Lisseweegse parochierekeningen uit de 2e helft van de XVIIe eeuw- Deel 1
Germain Vandepitte
Uit een vorige bijdrage (1) bleek dat de inkomsten van de parochie uitsluitend voortkwamen uit de belasting gelegd op de landerijen en de molens.
Van 1650 tot 1653 werden de neringdoeners eveneens belast op hun verdiensten.
Hier volgen deze categorie belastingbetalers voor het jaar 1650.
Jan Vereecke, meulenaere 10 pond (dorpsmolen)
Jan van Lovene, idem 5 pond (Zwankendamme)
Jan Lucx, tavernier ende brauwer 2 pond
Guilliaume Coppeye, backer 10 sch.
Lowijs Deraet, waghenmaeker 3 sch. 4 gr.
Jan Behaegel, idem 10 sch.
Wed. Jan Denoot, wijnckelier 10 sch.
Rijnier Aldeyn, gareelmacker 10 sch.
Passchier Van Breedenraede, beenhouwer 4 sch. 4 gr.
Walram Rombout , timmerman 5 sch.
Adriaen Desmit, idem 5 sch.
Jacques Vandenbroucke, schipper 3 sch.
Jan Van Wijnsberghe, idem 4 sch.
Pieter Vercruysse, tavernier 3 sch. 4 gr. (Zwankendamme)
Gillis Van Laey, smidt 20 sch.
De jaren daaropvolgend schijnen deze neringdoeners niet meer belast, tenzij de twee molenaars. Tot in 1680, Pieter Moret en Claeys Pieters uit hun krammen schoten en een rekwest of verzoekschrift indienden: dat zij alleen als neringdoeners werden belast en dat op de andere parochies de molenaars niet moesten betalen. Inderdaad doorslaande argumenten en die in goede aarde vielen: want vanaf 1683 vinden wij de post neringdoeners terug in de rekeningen met de globaal geinde som, benevens de aparte vermelding van de molenaars die ... betalen zoals te voren.
Voor 1695 is er opnieuw een geqetailleerde lijst van neringdoeners voorhanden; en het zou zonde zijn er zo maar overheen te stappen.
- Tauxatie der Neiringdoeners en Cortsitters -
Michiel Van Troyen en … (naam ontbreekt), meulenaers op heurlieder neringhe tot 2 pond gr. (2)
Pond / sch. / gr.
Joos Verhouve , brauwer en brandewijnstoker 3 13 10
Ghildolphus Wijtgeer, matsenaere 0 4 0
Jan Dereede, cuyper 0 15 0
Jan Carel Brocket, waeghenmaeker 0 13 6
Jacob Bert, chirurgien 1 0 0
Frans Henan (w), timmerman en winkel 1 0 0
Jacob Henan (w), idem 0 16 0
Pieter Messelijn, smidt 0 8 0
Jacob Beyens, gareelmaeker 0 10 0
Cornelis Terwe , winkelier 0 6 8
Amandus Seghers, stroydecker 0 7 0
Frans Wijtgeer (Witgeer ), matsenaere 0 4 8
Jan Deswel, hovenier 0 6 8
Isaek Goedenne, brauwer 0 15 0
Frans Vandepitte, matsenaere 0 4 8
Lieven Verheye, smidt 0 8 0
Adriaen Deganck, tavernier 0 10 0
Anthone Tarde, smidt 0 6 6
Frans Moerman, schipper 0 4 8
Frans Boone, tavernier 0 16 10
Jacob Verlijnde, tavernier 0 16 10
------------------------
Totaal 16 - 07 - 10
De belastingen te betalen door de "thiendeheffers" van de bisschop van Brugge, werden door dezen rechtstreeks aan de parochie betaald. (3)
"Up de plaetse int dorp" lagen er enkele roeden land die verpacht werden aan een drietal dorpelingen. In de rekening 1664/1665 wordt er zelfs melding gemaakt van het verpachten van het recht mest te rapen in het dorp. Daarvoor betaalde “de mestraeper" Anthone Demeulenaere, 30 schel. gr. voor één jaar. Onder mest wordt hier verstaan de uitwerpselen van de dieren op straat (4). Een herinnering ... er bestond zo iets als een str... straat en nog niet zo heel lang geleden zou een mestraper er driemaal daags gouden zaken gedaan hebben.
