De reconciliatie van een protestant
Damme 1589

Jos De Smet

Omstreeks 1530 "begonnen de Protestanten een zeer actieve propaganda te voeren te Brugge en in het Brugse Vrije. Eerst waren het Lutheranen. Maar vanaf 1534 word hier ook veel gewerkt door de Doopsgezinden; en eindelijk rond 1550, waren het de Calvinisten die hier veel aanhangers wonnen.

De strengste straffen uitgevaardigd door de Spaanse koningen: vuurdood voor de mannen en levend begraven worden voor de vrouwen, konden geen einde stellen aan deze actie.

Van 1578 tot 1584 was Brugge en het Vrije, met de aldaar liggende steden in de handen gevallen van de Calvinisten, die er vanaf 1581, de vervolging tegen de katholieken inzetten.

Eindelijk, in 1584 keerde Brugge en het grootste deel van het Brugse Vrije terug onder het gezag van de koning van Spanje. Maar de stad Sluis bleef nog tot de 4 augustus 1587 in de handen van de Noord-Nederlanders.

Na de terugkeer van Brugge en het Vrije onder het gezag van Spanje en het herstel van de katholieke godsdienst, werd niet meer hardhandig opgetreden tegen de aldaar achtergebleven Protestanten. De Hervormden, die deel genomen hadden aan de politieke drijverijen, mochten blijven, mits zij geen ontstichting of beroerten veroorzaakten.

Na de inname van Sluis, tussen 23 September 1587 en 7 mei 1588, kwamen honderd en tien uitgeweken Protestanten naar Brugge terug. Zij moesten binnen de veertien dagen een akte van reconciliatie, afgeleverd door een geestelijke, bij het stadsbestuur binnenbrengen en ze werden dan verder met rust gelaten.

In het schepen-register van Damme vinden wij het relaas (1) van het gedrag van een gereconcilieerde protestant. Het was Pieter Cornelissen, de schoonbroer van de Damse burgemeester Joos Spruute, bij wie hij inwoonde.

Hij was waarschijnlijk teruggekeerd na de inname van Sluis, en had, na zijn reconciliatie, zijn intrek genomen bij burgemeester Spruute. De akte afgeleverd op 3 maart 1589 door de schepenen van Damme, schijnt erop te wijzen dat hij uit een andere plaats afkomstig was, en zich een getuigschrift van goed gedrag wilde laten afleveren om terug te keren naar zijn woonplaats, ten einde aldaar geen moeilijkheden te ondervinden.

Op 3 maart 1589 verschenen drie getuigen voor twee schepenen van Damme. De eerste was de pastoor van Damme, Boudewyn Paelinck, 70 jaar, die verklaarde dat Pieter Cornelissen sedert vier maanden zijn parochiaan was geworden, en dat gedurende die tijd Cornelissen "hem ghereconcilyeert (had) met de catholicque Roomsche ende apostolycque Kercke, observerende de gheboden ende ordonnancien van diere, hoorende daghelicx den dienst Godts, diensvolghende heeft gheweest alle hooghtyden te biechten ende ten heleghen sacramente".

Na de pastoor traden twee andere getuigen op: Boudewyn van Lokere, 60 jaar, en de kerkmeester Jacques Houck, 28 jaar. Zij verklaarden onder eed dat, als geburen van burgemeester Spruute, "te wyns huyze hebben ghezien eerlick uuyt ende innegaen Pieter Cornelissen filius Jans, in den tyt van vier maenden, hem modestelick ende stille (ge)draghende, frequenterende de Kercke, hoorende den dienst Godts, ende de gheboden ende ordonnancien van de Kercke observerende, levende catholyckelick in alle eerbaerheyt ende soberheyt".

Nota

(1) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, register nr 17063, f° 89 v°

Dit geval werd heel kort aangehaald in "Rond de Poldertorens" Xe jaarg. nr 2, p 57, door J. D. S.

De reconciliatie van een protestant Damme 1589

Jos De Smet

Rond de poldertorens
1970
04
153-154
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19