De klokken van Knokke

J. Van Den Heuvel

De geschiedenis van Knokke, het wel en het wee van dit gehucht bij het Zwin tot de wereldbekende badstad, kan geschreven worden aan de hand van haar klokken.

Reeds van 1227 op 5 maart bezitten wij een originele bul met het pauselijk loden zegel van Honorius III (1).

De naam "bul" komt eigenlijk van het Latijnse woord "bulla"; dat was een leren of metalen, soms zelfs een prachtig gouden doosje met amuletten in. De Romeinse knapen droegen dat rond de hals. Wanneer zij het mannenkleed, de toga virilis ontvingen, werd die bulla aan de Lares of huisgoden gewijd.

Een “bul” was een pauselijk schrijven, meest op zwaar en geelachtig perkament, gemaakt uit de huid van schapen, geiten of kalveren (en niet uit ezelsvel, zoals in sommige boekjes geschreven staat - dat was veel te dik en diende bvb. voor schoenzolen of trommels). In het Brugs conversatieboekje "Livre des Mestiers" staat:

Van scaeps vellen
maekt men fronsijn (= perkament)
Des piaux de brebis
Fait on franchin.

Eigenlijk was "bul" oorspronkelijk het loden zegel, gelijkend op de Romeinse bulla, dat door middel van een snoer aan een oorkonde werd bevestigd en daaraan autenticiteit verleende, zoals een handtekening nu.

Als opschrift draagt een bul de naam van de paus, maar zonder zijn naamnummer (hier: Honorius, de derde). Daarna volgt de kenspreuk: bisschop, dienaar der dienaren Gods, "Episcopus, Servus Servorum Dei”.

Ze dragen voor gewichtige aangelegenheden, een loden zegel, die met veelkleurige draden uit zijde of hennep, of zelfs met 'n eenvoudig koord aan het perkament werd vastgemaakt.

De naam van bul (vandaar ons woordje bol) vindt zijn oorsprong in de vorm zelf van het zegel, dat meest uit lood was en rond, dus zoals de Romeinse bulla.

Op de ene zijde staan de hoofden van Petrus en Paulus, en 'n kruis tussen beide, afgebeeld. Op de keerzijde staat de naam van de paus, bijvoorbeeld Honorius III. Deze laatste, die op 5 maart 1227 over Knokke schrijft, noemde eigenlijk Cencio Savelli. Op oudere leeftijd werd hij in het beroemde Perugia tot kardinaal gekozen. Hij was een vriendelijk man vol karakter. Daar hij beheerder was van de geldmiddelen van de Kerk, schreef hij een fameus boek, het ”Liber censuum Romanae ecclesiae". Dit boek is van onschatbare waarde voor de kennis der bezittingen en financiën van de Kerkelijke Staat in de Middeleeuwen. Ook spoorde hij Frederik II tot de Ve kruistocht aan, waartoe op het concilie van Lateranen was besloten. Deze kruistocht verliep echter zonder sukses. Frederik II versterkte liever zijn Siciliaans rijk.

Het was ook deze paus, die van 1216 tot 1227 regeerde, die in 1216 de orde der paters Dominikanen en in 1223 de orde der Franciscanen definitief bevestigde. Hierover dicht zelfs de grote Dante in het elfde gezang van het "Paradiso".

De grote Italiaanse schilder Giotto schilderde een beroemd fresco in Assisië, waarop hij Franciscus, de poverello, afbeeldt, predikend voor Honorius.

Maar wat heeft nu deze paus met het verre, kleine gehucht Knokke en met zijn klokken te maken?

Paus Honorius somt in een consisteriaal privilege de goederen en immuniteiten van de abdij van Sint Bertinus op. Deze abdij werd in de VIIe eeuw te Sint-Omaars in Frans-Vlaanderen gesticht. En hij vermeldt als bezitting:

“Ecclesiam de Coudekerka, cum capella et hospitali Sancte Caterine de Knoka, cum possessionibus, decimis, redditionibus et omnibus aliis pertinentiis earumdem”.

Hij schrijft dus dat de kerk van Coudekerka - en dat is de naam van het oude Heist, - samen met de kapel en het hospitaal of gasthuis Sint Caterine van Knoka, behoren aan de abdij van Sint-Bertinus.

