En Knokke vierde feest!
De inhuldiging van Sebastiaan Nachtegaele als burgemeester van Knokke op 2 oktober in 1872.

E.H. J.Van Den Heuvel

In 1872, dus meer dan 100 jaar geleden, verscheen te Brugge bij J. Fockenier (l) een verslag van de inhaling van Sebastiaan Nachtegaele als burgemeester van Knokke.

Ingenieur Valeer Cosyn bewaart zorgvuldig dit boekje van 20 bladzijden. Hijzelf schreef er een artikel over in "Rond de Poldertorens" (2). Hij gaf ons ook de toelating het volledig te publiceren en gaf tevens een antwoord op de vele vragen, die wij hem stelden, waarvoor onze beste dank.

Zo’n stukje Knokke van 100 jaar en meer geleden, is een fijn hapje voor al wie van geschiedenis en folklore bij onze eigen mensen houdt. Enkel de ouderen onder ons herinneren zich het volkse en folkloristische van zo'n inhaling van een pastoor of burgemeester in een eenvoudig dorp bij eenvoudige mensen.

Het was terug eens een "feest" d.i. een gelegenheid om het harde, noeste werk, ja zelfs... de armoede te vergeten, en hun sympathie voor die belangrijke persoon te tonen.

Dagen voordien was ieder al in de weer, smeedde plannen, maakte afspraken. Iedere maatschappij, gilde of vereniging stak de hoofden bijeen om te overleggen wat ook zij zouden doen. Zou het een wagen worden, voortgetrokken door flinke boerepaarden? Wat zou men erop verbeelden? Welke uitverkorenen zouden erop zitten? Vòòr de wagen zou natuurlijk de voorzitter, secretaris, schatbewaarder, en al de leden mee optrekken. En de schuttersgilde? En het muziekcorps? En...en...?

Ieder huis, zonder uitzondering, moest versierd worden. Als het er van af kon - en bij een herberg was het regel - werd 'n praalboog opgericht.

Een of ander dorpspoëet - er waren er velen – maakte dan 'n vers, zoals bvb. te Kortemark, waar de pastoor van Leke werd verwelkomd met:

Paster van Leke,
Welkom in onze streke,
Maar vraag genen frank voor de stoel
Of 't wordt hier een hele boel!

(zo was 't in Leke gebeurd, waar hij als een der eerste pastoors 1 frank vroeg in plaats van 50 centiem).

De grote rijmelaars waren o.a. de veldwachter, de molenaar Charles Lievens, de kleermaker Lazure, de kruidenier en bakker P. Cosyn, die verf, petrol, kloefen, ellegoederen, stovepotten en -roosters, gleierwerk, kruisbeelden, enz. verkocht.

Ook in Knokke ontbrak de poëzie honderd jaar geleden niet! En wanneer men nog eens op zoek gaat naar de eerste Knokse dichter, dan heeft men er hier zoveel als garnelen in een benne. Die gedichten, in calligraphie geschreven, werden in een kader van groene bladeren opgehangen.

En vlaggen? Niet iedereen bezat dat, maar toch meer dan in deze tijd van individualisme. Zo'n vlag kon ook dienst doen bij een huwelijk in de buurt, of bij een zilveren of gouden jubilee. Ook werden er bloemen op de straat gestrooid, of de kinderen knipten met plezier alles klein, wat maar min of meer gekleurd was, en strooiden het op straat: was dat een evenement! Hier en daar werd zelfs een stukje toneel opgevoerd, of werden obstakels op de weg gelegd, die door de courriers of boden werden gemeld, en door de mineurs sapeurs en de Bylemans (mannen met een bijl) werden verwijderd. Zo kon men de optocht tot staan brengen, opdat de bewoners persoonlijk de burgemeester zouden kunnen gelukwensen en de versiering van hun huis laten bewonderen.

Die sapeur-mineurs (zo noemt men nog soms de geniesoldaten) waren de verre opvolgers van de burger-werklieden, die tot het einde van de 18e eeuw het werk van sappe of ondermijning (van het volks-Latijnse woord "sappe” = pijp of loopgraaf) en mijnbouw bij een belegering uitvoerden. Slechts in 1776 werden er genie-officieren aangesteld, die over de compagnieën van mineurs en sapeurs afzonderlijk het bevel voerden. Deze specialisatie verdween om de bataljons van Sapeurs--Mineurs te vormen. In de 19e eeuw droegen de sapeurs een helm, die "pot-en-tête" werd genoemd; ook nog een kuras en een lederen voorschoot. Tegenwoordig worden de niet gespecialiseerde eenheden van de genie nog soms "sapeurs-mineurs" genoemd. Zij worden ingezet voor de bouw van bruggen, ontmijning, mijnbouw (in de loopgrachten), enz. Hun schild draagt nog de "pot-en-tête" en kuras of borstharnas.

Ook bewonderde men onderweg een uurwerk met drie klokken, de garde route of baanwachter. L. Wouters met een seinvlag, of de Dullekop-aardappelkijker bij de bakker en kruidenier Cosyn.

Wie 't meest feest vierde - om wille van de smeer likt de kat de kandeleer - waren natuurlijk de estaminets of stamenees. Dat is een prachtig woord voor herberg of kroeg. De etymologie of woordafleiding wordt fel bediscussieert, maar zou van Waalse oorsprong zijn, en dan langs het Picardisch in de Franse taal opgenomen. Volgens ernstige geleerden zou het woord eigenlijk oorspronkelijk van "stam" afgeleid zijn, dus ... van het Vlaams! Het zou "een zaal met palen (stammen) gemaakt" betekenen, of "een zaal van stamgasten". Anderen - maar dat staat niet in de boeken - vertellen dat het woord nog van de Spanjaarden komt: die waren lustige drinkebroers, getuige de Oosthoek, waar men een gedichtje bewaart:

Auprès du Fort Sainct Pol
Un guerrier Espagnol
L'aieul de Fonseca
de la bonne mère Siska
abandonna les camps
pour cultiver les champs
et cuire, en son logis
la gaufre du Pays.

(De vertaling in karamelle-verzen volgt op de pagina 23.)

Bij ’t stoere Fort Sint-Pol
Sloeg een Spaans hart op hol.
Zijn naam was Fonseca,
de voorvaâr van Siska.

De oorlog gaf hij de brui,
omgordde schart en trui:
hij maakte wafels klaar
en z'huwden met mekaar.

En moeder Siska's wafels
smulde ieder aan haar tafels.

Wanneer deze amoureuze geschiedenis gebeurde ? In 1604!

