De storm van 1 februari 1953

De jongste weken was de stormramp van 1 februari 1953 bijzonder in de actualiteit. Dat het in Heist bijzonder erg was, zullen de meeste lezers zich wel herinneren.

Voor de jongere leden en lezers hernemen wij graag het artikel van de heer Pierre Vantorre, in die periode secretaris van het comité “Hulp aan Heist”. Naast de vele herinneringen die recent in de pers verschenen, vonden wij het belangrijk een historische schets te kunnen publiceren die waarheidsgetrouw werd opgetekend door een zeer verdienstelijk man en plichtsbewust ambtenaar.

“God, red Heist!”

Zo eindigde de pathetische oproep van wijlen Burgemeester Jan Baptist de Gheldere, die langs de radio op zondagavond 1 februari 1953 werd uitgezonden. De oproep tot steunverlening en dankwoorden aan alle helpers van het eerste uur, was al vroeger de in dag opgenomen in het stadhuis dat tot crisiscentrum was ingericht.

Toen kon men nog geen duidelijk idee geven van de globale schade die de vernielende orkaan te Heist-Duinbergen had aangericht. Men had nog de handen vol met het organiseren van de hulpverlening, want de vrees voor verder onheil tijdens de volgende hoogwaterstand was verre van denkbeeldig.

Achteraf is gelukkig gebleken dat, buiten de schrammen die enkele mensen hadden opgelopen, aan land alles beperkt bleef tot stoffelijke schade. Schade, die te Heist-Duinbergen toch in de miljoenen liep en voor de Belgische kust op anderhalf miljard werd geraamd.

Op de “kokende” Noordzee speelden zich menselijke drama’s af. Onder de slachtoffers, de ganse bemanning van de Z. 527 “Leopold-Nera” van de rederij Leon Desmidt. Aan boord waren: Henri Rappé, 28 jaar, schipper; Eugène VandenAbeele, 28 jaar, motorist; Louis Vandierendonck, 59 jaar, matroos; Gérard Arents, 20 jaar, matroos.

Op de Z. 554 van reder Maurice Degroote waren diens zoon en matroos Albert Bulcke, een te Oostende wonende Heistenaar, over boord geslagen. Bulcke verdronk.

Men sprak van de hevigste noordzeestorm sinds mensenheugenis. In Nederland kwamen 1.850 mensen om het leven in de polders van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland.

In het Zuid-Oosten van Engeland telde men 350 doden. Wat België betrof, waren er 15 doden, waarvan 7 te Oostende, en 1 vermiste persoon. Het aantal Belgische gezinnen, door het noodweer getroffen, werd geraamd op 10.300.

De kuststreek, het Antwerpse en de streek rond Dendermonde hadden het ergste te verduren gehad.

storm 1953 tram

Die helse nacht in detail beschrijven is een onbegonnen taak. Over de ganse lengte van de Zeedijk te Heist-Duinbergen sloegen de torenhoge golven te pletter tegen de gevels van hotels en villa’s. De zee werd gestuwd door een windkracht 12 met uitschieters tot 180 km/uur. De zijstraten van de Zeedijk leken kanalen die buiten hun oevers waren getreden. Het zeewater stroomde het lager gelegen centrum binnen tot in de landbouwzone.

De zo genoemde zware storm van 1949 had niet de minste gelijkenis met wat we hebben meegemaakt in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953.

Wie het heeft beleefd, kan het nooit vergeten!

Alleen in het verre verleden werden nog rampspoedige stormen genoteerd. Zo wordt er soms gesproken over de Sint-Clemensvloed van november 1421 toen er 100.000 slachtoffers waren. Ook meester Jules Nollet (Heist-aan-zee en zijn verleden) vermeldt ondermeer de storm van 1887 toen de Noorweegse driemaster “Resoluut” op de golfbreker nummer 49 iets Westwaarts van het Heldenplein te pletter sloeg. Twee van de 16 bemanningsleden verdronken. Het erg gehavende schip werd voor afbraak verkocht aan de scheepsbouwers Pieter Degroote en Karel Deckers. Ook in 1883 en 1896 eiste het stormweer slachtoffers op zee, zo ondermeer de scheepsramp op Sint-Pietersdag van 29 juni 1906 (zie ons tijdschrift november 1977). Toen verging de H.10 bij klaarlichte dag. Vier Heistse vissers verdronken. In “Het lied der Visserij” schreef de Heistenaar Zonneman hierover:

“Een storm, ja een orkaan kwam ons opeens bezoeken Geweldiger tempeest had men nog nooit beleefd.”

Na de storm van 1953 werden veel vragen gesteld, vooral in verband met de alarmgeving vanuit de hydrografische diensten van het Zeewezen en de voorzorgsmaatregelen genomen of niet genomen door de Gemeentebesturen van de kustgemeenten.

