Oekumenisme te Westkapelle in 1609
Dr. Jos De Smet
In zijn werk geschreven in 1919, en dat verscheen als derde aflevering van de eerste jaargang van ons tijdschrift, "Westkapelle - Geschiedkundige Schets", handelt Z.E.H. Juliaan Opdedrinck op blz. 42-44 over het Calvinisme te Westkapelle in de jaren 1578-1584.
In deze jaren waren de Calvinisten meester in onze gewesten, en werd de Calvinistische eredienst overal ingevoerd. Het was een beroerde tijd. Ten gevolge van de wantoestanden in de Katholieke Kerk, was Luther te Wittenberg in 1517 openlijk in opstand gekomen tegen de Paus. Zijn voorbeeld werd gevolgd door andere hervormers, onder meer in 1541 door Calvijn te Genève.
De hervormde leer verspreidde zich zeer snel, ook bij ons. In 1518 worden reeds protestanten vermeld onder de begoede stand van kooplieden te Antwerpen.
Onze vorsten, Karel V en zijn zoon Filips II, poogden de nieuwe leer uit te roeien door het uitvaardigen van zeer zware straffen. In 1520 werd het eerste plakkaat tegen de ketters gepubliceerd: de mannen zouden onthoofd worden en de vrouwen levend begraven. Zij die, na tot de Roomse Kerk te zijn teruggekeerd, in de ketterij hervielen, zouden levend verbrand worden. Later werd ook het goed van de ketters verbeurd verklaard, en de verklikker kreeg recht op de helft van het aangeslagen goed. Daarna trad men nog veel strenger op, vooral tegen de anabaptisten of doopsgezinden, die meestal levend verbrand werden. Zij die vóór de uitvoering van de doodstraf de "ketterij" afzwoeren, werden onthoofd.
De eerste twee slachtoffers van de keizerlijke plakkaten waren twee Augustijnermonniken te Antwerpen, die aldaar in 1523 werden terecht gesteld als "ketters".
De uitbreiding van de nieuwe leer kon echter niet gestuit worden, vooral niet na de opkomst van het Calvinisme, dat hier vanaf 1543, maar vooral na 1560, een grote aktiviteit aan de dag legde. Dit leidde tot de beeldenstorm in 1566, en later tot de nationale opstand tegen de Spaanse koning.
Niet alleen Noordnederlandse Provincies kwamen in opstand, ook Vlaanderen met de steden Gent, Brugge en Ieper, sloot zich in 1579 aan bij de Unie van Utrecht, een verbond om Spanje te bestrijden.
Brugge werd op 19 mei 1578 door de Gentse Calvinisten bezet, en geheel het Brugse Vrije ging geleidelijk over tot het Calvinisme. Vroeger waren er reeds talrijke hervormden te Brugge, waar, van 1527 tot 1573, zeventig protestanten waren terecht gesteld, waaronder acht Lutheranen, zevenenveertig Anabaptisten, die met een buitengewone hardnekkigheid door de Spaanse machthebbers werden vervolgd, alsook elf Calvinisten.
Van 1578 voort waren de Calvinisten meester in het grootste deel van Vlaanderen, waar, vanaf 1580 de hervorming veel dieper was ingedrongen dan in de Noordnederlandse Provincies. Dit duurde tot 1583/84, wanneer de Vlaamse gebieden terug veroverd werden door de Spaanse troepen.
Brugge keerde terug onder het gezag van de koning van Spanje op 25 mei 1584. Daarmede ging ook geheel het Brugse Vrije naar Spanje en naar het katholiek geloof terug, met uitzondering van het grootste deel van het Oostvrije, het huidige westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen.
Nu trad de Spaanse overheid veel gematigder op tegen de protestanten, nadat een groot deel van de meest vooraanstaanden van onze landgenoten, om geloofsredenen, naar het Noorden waren uitgeweken, waar zij de grootheid hebben gevormd van de Verenigde Provincies gedurende de XVlle eeuw. Er werden geen doodvonnissen meer uitgesproken. De alhier verblijvende protest anten kregen twee jaar tijd om tot de Katholieke Kerk terug te keren of om uit te wijken. Kerkelijke diensten en godsdienstige propaganda bleven hun ontzegd.
Ook de parochies van onze Kring hebben enkele jaren tot het Calvinisme behoord. Te Damme waren als predikanten werkzaam: Jacobus Orphanus, een gewezen Brugse Minderbroeder (1580/81); Gillis van Wijckentorre (1581/82), en Arnoldus Wassenburg (1583/84).
Te Dudzele vinden we slechts één predikant vermeld: Johannes de Moor, gewezen Karmeliet uit Aalst. Hij was te Dudzele werkzaam van 1580 tot 1582. Maar hier kende de hervorming weinig vooruitgang door de tegenkanting van de priesters van Dudzele, die ter plaatse gebleven waren. Het kerkgebouw was in twee delen gescheiden, het ene voor de protestanten en het andere voor de katholieken. Later werd de kerk uitsluitend door de protestanten gebruikt.
Te Heist fungeerde als predikant van 1580 tot 1584 de gewezen katholieke pastoor van Westkapelle, Angelus Ténèbre uit Egmont. Hij was gehuwd met zijn huishoudster.
Hoeke had geen eigen predikant, en werd nu en dan bediend door de predikant van St-Anna-ter-Muiden.
Te Knokke werden twee predikanten vermeld: Baltazar van Dijcke (1580-81) en Jan van de Rosiere (1581/82).
Over Koolkerke bezitten we geen gegevens.
