Mensen maken de Geschiedenis - DEEL 19

Victor Depaepe

Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis - Deel 18

Na anderhalf uur komt Lord Laszlo Gombos terug en tot mijn grote blijdschap heeft het advokatenkantoor Theodore Goddard mijn verdediging te Lewes aanvaard. Er wordt uitgelegd hoe het rechtssysteem in Engeland werkt.

Bij ons geldt het systeem: “No gain, no pay” (geen winst is niet betalen), zo zegt hij en vervolgt:“Als wij het proces niet winnen, hoeft u aan ons niets te betalen als ereloon”.

Het enigste dat u in dat geval hoeft te betalen zijn de eigenlijke gerechtskosten, waaraan wij als advokaten niets verdienen. Maar als wij het proces winnen, zullen wij u tien miljoen frank als honorarium aanrekenen. Wat de gerechtskosten betreft zijn deze niet verrekend in dit honorarium. Van de gerechtskosten krijgt u van ons een afrekening afgestempeld door de rechtbank. Gaat u akkoord dan starten wij onmiddellijk.

Ik vraag de Lord hoeveel de gerechtskosten in Lewes zouden kunnen bedragen en hij antwoordt mij dat dit ongeveer honderdduizend frank zou kunnen zijn, beroep inbegrepen. Het verschil wordt in elk geval terugbetaald.

Wij komen overeen en 100.000 frank wordt overgeschreven als provisie op de gerechtskosten.

Meester Laszlo vraagt mij zo spoedig mogelijk alle historische dokumenten te bezorgen die zich in het Brugs Archief bevinden in verband met de visserijprivilegiën met als het kan de Engelse vertaling, wat ik hem dan ook beloof.

De oorspronkelijke privilegies van Engeland en Schotland die op perkament in het latijn geschreven zijn, hebben wij nog niet teruggevonden in het stadsarchief, maar wij beschikken wel over de letterlijke latijnse tekst die erop voorkomt. Ik onderlijn tevens dat deze visserijprivilegies geen fictie zijn en ik wijs hem op het feit dat hij zijn onderzoek reeds onmiddellijk kan beginnen in de Britse Archieven onder het referentienummer S.P. 77/34, wat uitsluitend handelt over deze privilegies.

De persoonlijke studie die ik heb gemaakt en die dertig vellen getikt en zonder tussenregel omvat, zal ik ook in het engels vertaald toesturen. (periode 1666-1963).

Hierop antwoordt Gombos dat het feit dat de oorspronkelijke Brugse Visserijprivilegies nog niet teruggevonden zijn, voorlopig nog geen hindernis vormt om met het proces te Lewes te starten, maar hij raadt mij toch aan om een grondige en hardnekkige zoektocht te ondernemen in de archieven.

Verder vraag ik aan de Lord: “Laten wij veronderstellen dat wij de processen verliezen in de rechtbank van Lewes, The High Court of Justice en The House of Lords, hoeveel zouden de gerechtskosten in hun totaliteit kunnen bedragen?“

Laszlo neemt hierop een kladpapier en cijfert... en na een poosje antwoordt hij mij:

"Tussen de 500.000 f en 600.000 f maximum. Maar laten wij niet pessimistisch zijn. Vooral als u de oorspronkelijke dokumenten terugvindt zal er altijd wel iets uit de bus komen.”

Als slot van dit langdurig gesprek kom ik met het probleem van de fameuse Geleidebrief op de bres. Ik deel mee dat op het ogenblik van het vissen in de territoriale wateren in de Seaford Bay ik niet in het bezit was van de geleidebrief daar de stad Brugge mij die nooit heeft willen afleveren onder politieke druk van hogerhand.

Ik heb een verklaring in die zin ondertekend bij de heer Curnock in Newhaven. Het Schepencollege van Brugge is nu, na de testvaart, wel bereid mij een geleidebrief te geven.

De vraag is nu welke datum die geleidebrief moet dragen?