Volgens de “betèrdinghe” gedaan door Hendrik De la Porte in 1662, bedroeg de belastbare oppervlakte 3540 gemeten 53 roeden, met daarbij 526 gemeten 1 lijn 13 roeden grondgebied Lissewege maar onderhorig aan Dudzele Ambacht. De meting van Jacques Lootijns gaf in 1671: 3534 gemeten 76 1/2 roeden, plus 526 gemeten 1 lijn 12 roeden onder het Ambacht Dudzele, plus nog daarbij 178 gemeten 39 roed. "cannonninck lant". Vanaf 1685 werd de betèrdinge gebruikt die was opgemaakt door Jan Missiaens:
Vrij land 3536 - 1- 5
Kanunnikenland 179 - 2 - 38
Amb. Dudzele 526 - 1 - 11
-----------------------
Totaal G. 4242 - 1 – 54 roeden, belaste oppervlakte.
Waar vroeger één rekening gemaakt werd, die alle uitgaven omvatte (binnencosten en uytsent), zien we vanaf 1676 dat ze gesplitst wordt in twee delen: de ommestelling van de binnenkosten en de ommestelling van de uytsent . In 1691 en de vier volgende jaren, komt er nog één bij: de ommestelling van de contributiecosten" d.i. de onkosten van oorlog en schatting. Zo vormen deze rekeningen samen telkens een afzonderlijk register.
De betalingen werden gedaan met “gelicht geld" (5). Deze leningen werden gedaan bij instellingen (kloosters, hospitaal) of bij partikulieren. Zodra de ommestelling was gedaan en de belastingen geïnd, werden de geleende sommen terugbetaald, verhoogd natuurlijk met de intrest, gewoonlijk "de penninck 16". (6)
Ieder maal had men dus posten “gelichte gelden” en “terugbetaalde gelichte gelden”, hoewel niet noodzakelijk in hetzelfde boekjaar; bv. :de speciaal geleende som van 200 pond bij de weduwe Jacques Scharre, tot het bestrijden van de pestepidemie in 1668, werd eerst terugbetaald en geboekt in de rekening 1672/73.
In de rekening 1663/64 treffen we de eerste opgaven aan van niet aangezui-verde belastingen. Zij komen voor onder de hoofding "Remysen". Deze posten omvatten de schulden van de parochianen die ofwel gedeeltelijk hadden betaald, of in het geheel niet konden betalen , of die onvermogend gestorven waren.
Deze rekeningen werden van jaar tot jaar overgedragen tot ze, ofwel betaald werden, ofwel tot de schuldenaar van armoede was gevlucht of volkomen berooid gestorven was en de opbrengst van zijn schamele huisraad soms niet eens de kosten van de venditie kon dekken. Achteraf komen we daar nog op terug aangezien het nauw samenhangt met, of beter het gevolg is van, de zware belastingen ingevolge de oorlogen.
De uitgaven voor parochiekosten? Daar is weinig of geen verandering in en het zou slechts leiden tot herhaling. Nochtans willen we hier een bont allerlei met het voornaamste laten volgen.
Op 2 januari 1653 werd een lening van 500 pond aangegaan door de hoofdman en de parochianen "tot betaelen van de oncosten van de nieuwe camere (7) van het huus van de pastor van dese prochie". Deze camere kan wel het herenhuis zijn, dat er nu nog staat. De kosten bedroegen 715 p 15 sch 10 gr. De leiding van de werken was in goede handen: WalramRombout sto.ut hier geboekt voor Lb 8/6/8 "over reste van vollebetalinghe van 208 p 6 Bch 8 gr daerinne begrepen alle presensies soa van leveren en maeckenvan denieuVle camerevan pastors huus". Verder nog posten voor het leveren van materialen, tot de Lb 1/5/10 toe, die men aan de Speypoorte als tol heeft betaald. Meestal werd het materiaal vervoerd per schip.