Dus lang geleden. En hier vinden wij de Spaanse oorsprong van het woord estaminet: op sommige kroegen lieten de warmbloedige Spaanse soldaten schrijven: Esta minetta! Hier woont een mooi jong meisje! En ... de wafels werden gebakken... Si non è vero, è bene trovato!

Estaminets waren er in die tijd heel wat. Men had daarvoor ook niet veel nodig: een plaats met een tafel en enkele stoelen. Daar kwam men na de arbeid ’s avonds zijn "pintje" pakken en een "boomtje" kaarten of tritsen (met drie teerlingen in een tritsbusse).

Verst lag natuurlijk de estaminet de Vrede, waar nu schepen Peere woont: in die tijd was het Seven Loeys en Belltje (Isabella) Laforche. Kenee (Cornelius) Beste hield een winkel, achter de dijk, waar nu Jozef Dhoore woont.

Maar in 't Kalf begon het eerst! Daar had je "In 't oud Gemeentehuis" een café in de boerderij bij Vermeire.

Waar nu mijnheer Devis woont, op de hoek van de Gravejansdijk en de Boslaan, woonde Wantje Kerkhof: een café en winkel.

Pier Blanckaert was gehuwd met Rosalie Van Loo, en woonde waar nu de sportieve Brusselaar Echément zelf een fijn interieur wist samen te brengen. De café noemde "In de Molen", en voor het franssprekende publiek werd het "Au Moulin"; daar waren ook wafels en koffie te krijgen, en er was een winkel.

Juist tegenover Danny Lannoy was "In de Duingalm" bij Intje Gryse (Hendrik De Gryse) die met Wantje Duingalm was gehuwd. 't Huis werd afgebroken.

Waar de oude Mariaschool stond, maar meer naar de molen op, is nu een haag. Daar woonde Staf Vlaemynck met Rosalie Schram. Hij was de gareel- en schoenmaker en hij hield de café "Bij Gustaaf Vlaemynck" open. Ook deze werd afgebroken. Bij Oskar Morbez, die met Marie De Vinck was gehuwd, was er ook een herberg. Die was bij het hekken van Dumolyns (Duimptje) oude woonst gelegen: het is nu een zomerverblijf. Oskar was de vader van de onlangs overleden fiskaal raadgever Sylvain Morbez.

Overal werd veel gekaart en gebiljart. Bij Vermeire was de zetel van de Geitenbond. Later bij café André was er een liggende "perse" voor de schieting. Daar was ook de bolling. En als het Kalfkermis was, kwam hier het muziek van Knokke spelen en dan was er veel volk: ze kwamen van overal in 't ronde! (3).

Wie was nu die Sebastiaan Nachtegaele, die wel niet als Jan Breidel of Pieter de Coninck te Brugge een standbeeld kreeg, maar wel...een straat - al was het voor een naamgenoot - in de koningin - neen, dat is Oostende - maar toch de prinses der badsteden, Knokke?

Het was een ere-boer, die woonde op de hofstee van Van de Vyver, tegenover het Gravejansdijkkapelletje. Na hem woonde daar nog een Knokse burgemeester, Theofiel d'Hoore (burgemeester van 1896 tot 1912). De kleinzoon van deze, Jozef D'hoore, woont nog langs de Gravejansdijk, achter de dijk van 't Kalf.

Sebastiaan was burgemeester van 1872 tot 1896 als opvolger van Filip Tavernier (burgemeester van 1854 tot 1872) (4).

Deze burgemeester Tavernier woonde in "de Zwaan" (de Cygne), het latere hotel, op de hoek van het Maurits Lippensplein, met tot voor kort bovenop de karakteristieke windwijzer: een zwaan. Hij heeft er zelf zijn eigen monument opgericht, waar zoveel Knokkenaars en vreemdelingen voorbijgaan, en niemand er acht op slaat. Op zijn oude drempel, de "zulle" staan nog de letters P.H.T.: Philippe Tavernier. Natuurlijk was een kiescampagne de oorzaak dat ook soms wel iets min fraaie gezegd werd. Hier is het niet zo erg, slechts een spotnaam Philippe de d(ullen).

De politiek in die tijd werd in een dorp meer gevoerd rond enkele voorname personen, en niet rond een partij met eigen politiek programma.

Later kwam Sebastiaan rentenieren in 't Dorp in een groot renteniershuis dat uitgaf op de Peperstraat, en later het hotel “Welkom” werd in de Dorpstraat, die later de Sebastiaan Nachtegaelestraat werd. Deze nieuwe naam kreeg deze straat volgens beslissing van het schepencollege van 20 april 1930, naar een naamgenoot, die op 7 vendémaire van het jaar 4 (28-9-1795) tot "maire" werd benoemd. (5).

Hij huwde met Rosalie Quaetaert. De zerken van hun graven werden van het oude kerkhof rond het oude kerkje naar het nieuwe (nu ook reeds oud kerkhof geworden) gevoerd. Daar ligt hij met zijn broer Cornelius Nachtegaele, die eerst in de Nieuwstraat op het hof van Meysman woonde, en ook later naar het Dorp afzakte om te rentenieren, waar nu de heer secretaris Claeys woont. Jan Nachtegaele woonde op de hofstee van Stroo, de "Witte Hoeve". Sebastiaan en Cornelius hadden geen kinderen. Hun familie was meester Van Steene: zijn vrouw immers was Rosalie Nachtegaele, een dochter van een broer. (6).

Burgemeester in die tijd was een erepost, en vóór 1876 was de jaarwedde 106 frank per jaar. (7).

Het verwondert ons dan ook niet, wanneer de dépêche-drager (8) met het grote nieuws van de benoeming tot burgemeester, en dan reeds van het telegraafkantoor van Heist kwam (Knokke bezat nog de luxe niet van een eigen telegraafkantoor), het zich ontzag nog over het Dorp naar die afgelegen hoeve te moeten gaan. Hier in Knokke was immers geen station, en...de telegram kwam langs de treinroute..

Het postkantoor van Knokke stond eerst naast de plaats waar later het Hôtel de la Poste, en daarna het Magasin de la Poste werd opgericht. Hier woonde garde de Bruycker, die met Maria Vermeire was gehuwd.

De schepenen waren Edward Claeys en de molenaar Mengé, die op 't einde van de Judestraat woonde.