Hier hebben we dus een vermelding van Knokke die nog 26 jaar jonger is dan die van 1253, vermeld in de ''Geschiedenis van Knokke" door pastoor Opdedrinck (2).

Wat was nu dat hospitaal van Knokke? Groot zal het wel niet geweest zijn, in zo'n ver gehucht bij de ingang van het Zwin gelegen. Toch zal dit "gasthuis" - want dat is de letterlijke vertaling - en niet "ziekenhuis” - wel een groot belang hebben gehad. Hoeveel zeelieden en reizigers kwamen immers langs het Zwin niet voorbij?

De meesten die aan dat gasthuis aanklopten, zochten er een nachtverblijf, eten en desgevallend ook verzorging bij ziekte. Zo lezen wij ook voor dat andere hospitaal te Brugge, in 1188 reeds voor het eerst vermeld, en gelegen juist buiten de stad, buiten de eerste loop van de Roya of rije. Het Zwin was dan ook langs die Roya bereikbaar, en vandaar trok men naar de Noordzee en naar verre landen.

Maar nu hebben wij nog niets over onze klokken verteld.

Reeds in de oudheid waren kleine schellen (tintinnabula - hoe klanknabootsend is dat woord!) in gebruik.

De eerste bekende klokkengieters zijn Benediktijnermonniken uit de 6e eeuw. Die klokken waren bestemd voor hun kloosterkerken. Tot aan de opkomst der steden bleef het klokkengieten een werkzaamheid van kloosterlingen.

Eerst werden kleine handklokken gebruikt. Hiermee werden sinds de 6e eeuw (St.-Benediktus) de monniken in de kloosters bijeengeroepen.

Vroeger - en ook nog in deze tijd bij Oosterse monniken - gebruikt men daartoe hoorns, bekkens en kleppers. In de 6e eeuw kende men al de grotere klokken, die werden opgehangen. In de 8e eeuw bezat iedere kerk haar klok, opgehangen in een klokkentoren, waarvan de eerste zowel in Italië (Capanile) als in Ierland voorkwamen.

In Brugge was de banaalklok, die "te storme gheslegen", gans de bevolking, bij gevaar, samenriep. Bij de brand van 1280 stortte zij naar beneden. Dan werd zij voorlopig in een klokkenstoel midden de markt gehangen, vóór of in 1284. Waarschijnlijk was zij gebarsten, want een nieuwe klok werd in 1290 gegoten. Ook deze werd eerst op de markt geplaatst en in 1297 in de (nieuwe) toren gehesen.

Welnu, het zou ons sterk verwonderen, dat dit gasthuis van Sint Caterine (want zo luidde de naam van Knokkes eerste patrones, en niet Margareta; en dat bleef zo tot het einde der zeventiende eeuw (3) - het zou ons sterk verwonderen dat dit gasthuis geen klokje bezat.

In een tijd immers waar nog geen uurwerken werden gebruikt, tenzij misschien de zandloper en de zonnewijzer. Ons oud torentje bezit een bekend voorbeeld uit 1648 met het wapenschild van onze bekende ridder Marcus Albertus Arazola d'Ognati, burgemeester van het Noord-Vrije en hoofdman-herstichter van de St.- Sebastiaansgilde der boogschutters (4). De eerste raderuurwerken ontstonden echter slechts rond 1300 en vinden wij in de 14e eeuw als torenuurwerk te Straatsburg en Dantzig. Slechts in de 15e eeuw wordt het een huismeubel.

Maar - zoals nu nog bij sommige hoeven - werd het klokje gebruikt om de tijd aan te geven. Zo bijvoorbeeld voor het middag- en avondeten, voor het begin van de eucharistieviering of gebed, voor bijzondere omstandigheden als brand, komst van de vijand, of nadere.

Boven de kapel van de Zusters te Knokke hangt nu nog zo'n klokje in hun spitse torentje, dat men kan bewonderen in het Duinenpark.