Geeraard Dherbe, de parochieontvanger, had het geld voorgeschoten van de verhuis van meubelen en "goedinghe” van de heer pastoor, van Koekelare tot Lissewege. Deze pastoor was Jan Van Esch, als opvolger van Jan De Craene (8).
Van 1650 tot 1657 werd de Gilde van St. Sebastiaan ook belast: "de gilde van St Sebastiaen is 75 roen groot" dit tot 2 pond 11 schell. gr sjaers.
In de rekening van 1657/58 komt een post voor van gevangen dieven “met eenich goet dat sy ghestolen hadden”, die naar Brugge gevoerd werden met de wagen van Joos Nayaert.
Jan Van Vondele, de koster, werd 16 pond uitbetaald in 1660/61 “ter redemptie van syne jaerlicxe ommeganck welcke tusschen de voornoemde Vondele ende de generaliteyt syn veraccordeert". Dergelijke post komt in latere jaren meer en meer voor. Het gaat over de uitkoop (of schadeloos-stelling) voor de natura die de koster toekwam uit hoofde van "zijn recht van de ommegangen”. De natura bestond uit “terwe, vleysch ende eyeren welcke dese prochiaenen jaerlicx schuldigh en ghewone syn te gheven”. Sommige jaren schijnt die natura geheel of gedeeltelijk achtergebleven; vandaar het verschillend bedrag van de uitkoop.
Vanaf 1650 wordt er gewag gemaakt van de Bisschop van Brugge die kwam om de kinderen te vormen. Dit bracht vroeger ook zijn kosten mee, ja maar die werden gedeeld door prochie en kerk. In 1662 ontvangt Pieter Vande Weerde 6 pond 19 schell. 1/2 "voor spyse en suyckerbancket omme daer-mede te tracteeren den Hoog. Eerw. Heere den Bisschop van Brugghe op den 28 Juli int visiteeren van de kercke ende vormen van de kinderen” (9).
In november 1664 werden tal van mannen opgeroepen "omme te renforceeren de dycken van de Coolkercksche vaerdt teghen de vloedt der wateren" (10). Dit schijnt wel ernstig te zijn geweest, want om de onkosten te vergoeden door de parochie gemaakt, werd door het bestuur van het Vrije een vergoeding van 22 pond 17 schell. 6 gr. toegestaan aan de gemeente.
Eén keer goed is niet altijd slecht! En geen zorgen voor morgen! In oogst-maand 1665 hadden de schotters van St. Sebastiaan "de silveren pijl" gewonnen te Zuienkerke. Een feest natuurlijk (hoe zouden we zelf zijn!). De waard Jooris Kesteloot van Zuienkerke werd naderhand, zonder veel gemopper, zijn rekening van 7 pond 10 schell. gr. uitbetaald door de parochie ontvanger. Deze had dit heugelijke feit met fraaie hand ingeschreven bij de “binnenkosten” van de prochie. In de rand werd bij kontrole door de burgemeester van het Vrije naderhand bijgeschreven: "roye, is de prochie niet raeckende maer wel de schotters" (11). Zodat de schutters zelf het gelag mochten betalen. Doet dan al uw best, de parochie ter ere!
Pieter Cordier "schrinwerckere" ontving in 1669/70 de som van 10 pond “over het derde part" om zitseIs te maken in de kerk voor de hoofdmannen. De twee andere derden werden betaald door "die van de kerke".
In 1680 komt een post openbare werken voor, en wel "het verleggen van de calseyde int dorp van de steenebrugghe tot aan de schotterije”. Voor dit werk had Cornelis Dhondt 178 "bruwetten" zand en 37 voeren keien te verwerken gekregen, tegen een vergoeding van 7 pond 3 schell. 4 gr. Pauwel Witgeer kreeg 4 pond voor het verleggen (herleggen) , en , ere wie ere toekomt: nu zijn er geen zo’n kasseileggers meer! écht deugdelijk werk was het! Geloven moet U het niet; maar U kunt nog altijd gaan kijken!