Maar kon het gebeurde wel voorspeld worden? Niemand kon allicht vermoeden dat de springvloed, die in de getijkalender genoteerd stond tussen 21 januari en 2 februari, zou gepaard gaan met een orkaan uit het Noord-Westen. Het was een samenloop van omstandigheden.

storm 1953 schade

Wat is eigenlijk een springvloed?

Een springvloed ontstaat na een nieuwe maan en na volle maan als zon, aarde en maan zich op één lijn bevinden en maan- en zonvloed elkander versterken. Op 29 januari 1953 was het volle maan met een hoogtijstand van 4,80 m. Maar deze voorspelbare toestand ging ditmaal gepaard met een orkaan uit het Noord-Westen, met de gekende katastrofale gevolgen. Slechts zelden bereikt het hoogwaterverschil, tusen de laag- en hoogwaterstand, de 5 m. Dit wordt beschouwd als een maximum. Bij het bouwen van de haven van Oostende bijvoorbeeld werd daar rekening mee gehouden en nog een veiligheidsmarge aan toegevoegd van anderhalve meter. Op 1 februari noteerde men een hoogteverschil van het waterpeil van 7,20 m! Het hoogste verschil ooit eerder genoteerd was 6,88 m in 1877.

Bij deze springvloed verloor het Heistse vissersvaartuig met stuurman Verbeke twee bemanningsleden, namelijk Louis Vandierendonck en Constant Verbeke, die over boord sloegen en nooit werden teruggevonden.

En toch... was er een vaag voorteken toen op zaterdag 31 januari de ferryboat “Princess Victoria” in de Ierse Zee zonk en 183 passagiers verdronken.

Een ander voorgevoel van deze stormramp vinden we terug in een persnota van het Gemeentebestuur van Heist, met datum 29 februari 1952, die met de volgende slotalinea eindigde:

“Er moet onmiddellijk zeer ernstig en op grote schaal opgetreden worden, gelet op het groot gevaar dat niet enkel het economisch leven van de Oostkust, maar tevens het weerstandsvermogen der dijken (zie storm 1949) bedreigt, met noodlottige gevolgen voor heel de streek.”

Een jaar later was het zover.

Toen op 1 februari 1953 om 1.30 uur in het holst van de nacht dus, de sirenes loeiden waren de feestvierders al uit de danszaal “Old Brussels” gevlucht. De bewoners van de Zeedijk stonden al machteloos tegenover het binnenspoelende zeewater.

Ik werd uit mijn verkwikkende slaap gewekt door de thuiskomst van mijn schoonmoeder, die ook uit de zaal “Old Brussels” was gespoeld! “‘t Is erg, ik heb de zee nog nooit zo woest gezien”, zei ze. Ik ging onmiddellijk een kijkje nemen op het Heldenplein. Met mijn laarzen aan kon ik beter door het water stappen. In de duisternis zag ik het schuimend water gestadig te pletter slaan tegen de gevel van het “Hotel de la Plage”. De “put” van het Heldenplein liep vol. Opeens zag ik een mensengestalte, voorovergebogen, vechtend tegen de wind en tot aan de enkels in het water op mij afkomen. Toen we oog in oog stonden herkende ik politiekommissaris Declerck.

“Ik moet naar het Hotel des Bains”, zei hij.

“Spring op mijn rug”, stelde ik hem voor en ik droeg hem tot in de O.L.Vrouwestraat. Daar hadden wij beschutting van de huisgevels en konden zo gemakkelijker de Prins Boudewijnstraat (nu Albatrosstraat) bereiken. Het was me seffens duidelijk dat het aan het “Hotel des Bains” een erg gevaarlijke toestand was. Levensgevaarlijk om daar in de omgeving te blijven. Ik keerde terug naar huis in de Knokkestraat, alwaar hulp kon geboden worden bij mensen uit het gebuurte. In de kleine lagergelegen huisjes langs de Knokkestraat hielp ik een kachel op tafel plaatsen en redden wat er te redden was tegen het binnenstromende water. In andere huizen kwamen de kelders onder water te staan. Alles wat draagbaar was, werd naar boven gebracht.

Mijn burenhulp was echter ongewild van korte duur. Ik had nog een ambtelijke plicht te vervullen in het stadhuis, het crisiscentrum. Het werd een lange onafgebroken dienstbeurt van 21 uur.

Een noodtoestand eist snelle en doelmatige maatregelen. Er werd beroep gedaan op leger, rijkswacht, brandweerkorpsen, de plaatselijke afdeling van het Rode Kruis en zelfs op burgers. We mogen niet vergeten dat omstreeks 3 uur ‘s nachts, dit was anderhalf uur na de alarmgeving, de toestand in hoge mate verergerde.

