Ook Octavie Dumez moest naar Knokke: 1944
Eric Snauwaert - Dirk Valcke
Begin oktober 1944... ik was toen 14 jaar. Charles Haerinck, politieagent en belleman, meldde aan alle hoeken van de straten het bericht dat alle inwoners van Heist geëvacueerd moesten worden en naar Knokke moesten verhuizen.
Met een stootkar, waarop enkele kledingstukken en wat voedsel, trokken we met gans de familie naar Knokke. Tussen de bombardementen door zijn we dan tenslotte beland aan het Zoute-kerkje te Knokke waar we onze intrek konden nemen in de villa Soeur Ann.
De ganse familie (broers, zusters, tantes en nonkels, kinderen en kleinkinderen) kon daar bekomen van de doorgestane emoties.
Dagelijks ging vader naar “Winterhulp” om soep, in het dorp te Knokke. De kinderen gingen naar de Duitse soldaten toe om brood te halen en het viel op dat die jongere Duitse soldaten heel vriendelijk waren voor de kinderen.
Mijn vader, François, was een kei in het vangen van meeuwen, wat dan ook geregeld door moeder klaargemaakt werd voor middageten. Maar er werd ook veel paardenvlees gegeten.
Op een dag kwam vader zelfs met een levend paard naar huis, met de bedoeling het te slachten. Maar moeder Esther was veel te bang zodat men uiteindelijk het paard heeft moeten laten lopen.
Overdag zaten wij in de living van de villa, en ‘s nachts werd er geslapen in de kelders. Wij hebben ook een “blindvanger” gekregen. Gelukkig is die niet ontploft midden in de living, want anders waren er zeker vele doden gevallen. Vader kwam geregeld wel met het een of ander naar huis. Op een dag kwam hij binnen met een ganse kuip boerenboter (beste beuter). Dat was voor ons iets heel nieuws.
Eigenlijk hebben wij in de oorlog niets te kort gehad, dat vooral dank zij vader en de andere zusters.
Tijdens de woelige dagen van de eigenlijke bevrijding verbleven wij permanent in de kelders, maar nieuwsgierig als we waren trachten wij toch een en ander te zien. Zo herinner ik mij nog dat een aantal Duitse soldaten, met de handen op het hoofd, uit de bunkers kwamen en aangehouden werden door de Canadezen.
Eens de Duitsers weg waren trokken wij natuurlijk naar die bunkers, uit nieuwsgierigheid, maar vooral ook om te zien of er niets kon meegenomen worden. De bunkers staken vol eten: kaas, salami, conserven en boter. De Canadezen zelf hebben ons nog geholpen om een en ander mee te brengen naar ons huis, en stelden zelfs een vrachtwagen ter beschikking.
Slechts enkele dagen na de eigenlijke bevrijding zijn we reeds terug naar Heist getrokken, en dit met een wagen volgeladen met eten. In de moeilijke naoorlogse periode hebben wij er nog maanden kunnen van “genieten”. Toen we ons huis op de hoek van de Knokkestraat en de Onderwijsstraat bereikten, moesten wij vaststellen dat er veel beschadiging was. Het dak was voor de helft kapot, maar dat werd rap hersteld.
Wat ook een grote indruk op ons gemaakt heeft, is de repressieperiode. Ik heb nog gezien dat de meubels van mensen die hadden samengezworen met de Duitsers, in brand werden gestoken.
De oorlog was een zwarte bladzijde in ons leven, die wij evenwel hebben kunnen omdraaien zonder het verlies van familieleden. Gelukkig zijn er in onze familie tijdens de oorlog geen slachtoffers gevallen.