieuwpoort, ten grooten voordeele van den landbouw, met zoet water, in minder tijd en op meerder hoogte dan door de tegenwoordige middelen met zeewater, zouden kunnen bewerkstelligd, zijn destijds door Uedel Groot

Achtbare erkend geworden, dewijl daartoe bereids in de begrooting van 1824, aanvankelijk eene som is uitgetrokken. Dan, daar de provinciale inkomsten zeer bekrompen zijn, en dat dit werk niet alleen in het belang der Provincie, maar veeleer in het algemeen belang,zoude worden daar gesteld, zal dit onderwerp, uit dit dubbele oogpunt beschouwd, andermaal aan deliberatie van Uedel Groot Achtbare worden overgegeven.

1825
Verzameling der acten van Algemeen Bestuur der Provincie West-Vlaanderen, 16de deel, 1825, Brugge, 1825, 381-382
1825