van Heksen en de Boze Vijand
Het Brugse Heksenjaar  1634

Germain Vandepitte

Vervolg op R. de P. jaarg. XXVI, 1984 nr 1, p. 23-40 : Van Heksen en de Boze Vijand - Het Brugse Heksenjaar – 1634  (1)

V. Barbele De Cock

Barbele De Cock, dochter van Guillelmus, was geboren in Burburch onder de cloosterhaghe. Nu wordt de plaats Bourbourg genoemd en ligt bij Grevelinge ten westen van Duinkerke. Bij haar arrestatie verklaarde ze 70 jaar oud te zijn, wat als geboortejaar +/1564 geeft.

Het waarom van haar gevangenneming? Alle elementen waren voorhanden om haar van toverij te verdenken. Onder andere hield ze zich ook bezig met "meesteren" (2), een verboden terrein voor onbevoegden. Het ergste was wel dat het in de mond liep en voortverteld, dat ze een toveresse was en ... eens gezegd, bleef gezegd!

Vroeger had ze wel eens geprobeerd langs wettelijke weg om deze geruchten de kop in te drukken, klaarblijkelijk zonder resultaat. Erger, men hield haar nu nog meer in het vizier, ook van hogerhand. Dat blijkt uit het feit dat de pastoor en de hoofdman tot de slotsom kwamen dat er een drietal zaken toch eens nader moesten bekeken worden. Daar ze zich onbevoegd wisten in deze materie, hadden ze de zaak in handen gegeven van de wet van het Brugse Vrije waaronder ze hoorden.

Einde juli 1634 streken er een drietal souvereisgasten neer op de prochie Slype en vonden er Babele die vertrekkensklaar stond: naar Wilskerke verklaarde ze, om sucrioen te zanten. In plaats daarvan ging de reis naar het gevang in Brugge.

Op 23 juli werd ze ondervraagd door de heer Matanca en de schepenen van dienst. Uit die ondervraging bleek dat Barbele zowat 40 jaar te Brurburch gewoond had bij Guille Zylof, een verwant van vaderszijde. Daar deze met zware kinderlast had af te rekenen, was ze vandaar moeten vertrekken en had ze ongeveer een jaar lang haar brood gebedeld "tot de dure tijd voorbij was" zoals ze zei. Dan kwam ze op Ramskappel in ’ t Veurn’ambacht terecht bij Adriaen (Puvee?) wiens vrouw Jasquemyne noemde. Na een half jaar ging ze wonen bij Pier Ghete en zijn vrouw Pierynkin.

Ze huwde daar uit met haar eerste man, Joos Volckers. Daar Joos weduwnaar was en op Nieuwendamme (3) woonde, trok ze bij hem in.

Van daar verhuisden ze achtereenvolgens naar Slype, Steene en terug naar Slype, waar haar man overleed van de pest. Later huwde ze Denys Vandenbussche en woonde permanent in Slype.

Zoals gezegd hield ze zich bezig met "meesteren" en ze was gevraagd geworden door de vrouw van Gillis Ghevaert om "bussen" te zetten om bloed te laten (4). Die lating, verzekerde de vrouw, was haar voorgeschreven door de "docteur". Ongelukkiglijk was de vrouw kort daarop ziek geworden en ze vertelde dat Barbele haar betoverd had.

Men vroeg haar of ze Claerken, de dochter van Jan Devos en vrouw van Jan Ramant kende.

Claerken leerde ze pas kennen toen ze te Slype kwam wonen. Of ze voor enige jaren haar tegegekomen was, toen zij nog op Nieuwendamme woonde, en de vrouw van Nieuwpoort kwam, dàt herinnerde Barbele zich niet. Al evenmin dat ze van haar een palmtak zou geëist hebben en bij de weigering van Claerken, haar een slag in het gezicht zou hebben gegeven zeggende: "Houtter dat voor!" (Houd er dat voor).