Voor de feestelijkheden werden ook de kanonnen uitgehaald. Deze werkten met carbure (carbid in deftig Nederlands), een scheikundig produkt, dat de mensen in die tijd veel gebruikten. Als de druk van het acetyleengas hoog genoeg was, ontsnapte dat met een knal. Er waren een drietal kanonnen in 't Kalf, en wanneer het kermis was in de wijk "het Kalf" op de derde zondag van september, dan schoot men ze af, dat het daverde tot in 't Dorp.

Carbure werd ook gebruikt voor de fietslamp: de wit-grijze carbure lag in de pot, onderaan de lamp, en met een fijn buisje liet men daar water op vallen; wanneer men het gas rook, deed men het venstertje open. Dat was een vergrootglas om het licht te vergroten. Zo ontstak men de pruttelende fietslamp.

Maar wilde men iemand "duvelen", dan draaide men het waterkraantje open en... de lantaarn was versmoord! Carburekanonnen werden vroeger ook gebruikt als "schuwe" of vogelverschrikkers (9).

De burgemeester werd ingehaald per chais(e) (de poste) of syse, een lichte wagen op twee hoge wielen, die bij de meer gegoeden met caoutchoucbanden waren belegd. Hiermee kwamen de boeren en boerinnen naar de kerk. Anderen maakten er uitstappen mee of gebruikten ze voor hun lichtere boodschappen. Deze wagens werden ondertussen bij of op een open plaats van een herberg geplaatst, die tevens een "afspanning" was.

Vader Cosyn leverde zijn bier per syse, dokter Wallays deed er zijn "visiten" mee, en Dolf Maertens hield het een der langsten vol om ermee naar het Dorp te komen. Ook Ko Loeys (Jacobus) en Tille (Mathilde) Bonte kwamen zo van de hofstee achter 't kapelletje.

Waar is de tijd dat de dijk nog liep "van ens tot ens" en nog niet op veel plaatsen was afgegraven. Op de molen van ’t Kalf woonde Jan De Maecker, Louis De Vos en ten slotte Warden (Edward) Verheye. Waar nu de villa "Duvekot" is bij Traen in de Pierslaan, stond Van Dammes molen, en dat was op de Gravejansdijk. De paardesmid-blikslager was Pol Zitters (Leopold De Zutter volgens de deftige boeken van het stadhuis): deze woonde bij de Gravejansdijk en de Pompestraat. Op het geutijzeren kruis van zijn graf stond:

"IJzer en staal heeft hij gedwongen,
Maar is de dood niet ontsprongen".

Er is ook spraak van twee gilden. De mannengilde of de Sakramentsgilde, die in de kerk een kostelijke geborduurde vlag bezat, met de afbeelding van het H. Sakrament erop. Deze vlag hing of stond in de kerk en werd in de processies aan een stok rechtop meegedragen; daarvoor was een sterke man nodig, want ze ving veel wind. Ieder jaar betaalde elk lid een kleine bijdrage, en bij zijn dood werd hiermee een speciale mis voor z'n zielelafenis betaald.

De vrouwengilde bezat ook zo'n kostbaar geborduurde vlag met de afbeelding van Onze-Lieve-Vrouw. In Knokke noemde men de leden "de wuvetjes". En wanneer moeder op zondagnamiddag de vergadering met gebeden, gezangen en sermoen in de kerk bijwoonde, en iemand op bezoek kwam, zegde men: "Z'is noa de wuvetjes!". Het was voor haar een enige gelegenheid om eens uit haar zwaar "menage" met veel kinders weg te zijn, en daar met oude schoolvriendinnen of buren eens over serieuze zaken, of over vele kopbrekingen te kunnen praten. (10).

In het dorp zelf kwamen de personaliteiten de nieuwe burgemeester gelukwensen. Eerst de kerkmeester en kerkraad, dan secretaris La Gravière, en ten slotte een belangrijk dorpspersonage in de ouden tijd: Akkerman, die koster en -zoals de gewoonte het wilde - tevens schoolmeester was.

Pier Cosyn, de bakker en kruidenier, had op zijn syse een heel speciale vlag: een vaandel met de kerk van Knokke erop. Deze had nog geen kruisbeuken. Deze vlag van 1872 bestaat nog altijd!

Nog een paar estaminets Sint-Crispijn (de patroon van de schoenmakers), waar L. Maertens woonde, en de herberg "Het Gemeentehuis" van L. Van Houtte kregen bezoek.

Nu kwam het hoogtepunt van de ceremonie. De nieuwe burgemeester werd in de kerk ontvangen, en door de pastoor naar z'n speciale plaats geleid: een zitsel vooraan bij het hoofdaltaar een plaats in de banken, in het koor tegenover het zitsel voor behouden aan de priesters.

Na de stoet maakte de burgemeester nog een rondgang in het dorp om de opschriften, verzen en spreuken eens te lezen, en hij deelde met kwistige hand bonnetjes uit voor spijs en drank.

Maar ... de klap op de vuurpijl was 's avonds... een vuurwerk met maar 63 verschillende soorten van figuren.

Een lange dag, een machtig feest om een leven lang van te praten en... een boek over te schrijven.

Dank zij de levendige beschrijving van de hooggeleerde - met zoveel letters achter zijn naam! - G. Dingens ... kunnen wij onze zulke "dingen" beter voorstellen, en mee genieten van de eenvoud, de hartelijkheid, de gezonde vreugde en de trouwe vriendschap van die Knokse mensen uit die goede, oude tijd!

Op den 29 September 1872, des avonds ten 8 ure, kwam er in het dorp Knocke, eene bode van het Telegraafkantoor van Heist. Groot was de nieuwsgierigheid van velen; aan wie was deze depeche gericht? daar het onder de zeldzaamheden kan gerekend worden, een man met een koperen band rond zijne muts, in de Gemeente Knocke te ontmoeten. Al spoedig waren er echter die het denkbeeld vormden, dat het de benoeming van den nieuwen Burgemeester konde zijn, daar het toch uit de kiezing, welke op den 1 Juli 11. had plaatsgehad, gebleken was, dat den heer Philippe Tavernier als zoodanig was afgestemd.

Door nieuwsgierigheid gedrongen, waagden het eenigen de man aan te spreken, ten einde hunne nieuwsgierigheid te bevredigen door te weten aan wie het adres was gericht.

Dadelijk antwoordde de man, dat hij de depeche aan den heer S. Nachtegaele moest bezorgen, en dat hij wel wenschte dat hij zich in het dorp bevond, om daardoor één paar uren marsch uit te winnen; echter was er niets aan te doen, en de man was gedwongen zich naar de hofstede van meergemelde Nachtegaele te begeven, na vooraf eenigen de vrijheid te hebben verleend, een oogopslag op het adres te werpen, waarop te lezen stond: Monsieur S. Nachtegaele, maintenant Bourgmestre à Knocke.

