Over het kerkelijk leven te Moerkerke in de XVIIIe Eeuw
Dr. Jos. De Smet
In het jaar 1735 bezocht de deken van het district Aardenburg, pastoor Victor Jacobus Fiquet uit Oedelem, de parochie Moerkerke. In het verslag dat hij daarover neerschreef in zijn register van kerkvisitatie, lezen we een en ander over de inkomsten van de pastoor van Moerkerke.
Deze beschikte over de opbrengst van een hoek van de graantiende van de parochie, namelijk van de Pastorele Hoek, die begrensd werd ten noorden door de St-Pietersdijk; ten oosten door de Vissersweg, west van de kerk; ten zuiden door de Aardenburgse Heerweg; ten noordwesten door de tiende van Veltdam in de parochie van St-Katerine-buiten-Damme; en ten westen door de tiendehoeken De Groote en de Cleene Reub.
Deze graantienden, die vroeger ingevoerd waren om de kosten van de eredienst te helpen dekken, brachten een tiende op van al de graanschoven die op de parochie geoogst werden. Het grootste deel van de plaatselijke tienden behoorde nu aan de abt Van Duinen te Brugge, die ze bij verkaveling overgenomen had van de abt van Saint-Quentin in Vermandois. Daarom ook moest deze prelaat tussenkomen in de herstellingen van kerk en pastorie.
Verder bezat de pastoor de helft van de vlastiende van de parochie, of 1/20 van de opbrengst van het vlas, dat toen zeer veel gekweekt werd in de polderstreek. Hij bezat ook nog de helft van de vleestiende van de parochie, namelijk de helft van ieder elfde lammetje, waarvoor op St-Marcusdag 25 april moest worden rondgegaan, alsook de helft van ieder zevende biggentje dat op de parochie het leven zag.
Daarenboven had de kerk nog een zeker grondbezit, namelijk één gemet en 100 roeden: de priestrage of het land bij de pastorie. Deze laatste, gebouwd op een lijn land, werd door de pastoor kosteloos gebruikt. De herstellingen ervan vielen ten laste van de abt van Duinen. Verder bezat de kerk nog 33 roeden op het dorp, 81 roeden in de St-Jobspolder, en 33 roeden zaailand in het 18e begin van de Watering Noord over de Lieve.
Het altaar van O.-L.-Vrouw in de kerk bezat talrijke fundaties, waarvan het bezit één leen vormde onder het feodaal beheer van de abt van Duinen. De inkomsten van het O.-L.-Vrouwaltaar waren de drie vierden van de eerste hoek, en de drie vierden van de tweede hoek van de Spermalietiende , liggende, respectievelijk Zuid en Noord over de Gentse Lieve; daarbij kwam nog de helft van de graantiende Cleenen Quaeden Reub. Hiervoor moesten aan het O.-L.-Vrouwaltaar twee missen in de week gecelebreerd worden, of 104 missen in het jaar.
Verder worden in het verslag opgegeven welke de vaste inkomsten waren van de koster van Moerkerke, namelijk drie pond groten te betalen door zeventien personen of instellingen: de abt van Duinen 8 schellingen 6 1/2 groten, de pitancie van de abdij van Saint-Quentin 7 groten, de obedientie van de Brugse St-Donaaskerk 4 groten, de abdij Spermalie 6 schell. 10 groten, de paters Jezuieten, die nu eigenaar waren van de oude abdij van Zoetendale 2 schell. 3 1/2 gr., het St-Janshospitaal te Brugge 4 schell. 7 gr., het commun van de Brugse O.-L.-Vrouwkerk 1 schell. 5 gr., Jonker Lacoste 2 schell. 3 groten, Bouvaert voor de heer Caligny 5 schell. 2 groten 8 miten, meester J. Fr. Verhouve 6 groten 16 miten, de kapelanij van O.L.-Vrouw te Moerkerke 3 sch. 10 gr., de paters Predikheren te Brugge 9 gr., Jonker Ignatius de Cridts 6 gr. 16 miten, heer Matissart 5 groten 3 miten, de weduwe Bertram 5 gr. 14 miten, François Vleys 2 gr. 5 miten , en Jonker de le Flye 1 schelling 7 groten.
000000000000000000 000000 000000000000000
In het verslag over het kerkbezoek dat negentien jaar later, op 8 juli 1754 te Moerkerke werd gedaan door de deken van het district Aardenburg, de toenmalige pastoor van Maldegem Jacobus Blomme , vinden wij de volgende gegevens over kerk en geestelijkheid.
De kerk is ruim genoeg voor het aantal parochianen. Ze is echter weinig versierd en vraagt geen dringende herstellingen. Aan het O.-L.-Vrouwaltaar is een stichting verbonden van twee missen in de week, die betaald worden met de opbrengst van de tienden. De bijzonderste tiendeheffer, die tevens ook de pastoor en de koster mag benoemen, is de abt van Duinen.