Het bleek later dat Claerken erg ziek had gelegen te Leffinge waar ze toen woonde. Nadien was ze bij Barbele thuis komen aankloppen om haar het verwijt te maken dat ze "haer hadde betoovert ende haer dede sterven duusent dooden zonder te connen sterven, zegghende dat zy haer zoude helpen ofte dat zy haer zoude om den hals bruynghen ofte zelve ter plaetse blyven".

Tegen de vrouw had Barbele gezegd dat ze haar helemaal niet betoverd had en dat ze geleerder personen moest gaan vinden en, voegde ze erbij, dat het geen ziekte was, wel het feit dat ze kind droeg (zwanger was). Claerken had ook aangedrongen opdat ze de geijkte formule "god zegent, god betert" over haar zou uitgesproken hebben om de betovering te breken; wat Barbele zou geweigerd hebben. Daar was niets van: tot driemaal toe had ze die woorden gesproken.

Na aandringen van de heer Matanca en de schepenen, gaf Barbele uiteindelijk toe en bekende dat ze Claerken betoverd had met een slag te geven.

-Ja, koster Matheus Pauwels van Slype kende ze. De beschuldiging dat deze haar had aangetroffen in de weide waar zijn koeien ‘s nachts liepen, loochende ze, zeggende dat ze niet gewoon was 's nachts buiten te lopen.

De historie met haar koeien, toen ze op Mannekensvere woon­de, is niet zo heel duidelijk. Het blijkt dat de berijder drie van haar koeien had aangeslagen en in het schut gezet. Twee van die koeien waren verkocht, en zelf hadden zij en haar man er een ingelost. De opbrengst moest dienen om een schade te betalen-schade waarschijnlijk toegebracht door die loslopende beesten.

-Was het niet zo, Barbele, dat de twee verkochte koeieneven nadien "zwolten"? (5)

Eerst ontkende ze dat te weten. Vervolgens zei ze het te weten van horen zeggen; tot ze na enig aandringen plots verklaarde de waarheid te zullen zeggen. Hoewel ze het haar man had afgeraden, zeggende dat die arme beesten het ook niet "ghebeteren" konden, was hij 's nachts naar het schut gegaan met een kanneken waarin regaal (arsenicum) was. Dat had hij de beide dieren ingegoten.

-Had ze de vrouw van Gillis Gheeten ook niet enige bussen gezet? En waar was ze met dat bloed gebleven?

Op de vraag van Tannekin Aernoudt, Gillis wijf, had ze inderdaad bussen gezet. Het bloed was daar in huis gebleven.

Men zei haar dat het niet waar was en dat ze het bloed in een beker gegoten had. De vrouw had twee of driemaal gepoogd om de beker weg te doen; maar zij, Barbele, had haar deze uit de handen genomen. Dat loochende Barbele ten stelligste.

-Wist ze dat deze vrouw nadien ziek was geworden? En had ze ook Tannekin niet gezegd dat ze betoverd was?

Dat ze ziek geworden was, kon zij niet gebeteren: en wat ze verteld had, daar had ze geen weet van.

-Was ze 's anderendaags niet driemaal voorbij het huis gepasseerd en werd ze de laatste maal bij de terugkeer niet staande gehouden door Tannekin die het zich beklaagde haar te hebben geërgerd en, de handen samenvouwend, haar om de passie Gods gesmeekt had te zeggen: God zegent, God betert.

Barbele zei dat ze daar ten huize ontboden was voor het kind , en dat de vrouw het haar gevraagd had. Driemaal had ze de woorden gesproken, dit uit goedhertigheid.

Nogmaals gevraagd of Tanne gezegd had dat ze haar betoverd had, gaf ze toe dat het de waarheid was; en dat op haar vraag aan Tanne, hoe en van wie ze dat wist, had ze gezegd: "Van den docteur".

-Terwijl ze zei "God zegent, God betert", had ze dan geen plukje garen in de hand, dat ze om en om haar vingers draaide?

