Een aanplakbiljet uit het jaar 1828
(Proeve van Dudzeels A.B.N. in de Hollandse Tijd)
Burgemeester en Assesoren der gemeente van Dudzeele,
Gezien de Circulaire ven den heer Gouverneur der 2 October, N° 38d houdende aansporing tot toezigt op de Landbouwers, die hunne gereedschappen op de landerijen laten liggen,
Overwegende dat reeds verscheidene malen, rapporten gedaan zijn, dat op de velden ontvremd zijn geworden, ploegijzers en andere werktuigen den landbouw behoorende, dat de onachtzaamheid welke bij vele Landbouwers heerscht in het bergen en te huis bezorgen van hunne werktuigen en gereedschappen, hun niet alleen bloot stelt aan die ontvreemding, maar geeft mede gelegentheid aan kwaddoenders, om door middel deze voorwerpen, hunne misdadige voornemens ten uitvoer te brengen,
Wij achten het dus van onze pligt om tegen dit Misbruik stiptelijk te waken, bij de regtbanken van policie aan te klagen . Terwijl wij om zulke te voorkomen opnieuw zullen doen afkondigen de 7de paragraaf van art: 471 van het wetboek van strafregt, waar van de vertaling hier volgt,
Art. 471 "Met eene geld boete van een tot vijf franken ingesloten, zullen gestraft worden,
“7° Die genen, die op straten, de wegen, pleinen, openbare plaatsen of in de velden, ploegijzers, nijptangen, staven, staken of andere werktuigen, gereedschappen of wapenen, waar van dieven of andere kwaddoenders misbruik zouden kunnen maken, zullen hebben laten liggen,
Navergens zal er met het afkondigen dezer dagelijks eene nauwkeurige bewaking gedaan worden ten einde van de overtredingen vast te stellen en de zelve te doen straffen,
Gedaan in Zitting te Dudzeele den 21 November 1828
Ter ordonnantie De Burgemeester
De Secretaris (get.) P. Van den Bussche
(get.) Onleesbaar.
(Medegedeeld door Eresekretaris A. Scherpereel)