Nu kon er geen twijfel meer bestaan, ofschoon er nog velen waren die, op de woorden van anderen niet vertrouwende, er nog weinig waarde aan hechten, doch, toen de bode van zijn bestelling was terug gekeerd, en de boodschap medegebracht dat den heer Nachtegaele als Burgemeester van Knocke was benoemd, was de vreugde algemeen, met uitzondering van eenige kwaadwilligen, die met vloeken en tieren deze benoeming verwenschten, doch later gaarne aan al de feestelijkheden hadden deelgenomen.

Menigen heildronk werd er op de gezondheid en ter eere van den nieuwen Burgemeester gedaan, hand op hand werd er gegeven, felicitatie op felicitatie elkander toegeroepen, en menig pintje bier of glas wijn werd er geledigd, voor men eindelijk, laat in den nacht scheidde, na vooraf vele plannen voor de inhaling des Burgemeesters te hebben besproken.

Des anderendaags werd het nog meer bevestigd, dat de benoeming geen blooten leugen was, daar den heer Nachtegaele zelf zijne benoeming bekend maakte, en de depeche, aan hen, die zulks verlangden, ter inzage gaf, waarin het volgende te lezen stond: "Nachtegaele Sebastien, Cultivateur Knocke, vous étes Bourgmestre, Claeys, Mengé, Echevins."

Voorzeker kon het niet lang meer duren dat den nieuw gekozene Burgemeester zoude verzocht worden, zich bij den heer Gouverneur van West-Vlaanderen te vervoegen, ten einde in zijne handen den Eed van trouw aan Vorst en Vaderland af te leggen. Hierin werd men ook niet bedrogen, want op den 3 October ontving den Burgemeester bovengemelde uitnoodiging, en wel dat hij zich Zaterdag 5 October bij den heer Gouverneur zoude aanmelden, om den Eed als Burgemeester af te leggen.

Deze uitnoodiging werd met spijt vernomen: daar men wel sedert eenige dagen druk bezig was om toebereidselen te maken, om eene luisterlijke Inhaling te bewerkstelligen, doch in de zekere overtuiging was dat zulks in dien korten tijd, welke men nog had, onmogelijk tot stand konde komen; maar ziet de donkere wolken lieten wederom eenig licht doorschijnen, daar men op de gedachte kwam, den Burgemeester te verzoeken, zijne intrede niet voor Dinsdag den 8 October te doen, aan welk verzoek met genoegen werd voldaan.

Nu was het handen aan het werk te slaan, en dit deed men ook, want iedereen benaarstigde zich om den dag waarop de Instellatie zoude plaats hebben, luister bij te zetten.

Eindelijk, daar kwam de lang gewenschte dag.

Begunstigd door uitnemend schoon weder, waren er reeds velen in den vroegen morgen, als het zelfs nog duister was, bezig om hunne Woningen te versieren, Eerepoorten of Praalbogen te zetten, Drapperijen of Vlaggen uit te steken, enz. enz., kortom, allen waren aan ’t werk om den nieuwen Burgemeester eer aan te doen en hem te toonen dat hij een alleszins welgekomen gast was. Ook de Commissie, belast met het regelen van den Optocht en het nemen van maatregelen voor de ontvangst des Burgemeesters, was niet achter gebleven.

Reeds ten 6 ure in den morgend hoorde men het donderen der kanonnen,waarmede men gedurende den geheelen dag 12 schoten per uur loste, ook toen reeds zag men vele Bogen, met groen bekleed, verrezen en een menigte Vlaggen uit verschillende woningen wapperen, men vond oud en jong, groot en klein, allen op de been om, waar het noodig was, hulp en bijstand te bieden tot eindelijk ten 11 ure het dorp Knocke een geheel ander aanzien had verkregen.

Om 12 1/2 ure was het bepaald voor de ruiters met hunne paarden en de overige aan den Stoet deelnemende personen, met eene Chais of te voet zich in de Dorpstraat, bij de estaminet van L. Van Houtte te bevinden, om aldaar den geheelen Optocht te regelen en daarna naar de estaminet “de Vrede”, waar de Burgemeester op verzoek zich bevond, te begeven.

Ten 12 ure zag men reeds vele ruiters in wonderlijke kostumen gekleed, op schoon versierde paarden, het dorp komen inrennen; omstreeks 1 uur was alles gereed en men gaf bevel tot den aftocht.

De stoet was op de volgende wijze samengesteld:

  1. 3 Courriers te paard, voerende elk een Vaandel, te weten: dat van de Gemeente, van het Mansgilde en dat van het Vrouwegilde.
  2. Een Hoornblazer op een ezel gezeten.
  3. De groote trom of groskes, om de naderende stoet bekend te maken.
  4. Mineurs, Sappeurs en Bijlemans, in costuum en gewapend met de noodige gereedschappen, om bij de voorkomende gevallen hunne diensten te bewijzen, door het wegruimen van hindernissen, welke men gedurende den tocht kon ontmoeten.
  5. 34 Ruiters te paard, onder leiding van den heer L. Nachtegaele, welke als kommandant gekozen was.
  6. De ridder Don Quichot en zijne schildknapen Sancho Pascha en Elamon, op ezels gezeten.
  7. Eene chais, voerende een Vaandel, door P. Cosyn vervaardigd, waarop de kerk van Knocke was afgeschetst en met vergulde letters op te lezen stond: "Ingezetenen Knokke, 1872 - Eendracht maakt macht".
  8.  3 achtereenvolgende chaisen, waarin zich de nieuwgekozene Schepenen en verdere Raadsleden bevonden.
  9. Eene voiture met 9 Muziekanten, welke voor deze feestelijke gelegenheid uit Brugge waren ontboden.

Tot slot: Een schoon opgesierde Praalwagen, door den heer L. Driesens, Landbouwer, enz. in deze gemeente vervaardigd. Was de wagen uitmuntend en met zorg afgewerkt, en was elke versiering op de juiste plaats aangebracht, dan is het overbodig nog te zeggen, dat een opschrift welke in groote letters op het voorste gedeelte des wagens te lezen stond, eenieders goedkeuring wegdroeg; men vond daar het volgende geschreven :

Welgekomen burgemeester,
d'heer Sebastiaan Nachtegaele,
voor den vollen bloei van landbouw, koophandel
en nijverheid, rijk beloonden arbeid, algemeene
welvaart, rust en vrede.