Dezelfde “calseyde" werd ook getrouw gereinigd en "het slick uytghevoerd” door Carel Bracket. Zijn opvolger was Jooris Marannes. Daartoe hadden ze een "cordewaeghen" in gebruik, die zo nodig op parochiekosten werd hersteld. Stant Broeke met zijn ezelgespan uit de jaren 1930, was al heel wat meer gemoderniseerd daartegenover!
Op 14 oktober 1683 waren de inwoners opgeschrikt geworden door brandalarm. Ieder kende en deed zijn plicht. Nadat alles gekoeld was, bleef Jacques Demaeckere zitten met een rekening van 2 pond. Onze Jaak was herbergier. Zouden ze met bier geblust hebben?
Voor de reparaties aan de "steenen brugghe int dorp" kreeg Jacob Mahieu 1 pond 6 schell. gr. Wie de rest zou betalen, dat moest het hangende proces (12) uitwijzen, tegen de "sluysmeester van Eyensluys". Misschien is het proces nog hangende, want meer daarover is er later niet te vinden.
Niclaeys Labieke had, voor 20 schell. gr, een nieuwe trommel geleverd aan de parochie; dit in het jaar 1677/78. Waartoe dat ding diende, ben ik uit de rekening van 1690 te weet gekomen. Carel Bracket ontving 10 schellingen "ende dat over het slaen van de trommel in den alarme ende opgaen van de wacht".
De Berijder Jan Baptist De laporte kreeg in 1691 opdracht voor het aanleggen van het register van de paarden en de veulens, alsook het bijhouden ervan, mits elke maand verslag uit te brengen. Ook moest hij “passavants ende certificaten” afleveren. Dit waarschijnlijk bij aan- en verkoop (13).
De hoofdmannen stonden voornamelijk in voor de gemeentelijke financiën en alles wat er betrekking op had. Het was ook de hoofdman, die de officier opdracht gaf zijn rondgang te maken op de parochie om de onderdanen aan te zetten hun belastingen te betalen; om slechte betalers te dwingen en om van de onvermogenden de opbrengst van hun werk te laten verkopen door de stokhouder tot het voldoen van hun schulden?
Als ze nu na alle gedane moeite, de vruchten zagen van hun gemeenschappe-lijke arbeid, stegen er vanwege de hoofdmannen luide klachten op, opgescheept als ze waren met "soo vele slechte soorten gheld soo seeuwse cluyten ende stuyvers" (14). Dat kostte minstens weerom een reis naar de wisselaar in de stad, en nog was het verlies voor de parochie. Immers hoe menig zilveren of gouden munt was aan de randen afgesneden, zodat ze in waarde verminderd waren door gewichtsverlies. En hoeveel soorten geld waren er niet in omloop, als men bedenkt dat ons land, om het zo maar te zeggen, tot oefenplein diende voor de legers van de aangrenzende landen.
Om de lijst aan te vullen, in de vorige bijdrage begonnen, geven we hier de hoofdmannen uit de periode 1650 - 1700.
1650/51 Blasius Debets en Marijn Gheyle
1651/53 Marijn Gheyle en Maerten Devos
1653/55 Pauwel Van Ramsbeke en Jan Uutterwulghe
1655/60 Jan Uutterwulghe en Christoffel Debrune
1660/62 Christoffel Debrune en Pieter Vande Weerde
1662/65 Pieter Vande Weerde
1665/69 Michiel De Lieu
1669/78 Thomas Gauloose (Gauweloose)
1678/79 Maerten Golle (wegens ziekte van Gauweloose)
1679/82 Thomas Gauweloose
1682/90 Vincent Golle
1691/98 Michel Dyserinck
1699 Adriaen Uutterwulghe.
Vanaf 1662 is er maar één hoofdman meer te Lissewege. De hoofdmannen werden aangesteld in verhouding tot de oppervlakte van de parochie. Van vermindering is hier geen sprake, dus kan daar de reden niet te zoeken zijn. Misschien is het een afbreken met een nutteloze gewoonte, daar de tweede hoofdman, voor zover ik kan oordelen, hoogstens eens als plaatsvervanger van de eerste fungeerde.