De eerste vaste gegevens nopens klokken te Knokke vinden wij echter heel wat later. Het kerkarchief van Knokke begint immers slechts van 1573 af. H.Q. Janssens vond er nog van 1569, maar deze waren reeds verloren ten tijden van pastoor Opdedrinck.

In de tijd van de godsdienstige troebelen werden de meeste parochiekerken in brand gestoken. Te Knokke werden de altaren vernield. En in 1578 werd op bevel van de overheid van het Vrije de klok naar Brugge gebracht (5).

Tuchtloze benden plunderaars en brandstichters doorliepen de streek. In 1604 neemt Maurits van Nassau op 19 augustus de stad Sluis in. Daar zal hij verklaren dat de geestelijken alles van hun kerk mogen terugnemen, maar ... wat bleef er over (6)?

Wanneer Johannes van de Velde, deken van Damme - onder welke dekenij Knokke toen viel - een officieel bezoek brengt aan Knokke op 13 juni 1619, schrijft hij in zijn rapport dat de kerk noch klok noch doopvont heeft.

In 1626 krijgt de kerk volgens de bisschoppelijke visitatie van 21 mei 1745 één klok met volgend opschrift: "Ick behoore toe St Catharina geseyt Cnocke. Heer Pieter De Smedt Pastoor. Prec. Jan Dullaert. Hooftman ende Kerkm. Laurens Vander Vekemans. - Kerckm. Pieter Hansens Dismeester. Anno 1626." (7). In 1642 schrijft deken Jannyns dat de toren met stenen spits enkele jaren voordien helemaal opnieuw werd opgebouwd.

100 jaar later in 1764 schrijft deken Bernardus Ryelandt dat de toren dringende restauraties onderging, die heel wat geld kostten.

Toen kwam de Franse Revolutie, en heel wat miserie voor de kerk te Knokke. Het zal duren tot 1827 vóór de kerk opnieuw 'n klok heeft.

‘Want in 1827 zal de bekende Brugse klokkengieter J. Dumery een klok voor het parochiekerkje van Knokke gieten. Het Latijns opschrift luidt: "Fusa anno 1827 ecclesiae de Knocke, Reverendo Domino Johanne Van Westerveldt pastore, et Johanne Devisch burgmestro cum Maria Callant patrinis a quibus Donatus Margarita nominata sum Dominico Gilliodts De Witte receptore. J. Dumery me fecit. Brugis (8)”

Vertaald: "In het jaar 1827 ben ik gegoten, toen de Eerwaarde Heer Johannes Van Westerveldt pastoor was; Jan Devisch, burgemeester en Maria Callant waren mijn peter en meter en hebben mij Donatus Margarita genoemd. In die tijd was Dominicus Gilliodts-De Witte de ontvanger van de kerk. J. Dumery heeft mij te Brugge gegoten."

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd deze klok op 21 september 1917 uit de oude toren gehaald. Margareta Donatus woog 532 kg. Zij keerde nooit meer terug. Nu nog bestaat een mooi gedachtenisprentje met de foto van twee nieuwe klokken en volgende tekst: Wijding Kerkklokken op 8 december 1921.

De twee nieuwe gegoten klokken door de firma E. Slegers - Causard te Tellin:

Grote klok: 580 kg, versierd met kruis en beeld van O.L.Vrouw en Margareta; draagt als opschrift: "Mijn naam is Margareta. Mijn peter is Theophiel D'Hoore, voorzitter der kerkfabriek. Mijn meter is Sylvie Nachtegaele, huisvrouw van Eduard Stroo." En boven het kruisbeeld: "Heer, vergun de vrede in onze dagen".

Mindere klok: Donatus woog 340 kg, versierd met de beeltenis van het H. Hert van Jesus, van den H. Jozef en den H. Donatus; met opschrift: "Mijn naam is Donatus. Mijn peter is Lodewijk De- klerk, burgemeester. Mijn meter is Barbara D'Hondt, huisvrouw van Leopold Bonte". En boven het H. Hart: "Hij moet heersen".

En weer kwam oorlog en rampspoed. Op 2 september 1941 werd Margareta door de Duitsers ontroofd, maar ook zij kwam na de 2e Wereldoorlog niet terug.