De Zeedijk te Heist was over een afstand van ongeveer 200 meter volledig weggeslagen en het ergste werd gevreesd voor het “Hotel des Bains”. Te Duinbergen werd er een bres geslagen van 75 meter ter hoogte van het “Hotel Pauwels”. Het wegdek van de Kustlaan, nabij de laatste villa’s (Heist-West), was ingezakt. In een diepe kuil lagende verwrongen tramsporen en de personenwagen van houthandel Camiel Bulcke.

Een grote zorg was ook de Fourrierstraat die onder water liep en waar de toevoer van drinkwater onderbroken was. Een enorm geluk was het, dat de sluizen van de afleidingskanalen, wonder boven wonder, niet beschadigd werden.

Daardoor ontsnapte het hinterland aan de vernielende vloed en Brugge aan een overstroming.

En we zouden nog bladzijden kunnen doorgaan met de opsomming van een hoop ellende, zoals bijvoorbeeld de noodzakelijke evacuatie van de bewoners vanaf het Heldenplein tot de Prins Boudewijnstraat en verder tot aan de Serweytens de Merckxstraat. De volgelopen kelders, het in veiligheid brengen van de meubels, de concierges die in de kelderverdiepingen woonden en alles kwijt waren, enz. enz.

Het brandweerkorps van Brugge was al rond drie uur ter plaatse om hulp te bieden.

Later kwamen de korpsen van Kortrijk, Torhout, Oostkamp, Kortemark en Eeklo versterking brengen. Hun taak bestond vooral in het droogpompen van de kelders. Het was zo wat zes uur in de morgen toen de Provinciegouverneur ter plaatse was en omstreeks zeven uur kwam de eerste militaire hulp opdagen.

Eenheden van het 41ste bataljon artillerie van Brugge, de Zeemacht van Sint-Kruis, de 2e S.G.B. van Zedelgem, de hulptroepen van Burcht (Antwerpen) en de C.l. van de Sint-Maartenskazerne van Leuven kwamen hulp bieden. Bevelvoerders waren majoor Dendauw en kolonel Zwaenepoel.

Aanvankelijk werden de militairen ondergebracht in het stadhuis en de klaslokalen van de gemeenteschool. Nadien werden gebouwen opgeëist. De pensions “Thuis” en “Charles le Bon” kregen soldaten op logement.

De stafdiensten kregen onderdak in het flatgebouw “Visby II” te Duinbergen, waar een magazijn werd aangelegd voor de legereenheden. Het café “Modern” en het Hotel de la Marine werden ook bemand. De rijkswacht van Brugge -132 man- werd verdeeld over de jeugdherberg in de Noordstraat en pension “Thuis”.

Ik herinner me nog dat een marinier dringend van het stadhuis diende weggebracht te worden wegens acute blindedarmontsteking. Naar militaire geplogendheden moest hij overgebracht worden naar het militair hospitaal in Bredene (bij Oostende).

Daar de Kustlaan richting Zeebrugge niet berijdbaar was, werd hij door dokter Gobert naar de kliniek te Knokke gevoerd. Maar in de late avond van 1 februari werd de soldaat met een ziekenwagen toch naar Bredene overgebracht. Bevel is bevel!

Erg vlug kwam ook hulpverlening op gang door de diensten van Bruggen en Wegen die vooral meewerkten bij de opvordering van vaderlandertjes. De zondagavond, 1 februari, waren al 93.000 zakjes aangevoerd, komende van het brandweerkorps van Brugge, de legerkazernes van Brugge en Burcht alsmede van privé firma’s. Naar schatting werden in totaal ongeveer 150.000 vaderlandertjes gebruikt om de bressen te dichten en gebouwen te beveiligen tegen verder onheil. Bij de “reddingsoperatie”, als we het zo mogen uitdrukken, inzonderheid wat betreft het “Hotel des Bains”, heeft de firma Hanssens met zijn werklieden een niet onbelangrijke rol gespeeld.

Maandag 2 februari was het een lenteweertje!

Duizenden toeristen waren naar de kust afgezakt om de geteisterde zeedijk te bekijken. Allicht ook velen die bekommerd waren om hun villa of appartement. Een ordedienst langs de Zeedijk en aangrenzende straten was noodzakelijk.

Onze geteisterden zaten met andere kopzorgen. De vraag kon gesteld worden “Wie zal de schade vergoeden? Van waar zal zo vlug mogelijk hulp komen? Burgemeester J.B. de Gheldere, als hoofd van zijn badstad, nam het initiatief om, in afwachting dat van Staatswege een hulpaktie op gang zou komen, een comité op te richten onder het motto: “Hulp aan Heist”.

De bedoeling was de getroffen gezinnen en bedrijven uit hun eerste nood te helpen.