De Lord denkt na en zegt: “Zeker niet de datum van uw vertrek uit Zeebrugge, maar wel een datum na uw terugkeer in Zeebrugge en liefst van een datum voor de aanvang van het proces in Lewes.

Nu weet ik alles en mij rest nog de Lord te danken voor de aanvaarding van mijn verdediging. Na een nachtje slapen in Grosvenor Hotel kan ik terug naar huis met een pak vertalingswerk in het vooruitzicht om op het nippertje na niet zot te worden.

Vertalingen! Televisie ... en praatshows.

Bij mijn terugkeer uit Londen stort ik eerst en vooral de honderdduizend frank als borgstelling van de gerechtskosten in Lewes. Dan neem ik onmiddellijk kontakt op met onze archivaris de heer Schoutteet en ik vraag hem fotocopieën te maken van alle stukken die zich in het archief bevinden in verband met de visserijprivilegies.

Na een tweetal dagen mag ik die komen ophalen en ik sta verbaasd over de omvang van het pakket. Ik deel de bundels in twee groepen: de oudnederlandse teksten en de latijnse geschriften. Alles wordt per geval en in chronologische volgorde in mappen ondergebracht.

Daar ik bij mijn studies de economische richting gevolgd heb, ken ik niets van het latijn af. De voornaamste latijnse stukken worden op mijn vraag vertaald door het Bisdom van Brugge en de overige door de heer Schoutteet. Ik mocht hem niets betalen en ik ben hem hiervoor nog steeds zeer dankbaar.

De oude nederlandse teksten en de nederlandse vertalingen uit het latijn vertaal ik in het engels.

Bijna dagelijks worden de afgewerkte stukken naar het advokatenkantoor Theodore Goddard verstuurd. Het wordt een ware obsessie en een wedloop tegen de tijd.

Regelmatig reis ik naar Londen af om de nodige bijkomende inlichtingen te verstrekken. Ik schrijf ook een brief aan het College van Burgemeester en Schepenen, waarbij ik mededeel dat de eigenlijke oorkonden zich niet in het archiefgebouw van de stad bevinden daar alles reeds uitgekamd is geweest en ik vraag dat alle inspanningen zouden gedaan worden om de zolders en kelders te doorzoeken van alle stadsgebouwen.

Tussen al dat zeer vruchtbaar werk in, laten de europese televisiestations mij niet met rust. Bijna elke voormiddag komt er een filmploeg opdagen. In het begin vond ik dat zeer leuk, maar na een tijdje hangt het mij de keel uit. Het is immers altijd het zelfde scenario: wandelen op het dek van mijn vaartuigje met een pak dokumenten onder de arm, het verhaal vertellen van de visserijprivilegies en dan als slot een uitvaartje naar de kop van de Zeebrugse muur alwaar er ook camera’s opgesteldzijn.

Op een avond zeg ik tegen Juliette, mijn echtgenote: “Als er morgen opnieuw een televisieploeg komt opdagen, zeg dan maar dat ik niet beschikbaar ben, want ik ben het kotsbeu.”

‘s Anderendaags zocht mijn vrouw mij op en zegt me: “Vick, zij zijn daar van de televisie, kom, doe a.u.b. nog maar eens open want die mensen zijn van uit Amerika gekomen en als je het niet doet, zou ik medelijden met hen hebben.”

Ik laat mij overhalen om hetzelfde gedoe nog maar eens over te doen.

De Amerikanen zijn de laatsten geweest en zij hebben dus de lijst van 28 televisie stations afgesloten en ik vind het maar goed ook want ooit zegt een politicus: “Trop is te veel”.

Maar dan komt er een nieuwe golf van belangstelling opduiken vanwege de kulturele verenigingen in Vlaanderen. Van alle kanten wordt ik gevraagd om voordrachten te geven over de visserijprivilegies en mijn Engelandvaart.