Het verdrag van Munster in 1648 bracht de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Terwijl de noordelijke staten een ongekende vlucht namen op gebied van handel, scheepvaart, kunst en wetenschap, ging in het Zuiden bijna alle schittering verloren. Bovendien waren de rustige jaren eerder zeldzaam. Telkens weer doken, nu hier dan daar, vijandelijke legers op. En waren deze er niet, dan bleven er nog altijd de Spanjaarden of hun geallieerden. Daarbij kan men nog voegen, de verschrikkelijke pest jaren van 1665 tot 1668, die dood en ellende brachten in ons land en ook daarbuiten.
Wel zijn er ekonomisten (15) die menen dat dit tijdperk te donker werd afgeschilderd en men fel overdreven heeft. Dat zelfs handel en nijverheid zich gedeeltelijk herstelden. Maar kan dit ook van de landbouw gezegd worden, de hoeksteen van de ekonomie? Hoe was de toestand op het platteland?
Te Lissewege werd in 1650/51 een totale belasting geheven van 10 stuivers op elk gemet land, waarvan 4 stuivers "tot betaelen van de oncosten van het logement vande spaanse troepen" en als aandeel van de parochie in de lasten van het "noortquartier"
De rekening van 1658/59 geeft ons al een ommestelling van 24 groten, waarvan de helft “omme te betaelen het nodich onderhoudt tot beletten het uytloopen ende ander desorders die souden moghen gheschieden by het krieghsvolck".
Rekening 1662/63 een belasting van 5 schellingen 2 groten per gemet.
“ 1666/67: 6 schell. 1691 : 19 schell. 4 gr.
“ 1668/69: 11 schell. 8 gr. 1692 : 1 pond 6 schell.
“ 1672/73: 8 schell. 8 gr. 1693 : 1 pond 3 schell. 3 gr.
“ 1674/75: 11 schell. 4 gr. 1694 : 1 pond 7 gr.
" 1683/84: 15 schell. 4 gr. 1695 : 1 pond 15 schell. 1 gr.
" 1689 : 12 schell. 1696 : 1 pond 12 schell. 9 gr.
“ 1690 : 1 pond 6 schell. 6 gr. 1697 : 1 pond 14 schell. 2 gr
Vanaf 1689 tot en met 1695 moest een speciale contributie worden betaald ten voordele van de Franse Kroon (16): 5 schell per gemet in 1689 en 1690; 10 schell. in 1691 en van 1692 tot 1695 was het 7 schell. 2 gr.
De verhoging vanaf 1663 schijnt al dadelijk zijn uitwerking te hebben gehad.
In de rekening 1664/65 treffen we alvast de eerste belastingsplichtigen aan, die in 't krijt bleven bij de parochieontvanger.
Deze posten komen voor onder de hoofding "Remysen" (= niet ontvangen geld). Geeraerd De Wilde bleef schuldig voor 1663, de som van 7 pond 8 sch. gr. voor zijn lasten op 34 gemeten 12 roeden. Zijn yruchten werden daarom openbaar verkocht door de stokhouder.
Frans Caekelbont en Pieter Mertens waren beiden "teenemael insolvent" zodat er langs die kant niets meer te rapen viel.
Een meer uitgebreid overzicht krijgen we vanaf 1676/77, de rekening waarin de achterstallige posten behandeld worden.
De Weduwe Adriaen Van Houtte bleef schuldig voor 1665/66 de som van 5 pond 5 scell. 5 gr.; maar de weduwe had het sterfhuis verlaten, "gheabandonneert" (17) zoals er geschreven staat.
Jacques Degroote was insolvent gestorven met 1 pond 4 schell. schuld.
Pieter Van Sassen, ook insolvent, was "van armoede gaan vaeren op zee".
Er bleven ook 10 pond 1 schell 3 gr. staan van verschillende kleine gebruikers. Voor het eerst wordt ook vermeld dat er land was "vague ghebleven". Deze vaag of ongebruikte landen betekenden voor de parochie een min ontvangst van 23 pond 1 schell.