De maandagavond 2 februari was er al een eerste kontaktvergadering bij apotheker Jan Maes. Op 4 februari kwam het voltallig comité bijeen voor de eerste maal. Nog dezelfde avond werd een geldinzameling gehouden in de zaal Ciné Palace. Het comité “Hulp voor Heist” was samengesteld uit de leden van het schepencollege (Burgemeester de Gheldere en Schepenen Parez en De Grauwe), voorzitter meester A. Deketelaere, ondervoorzitters dokter Gobert en apotheker Maes, secretaris Pierre Vantorre.

Schatbewaarder was Armand Everaert en propagandaleider Robert Dewispelaere. Afgevaardigde van het Rode Kruis Juffrouw Alice Gheyle, en vanwege het werk “Kinderwelzijn mevrouw weduwe Camiel Bulcke. Afgevaardigde van het werk “Sint Vincentius a Poalo E.H. Lagae, onderpastoor. Tenslotte was er ook nog de voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.) Julien Warmoes.

Op 7 februari, drie dagen later, waren dank zij de medewerking van het Rode Kruis, reeds 2700 rondzendbrieven verspreid over gans het land. Amper veertien dagen later kon de eerste geldelijke steun aan de geteisterden uitbetaald worden.

Intussen ontving het comité steun, zowel in natura als in speciën, uit alle hoeken van het land en zelfs uit het toenmalige Belgisch Kongo met een belangrijke gift vanwegede “Vlaamse Vriendenkring” en de “Cercle Dramatique l’Entrain” te Stanleyville. Steun kwam er ook van de kliniek dr. Brummer te Küssnacht (Zwitserland). In eigen land kwamen belangrijke sommen van de bankinstellingen, het personeel van SABENA, de gemeentebesturen van Waregem, Deurne en Brugge, uit Herstal en vooral uit Waterlo die Heist als peterstad had aangenomen en met een delegatie naar hier kwam om kolen, meubelen en kledingstukken aan de geteisterden te overhandigen.

In totaal mocht het comité 500 inschrijvingen boeken.

Boven de steunverlening in natura werd op de postrekening van ‘Hulp aan Heist’ 1.226.368 f gestort wat verdeeld werd onder 234 geteisterde gezinnen. Op 13 november hield het comité een laatste vergadering en werd beslist het batig saldo van 5.461 f over te maken aan het gemeentelijk fonds voor sociale bijstand ingevolge rampen.

Het was pas op het einde van februari 1953 dat het Nationaal Rampenfonds via de plaatselijke afdeling van het Rode Kruis met het ondezoek van de dossiers van geteisterden begon. 384 dossiers werden aangelegd en 203 geteisterden kwamen in aanmerking voor hulpverlening in de vorm van speciën en/of natura.

In totaal werd door het rampenfonds voor een waarde van méér dan twee miljoen frank uitgekeerd.

Uit een persnota met betrekking tot de toestand, acht dagen na de ramp, pikken we volgende passages:

“Dank aan het onmiddellijk ingrijpen van het Gemeentebestuur en alle bevoegde administratieve diensten, alle brandweerkorpsen, voornamelijk dat van Brugge, en vooral het leger zijn wij thans bij machte te verklaren dat de toestand voor onze badstad gunstig is.

“Het kan nu met zekerheid gezegd worden dat voor het seizoen 1953 alle sporen van deze vreselijke ramp zullen uitgewist zijn en dat onze zomerbezoekers onze badplaatsen in hun gewone nieuwe pracht zullen terugvinden.

Zelfs de karnavalviering twee weken na de storm ging door, al was het dan in het teken van de hulpverlening aan de geteisterden. Inderdaad “The show must go on!”.

Mochten velen kort na de storm reeds zeggen: “taak volbracht”, voor schepen van openbare werken Georges Parez en zijn medewerkers begon een tweede faze van hard werken en vechten tegen de tijd om de schade aan het openbaar domein te herstellen. De zwaar beschadigde lweinsplaats (nu Vissershuldeplein), het Heldenplein, de parkeerplaatsen, de beschadigde wegen en voetpaden, de rioolputten, de drinkwater- en electriciteitsleidingen, de zitbanken en nog zoveel andere zaken moesten heropgeknapt worden.

Met een ongetemperde wilskracht hem eigen, heeft schepen Parez zijn verantwoordelijkheid ten volle genomen. Het was een niet te onderschatten taak die hij tot een goed einde bracht.

********************************

Aanbevolen ...  Knokke-Heist onverwacht

In dit tijdschrift vindt U als bijsluiter ook een folder over een nieuw boek dat straks verschijnt over Knokke-Heist.
De leden van Heyst Leeft kunnen tegen de voorintekenprijs van 1695 f het boek bestellen bij een van de bestuursleden.

De storm van 1 februari 1953

Redactie

Heyst Leeft
1993
01
002-008
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19