Er schijnt geen einde aan te komen en het zullen er meer dan 80 worden. De leukste voordrachten die ik gegeven heb zijn deze geweest in de universiteiten van Leuven en Gent voor de studenten van de Rechtsfaculteit.

De moeilijkste opdracht is te Antwerpen, voor een socialistische culturele groep. De zaal zat bomvol. Bij het betreden van het podium is er niet de minste reactie, en het ergste is de onverpinkbare strakheid van alle gezichten die een uitstraling geven van onverschilligheid en zelfs van afkeer. Het lijkt wel een afgesproken spel te zijn.

Hetgeen mij geweldig opvalt is dat de vrouwen zeer keurig opgedirkt zijn. De halskettingen, borstspelden en oorringen en armbanden schitteren van diamanten en briljanten. ‘t Is al haute couture. Vanaf mijn dertiende jaar heb ik nooit een spreekbeurt gegeven met een afleesblad voor me. Alles is steeds spontaan, harmonisch en in logische volgorde uit het diepste van mijn hart gekomen. Maar nu denk ik toch dat ik het hier waar zal moeten maken. Ik zet alle negatieve indrukken van mij af want per slot van rekening hoef ik mij voor niemand te schamen. Ik geef het beste van het beste en de redevoering eindigt op een oorverdovend applaus.

Ik word opnieuw naar Londen geroepen en het wordt een vijfuurdurend gesprek met de advokaat sir Frank Saskice, the Queens Council. Ik stel met genoegen vast dat mijn advokaten in Londen het zeer ernstig opnemen en dat zij alles uitpluizen tot op de graat. Het proces te Lewes is ondertussen opnieuw voor de tweede maal verdaagd en nu tot half november.

In 1666 had het stadsbestuur van Brugge plakkaten laten drukken met de titel “Privilegie”. De bedoeling ervan was de reders ter zeevisserij op de hoogte te brengen van hun rechten, Ik laat 2.000 van die plakkaten afdrukken met de bedoeling ze te verkopen aan 100 f het stuk. Ze zijn verpakt in een grote bruine omslag, achteraan gekartoneerd om beschadiging te voorkomen.

Het is namelijk zo dat ik er financieel slecht voor sta. Ik heb trouwens reeds 400.000 f onkosten gemaakt. Denk alleen maar aan de kosten die ik deed aan het vaartuig om naar Engeland te kunnen varen.

Ik vraag aan Burgemeester Pierre Vandamme om op de Grote Markt van Brugge een redevoering te mogen geven met doelstelling:

  1. Hulde te brengen aan mijn Heistse bemanningsleden die de testvaart naar Engeland mogelijk hebben gemaakt
  2. Het economisch belang te onderlijnen van de Brugse Visserijprivilegies ten overstaan van onze Zeebrugse zeevissers en de nevenbedrijven;
  3. De verkoop van de stukken van het dokument “Privilegie” te stimuleren, ter spijziging van het Fonds.

Ik bekom zonder enige moeilijkheden de toelating voor zaterdag 28 september om 19.30 u, met technische medewerking van Radio Nord.

Op vrijdag 27 september breng ik ‘s voormiddags een bezoek aan de stadsarchivaris Schoutteet. Daar sta ik voor de verrassing van mijn leven: het oorspronkelijke engelse privilegie met het groot koninklijk zegel is teruggevonden op de zolder van het postkantoor, onder het stof.

Ik vraag hem of onze Burgemeester het reeds weet en zijn antwoord is negatief.

Ik vraag hem of hij het aan niemand zou willen zeggen en of ik de eer zou mogen hebben om het morgenavond officieel te mogen mededelen aan de Brugse bevolking ter gelegenheid van mijn redevoering op de grote markt. De heer Schoutteet gaat hiermede akkoord. Ik voel mij de gelukkigste man ter wereld.

Lees verder: Mensen maken de geschiedenis - Deel 20

Mensen maken de geschiedenis - Deel 19

Victor Depaepe

Heyst Leeft
1993
01
014-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19