Dit was echter nog niet alles; er was ook wederom zorg gedragen dat men, aangedaan door de pracht, zich niet in treurige stemming zoude brengen. Midden in de opgetooide Praalwagen liep een man heen en weer, welke algemeen onder den bijnaam van Philippe den d... gekend is op wiens rug men een papier had vastgehecht, waarop te lezen stond:

"O mensch wij zijn verblijd, dat wij hem zijn kwijt
Ik wensch den nieuwen Burgemeester veel geluk en voorspoed
Ik wensch te sch... in den ouden zijnen hoed."

Dat dit menigeen tranen deden lachen zal wel onnoodig zijn te beschrijven; het was echter te bejammeren dat den heer Driesens bij dit alles niet tegenwoordig konde wezen, daar deze door zaakaangelegenheden onmogelijk in staat was het feest bij te wonen.

Een menigte nieuwsgierigen verdrongen elkander om zich kort bij den Stoet te kunnen voegen, ten einde alles nauwkeurig in oogenschouw te kunnen nemen; echter moet er gezegd worden dat elk zijn best deed om den Stoet niet te verhinderen en haar geregelden gang te behouden.

In deze geregelde orde, waarvan de meergemelde heer L. Nachtegaele, kommandant der ruiters, zeker wel de meeste eer toekomt, bereikte men het bij de Gemeente behoorende gehucht, het Kalf, waar er door de Muziek een paar stukken werden uitgevoerd welke met gespannen aandacht door de groote menigte menschen werd aangehoord; daarna zette den trein zich weder in beweging tot men aan de hofstede van den Burgemeester was genaderd, waar er wederom eenig oponthoud werd verzocht, ten einde de Muziek in de gelegenheid te stellen eenige toonen, ter eere van den Burgemeester, voor zijne woning te doen hooren.

Nu was het de laatste standplaats geweest, want het kon slechts weinig minuten meer duren dat men den lang gewenschten en gezochten Burgemeester niet gevonden had. Reeds zag men de Courriers met hunne Vaandels heen en weder vliegen, de verschillende aangebrachte versieringen van de estaminet "De Vrede", en weinige oogenblikken daarna hoorde men in het voorste gedeelte der stoet een algemeen geroep, tot men eindelijk met geheel den optocht voor of bij de estaminet "De Vrede" stilhield.

De nieuwgekozene Schepenen en verdere Raadsleden stapten af om den Burgemeester te feliciteren en hem de Eerewijn aan te bieden, hetwelk met korte doch krachtvolle woorden werd verricht en door de Muziek met de "Brabançonne" werd toegejuicht. Hierna nam de Burgemeester den geheelen Stoet in oogenschouw, waarna hij, met de Schepenen en verdere Raadsleden in het daartoe bestemde rijtuig, met 4 paarden bespannen, plaats nam.

Nu werd er de volgende verandering in den stoet gebracht:

N° 7 van vroeger gemeld programma, kwam in de plaats van N° 9; N° 10, in de plaats van N° 8; N° 8, in de plaats van N° 7 en N° 6 werd bij N° 2 gevoegd, terwijl N° 9 door het Muziek werd verlaten, welke zich in N° 10 begaven, ten einde de voiture ter beschikking van den Burgemeester en verder gevolg te stellen, welke zich achter den stoet voegden.

Alles was gereed en men gaf teeken tot voortgang, waarna zich ieder in beweging stelde.

Na ongeveer 5 minuten op weg te zijn geweest, kwam men aan de hofstede van den heer L. Nachtegaele, broeder des Burgemeesters, kommandant der Ruiters, waar men, na alles behalven het rijtuig waarin de Burgemeester zich bevond, te hebben doorgelaten, op de woorden van L. Nachtegaele, Trek op Jan, eene touw of koorde, voor een schoone Praalboog spande, waardoor de toegang bepaald werd afgesneden en men dus in de gelegenheid was de Burgemeester, Schepenen en verdere Raadsleden met de eerewijn te beschenken.

Onmiddellijk na het aanbieden van den wijn, liet het muziek het algemeen gekend stuk "Waar kan men beter zijn" hooren, waar na men weder den aftocht aannam.

Alles ging goed geregeld voorwaarts tot men aan de Estaminet "De Warande", bewoond door L. De Broek, kwam, waar men insgelijks een schoone Praalboog had opgericht, en men even als bij den heer L. Nachtegaele, na alles, behalve den Burgemeester te hebben doorgelaten, door een wit lint den verderen doorgang versperde, om hier door het aanbieden van den eerewijn te toonen dat hij ook hier welgekomen was. Na een korten afstand ging het weder voorwaarts tot aan de woning van C. Beste, waar men wederom eene Praalboog met het volgend opschrift had opgericht:

Als de Burgemeester koom
Geven wij hem de eere kroon
Zonder haat of nijd
Voor een ieders profijt.

Op de rechter zijde van dezen boog zag men een figuur eene toren voorstellende, waaraan men een gaande horlogie met drie bellen daar boven geplaatst had.

Deze 3 bellen werden door middel van een rad in beweging gebracht en deed het geluid van een carillon in het klein hooren, waarmede men gedurende den doortocht speelde. Ook hier was wederom algemeene medewerking zichtbaar, want men zag in meergemelde Praalboog, spiegels van blikbladen aangebracht, welke door den blikslager van het gehucht Het Kalf waren gegeven en in het aangebrachte groen een schoon effect maakten.

Wederom zette den stoet voort, doch nauwelijks eenige minuten vooruit gegaan zijnde, hoorde men den hoornblazer algemeen alarm blazen ten bewijze dat de weg onveilig was en de stoet zich staande moest houden. Oogenblikkelijk zag men de Mineurs Sappeurs en Bijlemans met hunne wapens in de hand met groote snelheid aanloopen, ten ei.nde hunne diensten aan te bieden, en zoo mogelijk de weg spoedig van alle hindernissen te zuiveren. Dit ging echter niet zoo spoedig als men wenschte, want er waren grote stukken hout en steenen op de weg gelegd, die eerst na veel kappen en zagen konde ontruimd worden; zoodra dit geschied was, zag men het vlaggentje van L. Wouters, welke zich als Garderout voor zijne woning geposteerd had en den ganschen stoet met zijn seinvlag toewuifde.

Alles was weder in vollen gang en slechts weinige oogenblikken later bereikten men het gehucht Het Kalf. De molen was prachtig opgesierd en liet niets te wenschen over, terwijl men voor de woning van den molenaar J. de Maecker, een schoone Praalboog met het volgend opschrift zag staan:

Triomf! triomf den dag is gekomen,
Wij geven u den broederlijken hand,
O heer Burgemeester Nachtegaele.