Op het dubbel prentje der nieuwe wijding staat op de voorzijde het oude beeld van S. Margareta in de kerk.

Gedachtenis van de klokwijding op zondag 4 november 1951, door de Deken van Brugge-Noord, Z.E.H. Kan. Colpaert. Grote klok gegoten door de firma Michiels te Doornik.

Zij werd in 1827 geboren en genaamd Margareta - Donatus.
In 1917 op 21 september door de Duitsers ontvoerd.
In 1921 op 8 december herboren en genaamd Margareta.
In 1941 op 2 september door de Duisters ontroofd.
In 1951 op 4 november hernieuwd en toegewijd aan Ste. Margareta.

Peter: Leon Lanckriet, voorzitter van de kerkfabriek. Meter: Mevrouw Lippens, echtgenote van Leon Lippens, burgemeester. Pastoor: Z.E.H. Maurice Vierstraete.

Onderpastoors: E.H. Leo Pieters en Th. Castelein.

Margareta: La. 624 kg (een nieuwe klok).

Donatus: Do. 340 kg. Deze was volgens de verordening der Duitsers gebleven; immers één klok, de kleinste, mocht blijven (9).

Dan volgt een gedicht:

Klokken van blijheid en geest'lijke dagen,
Bronzen akkoorden vol trillende vreugd',
Gaat over Knokke uw liederen dragen,
Boodschap van heil, dat ons levenslang heugt.

Wijvolle klokken, die vredig laat galmen
't Deemoedig kleppen van d' Angelusbeê;
Als het geprevel van heilige psalmen,
Diep in ons harten, wij prevelen mee.

Klokken, die jublen, die bidden en wenen,
Klokken van vrede, van heil en verdriet
Wilt aan mijn dromen uw stemme verlenen,
Samen met u zingt mijn ziele haar lied.

Na de Tweede Wereldoorlog was het pittoreske kerkje van Knokke zeer bouwvallig en veel te klein voor het groeiende Knokke.

De nieuwe kerk werd na heel wat moeilijkheden in 1958 voltooid. Maar het zal tot 1976 duren vóór er in de 58 m. hoge toren eindelijk klokken hangen. Noch voor trouwen, noch voor rouwen, noch voor de hoogdag, noch voor de leegdag werd bijna 20 jaar lang een klok gehoord. Enkele tijd werd soms met een bandopnemer door luidsprekers in de toren een schraal, vervormd geluid van klokken over de badstad gestuurd...

Een privaat initiatief bracht eindelijk klank in de stomme toren. De heer André Cocquyt, aannemer uit Westkapelle (of nu Knokke-Heist) schonk uit dankbaarheid na een zware ziekte, samen met zijn vrouw, een prachtige, nieuwe klok van 945 kg met zijn eigen naam Andreas. Hij zou ook zorgen voor de elektrifikatie, waardoor ze bij middel van een modern uurwerk in de sakristie, een program van één week lang automatisch afwerkt, o.a. het slaan op uur en half-uur, het luiden van het angelus, het stilvallen 's nachts, enz.

Dat bracht de wagen aan het rollen en begin 1976 zouden de twee klokken uit de oude toren naar de grote toren worden overgebracht. De heer Laurent Devriendt, sedert augustus 1959 medepastoor op de parochie van het Onbevlekt Hart van Maria en S.- Margareta - zoals ze officieel in 1958 werd gewijd - bracht 200.000 fr. samen voor de overbrenging en de nieuwe klokkenstoel van de twee oude klokken.

De gedachtenis werd door de heer Jozef Monballyu, medepastoor sedert juli 1973, opgesteld:

"Klep maar en klink nu met klare stem:
Menslief, haast je naar Bethlehem."

Blijde gedachtenis aan de Plechtige Klokwijding op zondag 14 Kerstmaand in het Heilig Jaar 1975 voor de St.-Margaretagemeenschap te Knokke-Heist door Deken Joris Fenaux:

"De strakke, sterke en stoere kerketoren
uit steen en staal en uit geloof geboren
houdt dag en nacht
een stille wacht,
totdat zijn hart aan ’t zingen gaat
bij 't zwieren van het zware brons,
dat weet en meet
de vreugd' en 't leed
der broze mensen van bij ons... .
Bij ’t feesten vliegen vlug de uren
de lichtdoorstraalde ruimte in
of... zal de rouw nu tijdloos duren?
Zo is een klok en zo haar zin."