Voor 1677/78 bedroeg de remise in het totaal 144 pond 11 schell. Jooris Beertens bleef met 12 pond 15 schell. in 't krijt, als rest, en dit nadat hij al zijn vruchten had zien verkopen. Adriaen Van Breedenraede bleef voor 1675/76/77 met een restant van 9 pond 6 schell. en dit “weghens swaer last van contributie ende het logement van de hollanders teenemael insolvent gheworden”.
Aernoud Vandersticke "teenemael aerm”: 5 pond 9 schell. Philip Cordonnier 14 pond 12 schell. ook insolvent gestorven "ende de weduwe uytgheschut ende ghebleven met groote last van kinderen”. Guill. Ghevaert 3 pond 4 schell., insolvent geworden.
De Berijder Roucourt, die belast was geweest voor 550 roeden die vage geble- ven waren in 1676/77, is insolvent gestorven. Jacques Poire insolvent “door swaer last van contributie”. Quinten Brouckaert insolvent. Tobias Braeckens, geheel uitgeschud: 13 pond 7 schell. Jan zoon van Lowys Luycx “die te voren altijt wel betaelt heeft en op het onvoorzienst van zijne lantheere oock is uytgheschut": 8 pond 13 schell.
Er staan 29 pond 7 schell. over de rest van het gebruik van Claeys Labeke, gehuwd met de weduwe van Ghysebrecht Naeyaert insolvent gestorven; en Labeke heeft ook niets om te betalen daar hij dagelijks hard moet werken voor de kost (18). Claeys Masseyn 12 pond 15 schell. : “ten uytersten aerm ende schaes en weet waermede vrauw ende kinderen den cost te gheven" . Laureys Denijs "insolvent ghestorven ende de weduwe ende kinderen onderhouden van den aerme". Philip Saels, insolvent “ende weghghetrocken”.
In 1678 lagen er op de parochie 22 gemeten 62 roeden vaag. Op een nacht was Jan Schaephooft wegens zijn schulden gevlucht met achterlaten van zijn kind.
De remisen van 1681 bedroegen 38 pond 5 schell. voor 29 landgebruikers.
Voor 1682: 22 pond 11 schell. van vaagland en 43 pond 5 schell. van verscheidene arme gebruikers "ende fugitieve persoonen" (19).
Het jaar 1683 geeft ons Pieter Bollengier “dewelcke nerghens meer bekent is ". Tobias Braecken en Guill. Bogaert, insolvent en weg van de parochie. Laureys Fockedey, wiens goederen verkocht werden en de ontvanger nog tekort kwam. Jacques Polleyn, Vincent Riet, Pieter Strije: insolvent. Er lagen 42 gemeten 2 lijnen 31 roeden vage.
In 1685 waren het al 142 gemeten 2 lijnen 16 roeden à 9 schell. 1 gr. het gemet. Daarbij nog de onkosten van 11 gemeten 14 roeden van Mevrouw Wouters die in 1683 ook vaag lagen. Plus nog 41 gemeten 2 lijnen 63 roeden zijnde de hofstede (20) van "den heere Greffier Van Maldeghem" die in 1685 ook al vage lagen.
Als insolvent voor 1687/88 hadden we: Pieter van Aast, Gillis Burghgraeve,
Pieter Croes, de weduwe Frans Cordonnier, Laureys Dullaert, weduwe Jacq. Enjon, Heynderick Parvoet, Ph. Haeckx. Pieter Lambrecht was enige tijd dood en de weduwe was hertrouwd met Berthelomeus Citoor; maar deze, in plaats van de schulden te betalen, had de plaat gepoetst met al zijn goederen (18). Adriaen Van Nieuwmunster: uitgeschud en (wat een opluchting) "eyndelinghe van de prochie verhuyst". Jooris Devos, overleden en het sterfhuis verlaten; schuld: 22 pond. Dit jaar lagen er 149 gemeten 2 lijnen 24 roeden vaag.