Lapscheure en Moerkerke schijnen geen vaste predikanten te hebben gehad, en werden nu en dan bediend door dominees uit omliggende dorpen.
Te Oostkerke werden in januari 1580 nog katholieke diensten verricht in de kerk. Nadat deze door de soldaten uit Sluis was geplunderd, werd Mathieu Maeckereel aangesteld tot predikant. Hij was een gevluchte predikant uit het Ieperse en deed nog dienst te Oostkerke in 1582.
Te Ramskapelle vonden we als predikant Johannes Vas (1581/82). Hij stond niet goed aangeschreven bij zijn gemeente en vertrok na een jaar naar Holland.
Hij werd niet vervangen. Ook hier moesten de predikanten uit het omliggende inspringen.
Westkapelle kende twee protestantse martelaars, de eerste werd als anabaptist ter dood gebracht in 1535 te Middelburg op Walcheren, de tweede was de schrijver van de protestantse kerkraad van Westkapelle en hij werd in juli 1583 te Blankenberge door Malkontenten of "katholieke" soldaten doodgemarteld.
In maart 1580 kwam als eerste predikant te Westkapelle, Tilmannus Cupius uit Keulen. Hij was predikant geweest te Lo in Veurne Ambacht, waar hij door de katholieke troepen, de Malkontenten of Paternosterknechten werd verjaagd. In juni 1581 keerde hij naar Lo terug. Sedertdien werd Westkapelle bediend door de predikanten uit het omliggende.
Cupius bleef predikant te Lo tot juli 1583, wanneer de Spaanse troepen Diksmuide innamen en de streek terugkeerde onder de koning van Spanje. Hij vertrok naar Noord-Holland, waar hij predikant werd te Nieuwpoort aan de Lek, een dorp in Zuid Holland. Hij overleed aldaar in 1612.
Wanneer in 1609 het Twaalfjarig Bestand gesloten was tussen Spanje en de Opstandige Noordnederlandse Provincies, was Cupius naar Sluis gekomen, waarschijnlijk om documenten bijeen te brengen voor een kerkgeschiedenis van Nederland die hij zou schrijven. Hij verbleef te Sluis in de woning van de uitgeweken Brugse Calvinist Anthonie Weyts. Te Westkapelle, waar hij niet mocht komen, moet hij gevraagd hebben naar papieren en aantekeningen die berustten in het kerkarchief , en die stamden uit de jaren 1580/81, toen hij gedurende vijftien maanden aldaar het ambt ven predikant had vervuld.
Terstond, op 25 februari 1609, brachten de katholieke hoofdman en kerkmeesters van Westkapelle hem de gevraagde papieren persoonlijk ten huize van Anthonie Weyts. Het waren de afschriften van de verslagen van de classes of conferenties van predikanten uit de streek, die begonnen op 10 januari 1580 en later aangevuld waren tot 12 april 1583.
Het is de bijzonderste bron voor de kennis van de inrichting van het Calvinisme in een deel van het Brugse Vrije. Het handschrift bevat de verslagen van zeventien vergaderingen, gehouden te Aardenburg, Brugge (drie), Damme, Groede, Heist, Oostburg (twee), Ramskapelle, Schoondijke, Sluis (vier) en te Westkapelle.
Dit oekumenisch gebaar van de katholieke notabelen van Westkapelle toont hoe hoog hun vroegere predikant aldaar aangeschreven stond.
Deze aantekeningen, die door Cupius ingebonden werden met andere dokumen- ten voor zijn Kerkgeschiedenis van Nederland, berusten sedert 1840 op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Handschrift N° 16638-16646). In 1779 behoorde dit handschrift aan de Jezuïet Ghesquière, lid van het genootschap der Bollandisten, dat sedert 1603 tot op onze dagen, de "'Acta Sanctorum" uitgeeft. Dit is een verzameling van wetenschappelijke uitgaven van de levens van de Heiligen. Na de dood van Pater Ghesquière in 1810, werd zijn bibliotheek publiek verkocht, en het handschrift kwam in het bezit van de Gentse bibliofiel Charles van Hulthem, die later delen van zijn bibliotheek wegschonk aan de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel.
Dit handschrift was een van de bijzonderste bronnen van het tweedelig werk "De Kerkhervorming in Vlaanderen", geschreven door H. Q. Janssen, predikant te St-Anna-ter-Muiden, en uitgegeven te Arnhem in 1868.
De geste van de katholieke notabelen van Westkapelle op 25 februari 1609 is een vroege voorloper van de geest van verstandhouding tussen de Katholieke Kerk en de andere Kristene Kerkgemeenschappen, die een gevolg is van het Tweede Vatikaans Concillie dat in december 1965 werd gesloten.
De snelle verspreiding van de hervormde leer in onze gewesten laat besluiten dat de wantoestanden in de Kerk een algemene onverschilligheid tegenover het katholiek geloof hadden teweeggebracht. Aan deze wanttoestanden werd eindelijk, maar veel te laat verholpen door het Concillie van Trente (l545/63). Maar daar, waar de katholieke priesters ter plaatse gebleven waren en door hun voorbeeldig leven de achting van hun parochianen hadden verworven, kende de hervorming geen snelle vooruitgang, zoals dit gebeurde te Dudzele.
_____________________________________________
Nota:
Volgens het vermelde werk van H.Q. Janssen, deel I blz 1/18, en de afzonderlijke paragrafen van de gemeenten. Protestantse martelaars te Brugge werd getrokken uit Dr.A.L.E. Verheyden "Het Brugs Martyrologium" Brussel 1944.