Op de klok staat volgende tekst: "Mijn naam is Andreas. Deze klok is geschonken door de peter en meter André Cocquyt en zijn vrouw Laura Verheye uit dankbaarheid, en toegewijd aan O.L.Vrouw, beschermvrouw van de parochie. Gegoten door J. Sergeys te Leuven. Heilig Jaar. Kerstmis 1975."

Daarbij staat het beeld van O.L.Vrouw bij het kruis, en de woorden: "Stabat Mater."

  • Gewicht: 945 kg.
  • Toon: Fa.
  • Doorsnee: 1.150 mm.
  • Legering: 80% rood koper - 20% zuiver tin.
  • Luidt met vliegende klepel.
  • Elektrifikatie en automatisatie : Firma Clock-o-matic , G. Frere en zonen, Herent.
  • De klokkenstoel is in inox, en de staaf is gegalvaniseerd tegen het zout van de zeelucht.

Interessant is ten slotte het verschil van aanbiedingen voor een klok voor Knokke: in 1948 door G. Slegers uit Tellin voor een klok van 590 kg: 11.800 fr. Totaal (bijhorigheden en werk) 13.324 fr.

In 1975 door J. Sergeys uit Leuven voor een klok van 420 kg: 111.300 fr. + 18 % BTW. Totaal (bijhorigheden en werk): ongeveer 200.000 fr.

Zo volgden wij het wel en wee, het kleine, onooglijke begin en de groei van Knokke, waar nu de klokken van de H. Hartparochie (1935) en van het Zoute-kerkje van O.L.Vrouw van de Rozenkrans der Paters Dominikanen bijkwamen, en van al de kerken van groot Knokke-Heist, aan de hand van haar klokkengeschiedenis. Die klokken lieten gedurende zoveel eeuwen hun blijde of droevige stem over onze weidse, schone Zwinvlakte galmen, en leefden mee met de ziel van ons Knokse volk.

Voetnoten

  1. D. Haigneré, Les Chartes de St. Bertin, n° 710, blz . 314.
  2. J. Opdedrinck, Geschiedenis van Knokke, Tielt, blz. 95-96.
  3. Zie Rekening van 1569-1570: Kercke van St.Catheleynen te Cnocken.
  4. L. Devliegher, De Zwinstreek. Deel IV van Kunstpatrimonium van West-Vl. Tielt. 1970, blz. 82 en afb. 172 en J. Opdredrinck, blz. 105.
  5. E.H. J. Opdedrinck, Geschiedenis van Knokke. Tielt, blz. 99.
  6. Belägerung der Statt Ostende. Journal. Nach die glaubwurdigste Schriften und Couranten aus Ostende und andern Orten geschrieben. In Druck verfertigt. 1604. Artickell und Puncten so Seine Excell. dem Gubernatorn, Haubtleuthen, Befehlichabern und dem Kriegs-volck die jetziger Zeit in der Stadt Sluys sind, accordirt und bewilligt hat: 1. Erstlich das die Geistlichen Personen mit ihrem Ornat und Kirchenschmuck sampt aller ihrer fahrenden Haab und Guetern frey mogen heraus ziehen.
  7. L. Devliegher, De Zwinstreek, blz. 83-84.
  8. J. Opdedrinck, Knocke-sur-mer. Histoire et Souvenirs. Knokke 1913, blz. 97.
  9. Ingenieur Valeer Cosyn schreef in "Rond de Poldertorens" X 1968 nr. 2 blz. 82-83: over de klokken van Knokke. Hij toonde zich ontgoocheld over de bijvoegsels in de Vlaamse en Franse heruitgave van E.H. Opdedrinck "Geschiedenis van Knokke": blz. 118: dat "een schoolvoorbeeld is van een verzameling fouten nopens gegevens en data".

 

De klokken van Knokke

J. Van Den Heuvel

Cnocke is Hier
1976
07
044-050
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:38:19