Voor onzen kring zijt gij vol vlijt en goed verstand,
Dat gij ons acht, altijd heb gij dit bewezen,
Blijft steeds bemind door ons, 't is ons oprechten wensch;

Blijft Knocke tot een steun een menig aantal jaren,
Een stuurman vol van moed is een zeer nuttig mensch,
Ge zult ten allen tijd ons bootje goed besturen.

Langzaam doch in goede orde ging den stoet voorwaarts, terwijl het muziek een paar schoone Aria's aan de toegesnelde menigte deed hooren. Andermaal werd den Burgemeester voor de estaminet "S. Sebastiaan", bewoond door P. Van de Kerkhove, waar men een goed opgetooide Praalboog had opgericht, de eerewijn aangeboden; ondertusschen deed het muziek het hare om de menig toegesnelde nieuwsgierigen met eenige schoone muziekstukken te bevredigen.

Op de Praalboog stond het volgende te lezen:

O heer Burgemeester Nachtegaele,
Het is naar ons verlangen,
Dat wij U hier ontvangen,
En wij wenschen als wij zijn in nood,
Dat gij U niet zoudt gebaren dood.

Nu dacht men den tocht tot in het dorp te kunnen voortzetten, echter was men hier in aangenaam vergist; na vooraf door een menigte langs den weg geplaatste versieringen, welke door

Bonte en de Voldere waren opgericht, gepasseerd te zijn, kwam men aan de woning van F. Heynneman, waar men een prachtige Praalboog met het volgende opschrift had opgericht:

Lieve Burgemeester, eer gij rijd voort
Staat voor deze poort
En drinkt een glas wijn, 't zal voor U geschonken zijn.

Aan dit gedicht werd voldaan. De Burgemeester, Schepenen en verdere Raadsleden stapten af, waarna meergemelde Heynneman den Burgemeester op de volgende wijze aansprak:

"Hoezeer verheug ik mij met het genoegen waarin ik mij thans gevoel van Sebastiaan Nachtegaele hier als Burgemeester van Knocke te ontmoeten, dit geluk kan niet vermeerdert worden daar ik de eer heb van U geluk en proficiat te wenschen. Mochten deze gelukwenschingen vervuld worden, ons vurig verlangen zoude voldaan wezen. Mijnheer de Burgemeester! leeft lange jaren in voorspoed en vrede, tot heil en geluk uwer parochianen. Gij zijt nu Burgemeester van Knocke geworden, bemind ons en staat onze belangen vóór, ook wij zullen toonen door gehoorzaamheid en eerbied, dat wij U achten en beminnen. Ik wensch uit een oprecht hart dat wij U een groot aantal jaren als Burgemeester onzer gemeente mogen begroeten, en ons onder Uw bestuur in een algemeene welvaart mogen verheugen. Leven de Burgemeester!"

Na door den Burgemeester in hartelijke woorden bedankt te zijn, voor de eer hem aangedaan, deed het muziek zich hooren, en nam iedereen zijn plaats weer in, waarna men wederom voorwaarts ging.

Slechts korten tijd verliep, of men zag reeds de Courriers in vollen vaart aankomen, die het naderen der stoet in het dorp hadden bekend gemaakt.

Onder het gejuich en geroep van velen uit den stoet trok men geregeld vooruit, tot men weder door hindernissen, welke den verderen doortocht onmogelijk maakte, tot staan werd gebracht; stukken hout, steenen en andere voorwerpen werden op den weg aangetroffen, welke echter door moed en beleid der Mineurs en sappeurs spoedig verweiderd werden, en men in staat was de verdere reis af te leggen. Men zag reeds het dorp Knocke, hoorde het donderen der kanonnen en het luiden der klok, en weinig oogenblikken later ging men de eerste Praalboog, ter eere van den nieuwen Burgemeester, door, tot dat den Burgemeester en Schepenen, in naam van de geheele kerkeraad, door den heer Verlinden, kerkmeester, voor diens woning, verzocht werd, een oogenblik stil te houden, ten einde onder eene korte toespraak, welke door den Burgemeester met aandoening werd beantwoord, hun de Eerewijn aan te bieden.

Terwijl voor de woning van meergenoemde kerkmeester een fraaie Eereboog was geplaatst, zag men boven de deur in een groengevlochten krans een gedicht van den volgenden inhoud:

Heil en vreugd zij U gegeven,
Dat geen leed uw schoud'ren krom,
'k Hoop dat g’aan 't bestuur mag wezen,
Tot in d'hoogsten ouderdom.

Een weinig verder is het Gemeentehuis, waar men boven op de alcove een houten beeld had geplaatst met de medaliën van het jongmansgilde omhangen.

Dit beeld deed velen met schrik bevangen, daar de man er zoo stuur uitzag alsof dezen feestelijken dag hem in een kwaad humeur had gebracht en hierdoor in staat was, al de wijn welke den Burgemeester werd aangeboden of ten geschenke gaf, te verslinden.

Voor de deur stond den heer La Gravière, Secretaris der Gemeente, met den Burgemeesters-sjerp in de hand; hier steeg den Burgemeester uit en werd door den Secretaris op de meest gepaste en gebruikelijke wijze aangesproken. De Burgemeester bedankte hem met eene korte toespraak, waarna hij den sjerp rond het midden werd gedaan en als Burgemeester kenbaar was gemaakt.

Van hier ging men de meergemelde Dorpstraat in, waar den Burgemeester door den heer Akkerman, Schoolmeester en Koster de Eerewijn werd aangeboden. Na eene welgemeende toespraak en gepast antwoord op dezelve, ging men verder, waar de Burgemeester door P. Cosyn, het onder N° 7, op de Programma bekend Vaandel, met de volgende woorden werd aangeboden: "Burgemeester! in naam der ingezetenen onzer Gemeente, overhandig ik U dit Vaendel als een geschenk en tot gedachtenis aan dezen plechtigen dag, waar gij ook met dit Vaandel mocht henengaan, zullen uwe Parochianen rond U geschaard zijn."

Getroffen door dit nieuw bewijs van hoogachting, bedankte de Burgemeester den aanbieder en gaf de zekere overtuiging dat ook hij steeds met raad en daad in hun midden zoude wezen.