De kerk heeft drie geconsacreerde altaren die weinig versierd zijn. Het hoofdaltaar bezit een binnen- en buitentabernakel, waarin een zilveren vergulde ciborie berust alsook twee zilveren dozen voor de berechtingen. Het kerklinnen is vuil. Vóór het tabernakel brandt het Eeuwig licht. In tegenstelling met andere parochies, waar het licht betaald wordt door een stichting, moet het te Moerkerke betaald worden door de parochianen.
De sakristie is klein en vochtig. Aldaar wordt een mooie monstrans bewaard met het andere kerkelijk vaatwerk, dat voldoende is voor de diensten in de kerk, maar dat geen grote waarde heeft.
Rond de kerk ligt een ruim kerkhof, omgeven ten dele door een muur en ten dele door een haag, zodat het vee er niet kan binnendringen. Op het kerkhof is een hoek voorzien voor de niet-gedoopten.
Sedert 1723 is de pastoor van Moerkerke Joannes Augustinus Beckers uit Roeselare, 63 jaar oud. Na een konkoers werd hij ter benoeming voorgesteld door de abt van Duinen. Hij is een vreedzame maar schuchtere priester. Hij predikt hoogst zelden en bestijgt nooit de predikstoel. Hij houdt regelmatig catechismusles voor de jeugd, bezoekt de zieken en sticht iedereen door zijn voorbeeld.
De inkomsten van de pastoor bestaan uit de opbrengst van zekere tienden, en de tiendeheffers, vooral de abt van Duinen, moeten het gebouw van de pastorie onderhouden en zo nodig herstellen.
De onderpastoor is Guillielmus De Pauw uit Maldegem, 40 jaar oud, en die reeds zes jaar dienst doet te Moerkerke. Hij leeft in vrede met zijn pastoor, maar hij houdt veel van jagen en vissen. Hij deed het voor zijn gezondheid, maar zal het nu laten. Hij verzorgt goed zijn dienst, predikt dikwijls, geeft catechismusles en is altijd gereed om zieken te bezoeken.
De koster is Benedictus Caere uit Zevekote, 38 jaar. In 1747 werd hij voorlopig aangesteld door de abt van Duinen, en in 1752 vast benoemd. Hij is ook de schoolmeester van de parochie. De pastoor beweert dat hij koppig is.
In 1754 telde de parochie 870 kommunikanten, die allen hun Paasplicht volbrachten, en waarvan geen enkel van slecht gedrag was of ergernis gaf.
000000000000000000 00000000000 0000000000000000
Op 15 juni 1768 kreeg Moerkerke het bezoek van de bisschop Mgr. Joannes Caïmo. De hoofdman Joannes Mabesoone, de kerkmeester Joannes Vande Moere, de dismeester Jacobus De Buck en de koster Livinus Gherbaert, werden ondervraagd over de geestelijkheid. Daar vernam de bisschop dat de onderpastoor sedert enkele maanden om de veertien dagen de catechismus uitlegt in de zondagmissen en om de veertien dagen predikt. Maar de meeste aanwezigen verlaten de kerk gedurende het sermoen. De onderpastoor trekt ze dikwijls achterna, waardoor soms ergerlijke tonelen gebeuren. Er werd ook geklaagd dat de kerkelijke diensten nooit op het vastgestelde uur beginnen. Er wordt te veel gedronken in de herbergen gedurende de goddelijke diensten op de zondag: de schepenen van het Brugse Vrije zouden hieraan moeten verhelpen. De parochie bezit 2 gezworen vroedvrouwen, die echter geen wedde trekken. Aan de recrutering van goede vroedvrouwen werd veel belang gehecht, omdat ze, in geval van nood, het doopsel moesten toedienen. Er werd ook geklaagd dat twee personen gestorven waren zonder de laatste sakramenten, en dit door de nalatigheid van de geestelijkheid. Er kwam aan het licht dat de onderpastoor zoveel niet meer op jacht ging als vroeger, maar dat hij het nu en dan nog deed.
De Franse overheersing van 1794 tot 1814 zou een grondige ommekeer brengen in het kerkelijk leven op onze buitenparochies. Te Moerkerke waren er zelfs Fransgezinde republikeinen, die in 1792/93 een eigen Jacobijnenclub stichtten, (1)
(1) De geciteerde registers van dekanale en bisschoppelijke bezoeken, evenals de onderzoeken gebruikt in vorig artikel, zijn “ Documenten uit het Archief van het bisdom Brugge, nu berustend in de biblioteek van wijlen Z.E.H. Michiel English “.
Over Jacobijnenclub Moerkerke, zie A. Viaene, in BIEKORF 1961, blz 97/101,
00000000000000000à 00000000000 0000000000000000
Bedevaartvaantje v. Dudzele (1732)
Ramskapelle : verbrede Noordwatergang bij de Brugse steenoven
Lapscheure : St-Donaashoeve rond 1900 (pronktelloor)