In 1690 waren het omtrent 130 gemeten. In 1691 reeds 168 gemeten. Joos
De Clerck zat dit jaar ook in slechte papieren. Hij kon zijn schuld, de rest althans, ten bedrage van ... 15 schell. 11 gr. niet betalen. Dan maar het hebben en houden van Joos verkocht. Maar ... de totale schatting van zijn meubilair bedroeg deze som nog niet. Als verder slachtoffers: Tobias De Clerck, Vitalis Van Hecke, Roeland Naeyaert en Jan Eeckhout. De voornaamste: Jan sturtewaeghen stond voor 103 pond in 't krijt voor het jaar 1690/91 en in 1692 was hij gevlucht "naer het quartier van Holland". Dat jaar lagen er niet minder dan 218 gemeten ongebruikt.
In 1694 waren het al rond de 300 gemeten; om als maximum tot 380 gemeten te stijgen in 1695. Dit op een totale oppervlakte van 4242 gemeten.
In het jaar 1692 moesten 300 pond geleend worden om twee achterstallige "paiementen" te doen aan de ontvanger generaal, en die prompt moesten betaald worden. Er was geen ander middel dan een lening, zoals de schrijver mededeelt: "ten waere met een totale ruyne van veele persoonen".
Dit is de triestige balans, met een saldo dat maar al te klaar de toestand weergeeft waarin de landgebruikers, vooral de kleinen, zich bevonden. Om grond te laten vaag en ongebruikt liggen, goed labeurland, daarvoor moeten er voor de Vlaamse polderboer meer dan dwingende redenen bestaan hebben. Dat schets ten volle hoe onmachtig zij waren om er iets aan te verhelpen .. en meteen hoe groot de nood was. " ... die tevooren altijt wel heeft betaaelt...; ... door de Swaer last van contributie ... en het logement van hollandsche soldaeten ... " zo schreef de ontvanger Jan Baptist Vleys in zijn rekeningen, en die kon het weten: dit waren de oorzaken die hij aanwees.
Zo was de toestand op een plattelandsgemeente met enkel landbouwuitbating.
Deze vage landen brachten toch nog iets op. Ze werden gedeeltelijk althans, verpacht als hooiland. Dit bewijzen tenminste de rubrieken: verpachte vage landen, en de posten voor leveringen van groenvoeder, komende van partijen verpachte vage landen .
(wordt voortgezet)
Nota's :
-----------
1. Rond de Poldertorens, 4e jaarg. Nr 3.
2. In de rekening 1696 is een navordering te vinden van 9 pond. voor de jaren 1694/1695. Maakt dus dat ze 9+2 of 11 pond belast waren.
3. Thiendeheffers: De bisschop was tiendenheffer, de onderhorigen tienden gevers. Tiendenrecht volg Verwijs: oud recht oorspronkelijk een kerkelijk recht, later overgegaan op leken en instellingen. Een tiende van alle opbrengst kwam de tiendenheffer toe.
4. Mestraeper: was eertijds een beroep; meestal in de steden (voorlopers van de huidige reinigingsdienst). P.Lindemans: Gesch. v. d. Landbouw in België.
5. Ghelicht geld: geleend geld. Verwijs: geld oplichten, opstrijken. Zie ook nota 19: ... dese rendant gelicht sijnde van sijne ontfangh ... = ontheven uit zijn funktie: hier de ontvangerij v. d. parochie.
6. Deze nota weze een verbetering aan het artikel: "De Pest in Lissewege anno 1668" - in ons vorig nummer, bladz 18, 6e alinea. Lees aldaar: Op 10 sept 1668 werd met medeweten en toestemming van de Heren van het Vrije tegen "den penninck zesthiene" de som van 200 pond groten Vlaams geleend . (De verwijzing Nr 8 aldaar, vervalt).