Andermaal werd de Eerewijn aangeboden voor de estaminet "Sint Crispijn", bewoond door L. Maertens, waarna men onder het spelen der muziek voorwaarts ging tot voor de woning van meergenoemde Cosyn, waar insgelijks de Eerewijn werd aangeboden en genuttigd. Na ook hier eenige oogenblikken te hebben vertoefd, ging men tot aan de estaminet van L. Van Houtte, waar zich den Stoet had gevormd en nu ook weder ontbonden werd; ook hier werd de Eerewijn aangeboden. Na een kort verblijf aldaar besloot men andermaal het Gemeentehuis te bezoeken, ten einde de Schepenen en verdere Raadsleden den Eed in de handen van den Burgemeester te doen afleggen. Dit geschiedde op de gewone wijze, terwijl het muziek zich, bij iedere toast of aanspraak, welke op den bloei en de welvaart van Knocke werd gehouden, niet slapende hield.

Aan de binnenzijde der deur van de Gemeente-kamer waren 4 op papier geschreven gedichten geplakt en hoewel de poëzij niet uitmuntte, kon men toch zien dat de Veldwachter zich in het nieuw Bestuur verheugde en ook toonen wilde dat hij met den nieuwen Raad hoogst tevreden was, hetgeen uit het volgende blijkt:

De Veldwachter die is verheugd,
Zijn vrouw en kind'ren zijn vol vreugd,
Hierom wenschen zij hunn'Burgemeester wellekom
Gelijk de Bruid haar Bruidegom.

De Veldwachter zal nacht en dag
Toonen door zijn goed gedrag,
Dat hij zijn Burgemeester blijft verkleefd
Zoolang hij op de wereld leefd.

De Veldwachter volbrengt zijn plicht
Door het schrijven van dees dicht,
Waarin hij bewijst veel eer
Aan de Schep’nen die hij bemind zoo teêr.

De Veldwachter wenscht om dezelfde reden
Aan alle zes de Raadsleden,
Dat zij den Burgemeester zouden zijn getrouw
Gelijk de man zijn vrouw.

Nadat alle noodige zaken in het Gemeentehuis waren afgeloopen, werd den Burgemeester door het Kerkbestuur verzocht hun naar de kerk te vergezellen, ten einde daar, volgens oud gebruik, zijn zitsel of zitplaats te worden aangetoond, hetgeen in tegenwoordigheid van vele belangstellenden, op plechtige wijze werd verricht.

Nu was de gehele instellatie afgeloopen: Burgemeester en Schepenen waren aan hunne sjerpen kenbaar en elk achtte het eene eer hun bij hunnen, met recht toekomende titelnaam te noemen.

De avond begon reeds te komen en men was nauwelijks meer in staat de verschillende dichten te lezen welke men in groote menigte aan onderscheidene woningen vond aangeplakt. Bij Charles Lievens zag men onder anderen een groot bord, waar op een brandenden oven, een man liggende op een ovenpaal en een ander man gereed dezen ovenpaal in den brandenden oven te steken, geschilderd was; hierboven las men met groote letters:

Dezen man die gij hier ziet.
Eert den Burgemeester niet.

Op de eene zijde van de deur stond op een stuk papier, met groote letters geschreven:

Als mijn molen staat van reven
En men oven gloeiend ziet
En mijn winkel is vol menschen
Geloof mij 'k heb den geen verdriet.

Op de andere zijde stond:

De wind doet mij leven,
Stilte doet mij beven,
Maar ieder noemt mij groot en kleen
Een meeldief in het algemeen.

Bij de kleermaker Lazure waren de volgende dichtjes te lezen:

'k Ben met mijn naald en schaar steeds klaar
Zes dagen in de week,
Doch vandaag, ik zeg het maar,
Werk ik geen steek.

'k Ben kleeremaker en barbier,
Ik wensch U een zeer lang bestier,
En als gij wezen wil mijn klant,
Stel 'k U mijn naald en schaar tot pand.

Jan Lazure zoo U weet
Is voor iedereen gereed,
Doch vandaag, zoals U ziet,
Werkt Jan Lazure niet.

Wilt gij bure
Bij Lazure,
Gaat vrij in de zaal
Doch 't is klaarheid

En de waarheid
Burgemeester Nachtegael,
Heeft hem heden
Heel te vreden

Gaan doen zien naar al de praal.

Voor de schuur van P. Cosyn stond een tafel waarop een aardappel lag, gekend onder den naam van "Dullekop"; achter de tafel zat een man als militair gekleed, die met strakken blik en een verschrikkelijk stuur gezicht op een gedicht zat te staren, wat insgelijks op die tafel geplakt was, en op te lezen stond:

Vrienden al wat gij hier ziet
Is een Dullekop en anders niet.

Door vele nieuwsgierigen werd deze houding van dien man als een raadsel gehouden, tot eindelijk eenige op de gedachten kwamen, dat er door de nieuwe kiezing zeker wel Dullekoppen waren ontstaan, en deze man daar het zinnebeeld van voorstelde. Alle pogingen om den man tot eene vrolijker luim te brengen was vruchteloos; bood men geld hij hoorde het niet, vroeg men hem wat, hij luisterde niet, maar zat daar als een steenrots; greep men naar het dicht of den Dullekop dan...ja dan was het tijd zich te verwijderen, want een slag van zijn sabel was zijn verbod.

Dat dit velen tranen deden lachen en menigeen eenigen tijd deed stilstaan zal wel onnoodig wezen mede te deelen.

Op het koolmagazijn van P. Cosyn las men:

'k Ben door 't feesten gansch verward,
’k Verkoop geen kolen want 'k wordt zwart.

Verder vond men de navolgende dichtjes op zijne woning staan:

Uw eerste zitting wil ik vieren
En daarvoor mijn huis versieren.

Niemand houdt nu feest alleen,
Oude, jonge, groot en kleên

Hoort men roepen van alom
Burgemeester! Wellekom.

Voortaan zal er Sebastiaan
In de plaats van Philippe staan.

Vrienden thans met ronde taal
Heil gewenscht aan Nachtegael.

Wie van daag geen hulde bied
Is mijn rechten broeder niet.

Knockenaars al te gaâr
Wenschen U zegen duizend jaar.

Wie is nu nog miskontent
Hij is met groote meerderheid gestemd.

Ik houdt feest en wie niet wil
Houd zich maar bedaard en stil.

Vrienden blijft eens heden staan
'k Zal U wat verhalen

Heden wordt Sebastiaan
Burgemeester Nachtegaele.

Burgemeester Nachtegael
'k Wensch U zegen duizend maal.

Deze dichten waren allen met groen afgezet, en deden vele eenige oogenblikken vertoeven, om met den inhoud bekend te wezen.