Dat had ze niet.

Had Barbele aan de vrouw niet gezegd dat ze haar zou betoveren of dat ze haar een strop om haar hals zou doen, of dat haar man haar zou doodsteken?

Nee!

-Kende ze een zekere Jannekin Janssone (Jansseune?), huisvrouw van Joos Vrombout uit Slype?

Ze kende wel een zekere vrouw genaamd Janne Allewerck; haar man was strodekker.

-Was ze soms niet bij Jan Coppens geweest? en heeft ze daar geen stukje brood gesneden en boter met wat kaas, dat ze aan het kind gaf van Jannekin Janssone?

Daar wist ze niets van en ze was nooit Bij Coppens geweest.

Had ze er kennis van dat deze vrouw erg ziek was geweest en men haar had moeten belezen?

Ja, dat had ze wel gehoord. Niet echter dat ze belezen werd.

-Had ze ooit eens een drankje gemaakt voor pastoor Boudeloot, tegen de scheurbuik?

Ja, maar dat was een drankje om de mond te spoelen, en dat werd bij haar afgehaald door Jacquemyne, de vrouw die bij de paster was.  

Waarover had ze met Jacquemyne gesproken?

Over niets bijzonders.

Toen ze tegenover Jacquemyne haar beklag deed dat men ze voor een toveresse hield, had ze dan niet bekend dat ze bij een tovenaar had gewoond?

Na eerst geloochend te hebben en na "gherest" te zijn, bekende Barbele dat het inderdaad zo was. De man noemde Jan Vandewalle en woonde te Coolhove in Ramcappel. Het was een pachter, gehuwd met Francijnkin. Daar woonde ze een half jaar.

Had ze niet gezegd dat ze daar in het huis dansten? Dat het zo'n fraaie dansinge was? En dat ze dansten rugge tegen rugge? En dat er van alles op tafel lag?

Barbele ontkende; zei dat zoiets onwaar was en dit nooit te hebben gezegd.

-Kende ze in Slype Jacques Speelman? Wist ze dat daar een kind al een paar jaar ziek was en belezen moest worden door de kapelaan van Slype?

Dat hoorde ze inderdaad vertellen.

Had ze gedurende die belezing geen meisje gezonden met een kan om melk te halen?

Ja, ze moest melk hebben om pap te maken; en ze had er ook vandoen voor een plaaster om die op het been te leggen van Passchier, die woonde bij Jooris Beyte (Beyts?). Het meisje dat ze daarheen zond noemde Mary en woonde nu bij Jan Demadere in Wilskerke.

-Heeft men nooit in het publiek tegen haar gezegd dat ze een toveresse was?

Neen, dat niet.

-Men wees er Barbele op dat Cathelyne (Blare?) in het pu­bliek gezegd had tegen haar, bij het schenken van gebrande wijn: "Gij beschenkt ons nu met gebranden wijn; als gij gebrand zult worden, zo zal ik u beschenken met een fagoot (6) om uw gat te warmen". Daarop had zij, de gevangene, toch geantwoord; "Zo, doet gij maar, mijn kind"?

Nee, dat was niet waar! Cathelyne had haar dat nooit ge­zegd!

-Had Jan Caura’s vrouw haar niet gevraagd waarom ze niet reageerde op al de beschuldigingen en aanklachten van Claerkin, de vrouw van Jan Ramant; dat zoiets toch raar overkwam?

Ja, zei Barbele, de vrouw taalde dat. Daarop heb ik ge­zegd dat ik voor dergelijke zaken reeds in proces was geweest bij die van het Proossche en nu geen middel meer had om dat verder te doen.

Daarmee werd de examinatie gesloten. "Welcke confessie by ghevanghene voorenghelezen zynde heeft verclaert dezelve te wezen waerachtich ende verclaert nyet te connen schryven nochte teeckenen."