7. Camere: Verwijs: huisje, woonhuis. Mnd zelfs een vorstelijke woning.
8. L. Dendooven, Ter Doest 1958: De ommegang van Lissewege, blz 30.
9. Vorming: had plaats in 1650 - 1662 - 1672 - 1676.
10. De Coolkercksche vaert: De Flou: ook Varsche Vaert; d.i. heruitgegraven Oude Zwin.
11. Roye: De Bo: rooien= doorstrepen; een woord rooien. Hier een post schrappen.
12. Hangend proces: Heideland V.P.: Jan Handers, Van criminele saken ende quade feyten, blz 167: Processtukken werden eertijds samen gebonden in de pleitzak die opgehangen werd aan een spijker in het advokatenkantoor. Vandaar: het proces hangt, is hangende
13. Placaetboeck van Vlaanderen, 2e deel, blz 924-26: Ordonnantie van 20/1/1691 en 8/5/1692: ieder ondersaet ende inwoonder deser provincie onder sijn bewelt hebbende eenig peerdt ofte peerden, deselve binnen derden daege naer de publicatie deser, behoorlyck aen te geven en kenbaer te maecken ter Register van den gonen daertoe in elck district gestelt. - Ook de veulens vanaf drie maanden moesten ingeschreven zijn: ord. van 27/2/1694.
14. Jarenlang komt de klacht over slecht geld terug en de hoofdman vraagt een vergoeding voor zijn reis en zijn moeite.
15. J.A. Van Houtte, Mededelingen v. d. Koninkl. Vlaamse Akademie van Wetenschappen, 1953. Jaarg. XV nr 8 - XVIIe Eeuw, ongelukseeuw? - De schrijver geeft te kennen dat begin van de eeuw zeer voorspoedig was voor de landbouw. Op het einde van de eeuw was de toestand veel slechter. Nochtans dient op dit punt nog veel onderzocht. - In zoverre schijnt de schrijver wel gelijk te hebben en klopt het met de aangehaalde feiten.
16. Deze speciale contributie moest betaald worden aan de Franse kroon, hoewel het Brugse Vrije niet door de Franse troepen was bezet. Maar Spanje was zo goed als machteloos en de Fransen waren wel uitgeput, maar ze hielden veel van ons grondgebied bezet, van waaruit ze de bereikbare gewesten oorlogsschatting deden betalen op straf van executie. Zo kwam het dat onze mensen tegelijk belastingen moesten betalen èn aan de Spaanse èn aan de Franse kroon. Deze contributie omvatte voor Lissewege:
5006 gulden 5 stuivers
den stuyver per gulden 230 " 6 "
voor sauvegarde speciaal 60 " 0 " samen :
voor 2 particuliere sauvegarden 60 « 0 « 7035 gulden 19 st.
voor 29 coeyen à 24 gr. ieder 696 " 0 " of:
voor 1639 rations fouragie 983 " 8 " 1175 p.19 sch.10 gr
Ommegesteld kwam dit op een belasting van 7 schell. 2 gr. per gemet.
De contributie moest betaald worden te Kortrijk of te Rijsel. De fourage moest geleverd worden naar Kortrijk.
17. Abandonneren: bij Verschueren: afstand doen. Hier een sterfhuis: een sterfhuis waarvan de erfgenamen alle recht op erfenis opgeven. Men kan een erfenis aanvaarden of verwerpen. Zo de weduwe hertrouwde kwamen de nagelaten schulden ten laste van de gehuwden.
18. Het geval van Claeys Labeke en dat van Berth. Citoor illustreren de vorige nota.
19. Uit de ommestelling uitzend 1682: ... ende 43 pond 12 sch. 10 gr. over diveersche aerme ende fugitieve persoonen temeer dat dese rendant (J.B. Vleys) ghelicht synde van syne ontfangh, zoo niet en heeft kannen recoureeren omdat de aencommende ontfangher (Fr. de Tollenaere) hem terstont preyselick heeft doen betaelen waerdoor veele persoonen syn gheruyneert ende bedeghen fugitief . . voorts 2 pond 10 sch. gr. over diveersche minuiteyten binnen den dorpe en de elders gheleghen bestaende in zesendertigh persoonen die telcken jaere oft half jaere verhuysen ende also aghter den rechten ghebruyck niet kan gheraecken ende dickwaele door een quaet exploiet veel meer oncosten souden voorvalle ..
20. Hofstede: Verwijs en Verdam: het land; bij uitbreiding ook de gebouwen.
Oorspronkelijk enkel de blote landerijen zoals hier in de tekst. In het ander geval zou men spreken van een "behuusde hofstede".
LEES VERDER: Lisseweegse parochierekeningen uit de 2de helft van de XVIIe eeuw - Deel 2