Bij den ingang der estaminet “Sint-Crispijn”, stond insgelijks met groen afgezet, het volgende:

Ik wil ook als alle menschen,
U veel heil en zegen wenschen.

Op de meeste chaissen stond geschreven: "Leve de Burgemeester", en op de chais voerende het vaandel "Ingezetenen Knocke" las men op de eene zijde:

Burgemeester, Uw lang leven,
Uw bestuur in ’t algemeen,
Zal alleen ons vreugde geven,
Vraag dit maar aan iedereen.

Op de ander zij stond:

Vrienden nu maar eens gezongen,
Van den ouden en den jongen;
Den eenen is verwezen,
En d'andren is verrezen.

Aan de achterkant stond met groote gekleurde letters:

Botterik daar gij zijt, waarom komt gij dit lezen:
Kan ik U van de kwaal nieuwsgierigheid genezen?

Elkeen wilde ook hier de eerste te zijn, te weten wat er op stond, en men verdrong elkander om den inhoud te kunnen lezen, doch zij die het achterste gedicht lazen, wenschten wel een ander dat geluk te laten genieten. Want het was niet genoeg dat men voor botterik werd uitgemaakt, maar men moest daarenboven zulk een schatterend gelach en algemeen geroep hooren, dat menigeen uitermate ontevrede en schaamrood een schuilplaats tusschen het overige volk zocht.

Omstreeks 6 uur, zag men er vele toebereidselen maken om hunne woningen te verlichten en om 7 uur zag men alles wat ervoor bestemd was, reeds in volle pracht. Bij Charles Lievens vond men een menigte gekleurde glazen op de raamkozijndorpels verlicht en boven zijne deur was een uitgesneden geschrift, waarachter licht geplaatst zijnde, in schoone vurige letters te lezen stond: Leve den Burgemeester.

Bij P. Cosyn zag men eene piramide welke met glazen en kaarsen verlicht was en in den schoonen donkeren avond een mooi gezicht opleverde.

Bij L. Van Houtten zag men: L.S.N.B., met limoneerglazen prijken, terwijl er nog aan vele woningen papiere lampions gevonden werden.

Volgens onderstaand programma werden de Vuurwerken geregeld afgestoken, welke bij uitnemend schoon weder en goede leiding van den heer P. Cosyn, niets te wenschen over lieten.

Programma der vuurwerken:

Omstreeks 10 uur was het vuurwerk afgeloopen, een groot hoeveelheid menschen waren er ten alle tijd bij tegenwoordig geweest, en menigeen betuigde niet te weten dat er zoovele menschen in de gemeente Knocke woonachtig waren, echter hadden deze niet gemerkt dat er eene overgroote menigte van de naburige Gemeenten gekomen waren, ten einde te kunnen zien welke belangstelling de Knockenaars in hunnen nieuwen Burgemeester en verderen Gemeenteraad stelden. Doch elk was voldaan en gaf het bewijs van goedkeuring door luide kreten te kennen: Velen betreurden dat de reis naar het Eiland Philip grootendeels mislukte, daar door een weinig opgekomen wind de luchtbal in brand zoude geraakt hebben, en men voor de algemeene veiligheid noodig oordeelde dezelve niet te laten opgaan.

Nu werden de estaminets bezocht, waar algemeen feest gehouden werd; velen waren uitgelaten van vreugde, waardoor men vele dingen zag of hoorde die allen hartelijk deden lachen, en menigeen aanmoedigden ook iets te doen wat genoegen of pleizier konden verschaffen.

Een groote hoeveelheid bons waren er door den Burgemeester uitgedeeld, welke in iedere estaminet of winkel tegen bier, sterkendrank, brood of kruidenierswagen konden verwisseld worden, ook werd menige behoeftigen door hem rijkelijk bedacht, zoodat allen in staat waren gesteld, genoegen en pleizier op dezen dag te smaken.

Onder de hartelijkste heildronken is eindelijk het uur van scheiden aangebroken, welke wel voor velen te vroeg was gekomen, doch door het ver gevorderd uur, elk overtuigd zijnde dat het tijd was, in vrede en welvoldaan, naar huis wederkeerde.

Nog lang, ja zeer lang, zal dit feest in het geheugen van elk Knockenaar geprent blijven, en na vele jaren zal er nog menig woord, over dezen feestelijken dag worden gesproken.

Voetnoten:

  1. Beschrijving der Feestelijkheden welke bij de inhuldiging van den heer Sebastiaan Nachtegaele als Burgemeester van Knocke op den 8 october 1872 hebben plaats gehad, door G. Dingens, J.L.Z. (een pseudoniem, dat wij niet kunnen uitleggen ) .
  2. V. Cosyn, Plechtige inhaling op 8 oktober 1872 van de h. Sebastiaan Nachtegaele als burgemeester van Knokke, in: Rond de Poldertorens, 4e jaargang, nr. 1, februari 1962, 27-30.
  3. Gegevens van Mevrouw Celesta Loeys-Bonte van 't Kalf, de echtgenote van de laatste Knokse mulder Adhémar Loeys.
  4. Pastoor J. Opdedrinck, Geschiedenis van Knokke. Knokke, 1968, 80.
  5. A. D'hont, Dagklapper uit Knokke, I, 1970, 241, vendémiaire was de naam van de eerste maand van het republikeins jaar, en begon op 21, 22 of 23 september en eindigde op 22 of 23 oktober. De naam werd ontleend aan het Latijnse woord "vindemia" dat oogst (vendange) betekent. Er bestaat zelfs een Vendémiairestijl die fel geleek op de Lodewijk XVI-stijl, maar waar de koninklijke emblemen (lelie e.a.) vervangen werden door republikeinse, bvb. de Phrygische muts.
    Voor enkele tijd wist ik hier in Knokke een uurwerk hangen met bovenop het republikeins haantje.
  6. Gegevens van ingenieur V. Cosyn.
  7. D. Lannoy, Van Polderdorp tot Badplaats. Knokke, blz. 187.
  8. Dépêche is afgeleid van dépêcher, zich haasten, en was het volkse woord voor een telegram.
  9. en 10: Gegevens van de sympathieke ingenieur V. Cosyn, waarvoor onze hartelijke dank.

Als op St.-Merten de gansen op 't ijs staan,
Zullen ze met Kerstmis door't slijk gaan. (11 nov.)

 

De inhuldiging van Sebastiaan Nachtegaele als Burgemeester van Knokke op 2 oktober in 1872

E.H. J. Van den Heuvel

Cnocke is Hier
1979
14
020-046
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01