********

Van dit proces ontbreekt of ontbreken fragmenten, namelijk deze van de tortuur die Barbele zonder twijfel heeft ondergaan en waar haar vragen gesteld werden over de gebruikelijke tema's, zoals: den boozen en haar betrekkingen met hem. Hoe hij met haar kontakt zocht en kreeg; over de duivelsmerken en de vergaderingen die ze bijwoonde. Het blijkt ook dat ze poeder kreeg van de Bozen.

* * *

Op tweede oktober vinden we Barbele terug in de ultieme zitting. Na voorlezing van al haar afgelegde verklaringen, wer­den nog enkele bijkomende vragen gesteld.

-Of ze Claerkin door het aanraken of haar een slag te geven, betoverd had?

Het dunkt me, zei ze, dat ze een palmtak had geëist en dat ze haar dan aanraakte of sloeg.

-Men wees haar er op dat ze bekend had poeder te hebben gebruikt om haar te betoveren. Ontroerend is dan het gelaten antwoord, vol overgave: "Is 't gezeid, dat het gezeid blijve!"

-Ook de zaak van haar koeien werd nog even aangeraakt. Ze bevestigde dat haar man, geholpen door hun knape, de koeien het regaal had ingegoten. Door de zaak met de koeien was ze zo mistroostig geworden, dat ze geen weerstand had kunnen bieden aan de Bozen, toen hij bij haar kwam als ze om water ging.

-Gevraagd werd hoe hij haar voorkwam.

Als een godswille, antwoordde ze (7).

-Op de vraag of hij haar ook bekend had, zei ze simpel:"Ja hij".

-Had ze niet meer dan één teken van hem ontvangen?

Neen, enkel één. Daarbij stond ze recht om haar hoofddoek te ontvesten (8) om het teken te tonen op haar hoofd.

-Was het lang geleden dat ze de Bozen voor het laatst zag? Ja, zeer lang, maar ze had er nog van dat poeder, en dat had ze gelegd op een stenen plaat in het huis waar ze laatst gewoond had. Nu lag het er niet meer, daar ze het weggesmeten had. Had ze dan niemand herkend toen ze naar de vergadering ging?

Neen, want ze droegen maskers. Het waren er zeven of acht die daar aan tafel zaten. Zij was ooit maar één keer op een vergadering. De Bozen was haar thuis komen afhalen.

-Had ze soms nog iets te zeggen?

Neen. Ze bidt er de Heren om, dat ze het kort zouden willen maken.

En de Heren maakten het kort!

"Den 3n October 1634 ghecondemneert Barbele Volckers ghestraft te worden mette viere voor het Vrije alvooren ghewoelt zynde ende daernaer haer lichaem te transporteren buuten de stadt ende aldaer te hanghen aen een staecke, met confiscatie van goedinghe in proffytte van zyne Mt. (Majesteit)

get. P. de Moncheaux.

Bron: Rab., Brugse Vrije, reg. 17048, f° 240 r° 245 r° en 264 v° 265 r°.

Voetnoten

(1) Vervolg op R. de P. jaarg. XXVI, 1984 nr. 1, p. 23-40

(2) Meesteren: geneeskundig behandelen.

(3) Nieuwendamme: fort aan kruispunt IJzer-Vaart naar Duinkerke, nabij Nieuwpoort.

(4) Busse: Verdam, Middeln. woordenb. Busse: laatbus als medisch werktuig.

(5) Zwolten: G. Gezelle in Loquela: van zwelten = kapotgaan. Zie in dit nr van R.d.P. Mededelingen, p. 87.

(6) Pagoot: De Bo, mutsaard, bussel hout.

(7) Een godwille: als een bedelaar. Om godswille gaan= bedelen.

(8) Ontvesten: De Bo: vesten is hechten, vestigen, vastmaken. Ontvesten= losmaken, losknopen.


 

Van Heksen en de Boze Vijand - Het Brugse Heksenjaar

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1984
02
051-058
Els Van Broeck
2023-06-19 14:37:15