De inhuldiging van pastoor Fonteyne
E.H. J. Van Den Heuvel
Op 19 mei 1899 werd Carolus Fonteyne tot pastoor van de parochie Knokke benoemd. (In die tijd was de parochie het grondgebied en van de St.-Margareta- en van de H. Hartparochie samen.)
Carolus Henticus Fonteyne werd geboren in het landelijke Keiem, een dorp op vijf kilometer van Diksmuide gelegen, op 4 april 1852. Na zijn middelbare studies, en die van filosofie en theologie, werd hij in 1876 priester gewijd. Eerst werd Karel in 1897 leraar van de rhetorika (de zesde hogere Latijn-Grieks) aan het college te Oostende, en dan kreeg hij toelating om aan de universiteit te Leuven te studeren. In september 1879 werd hij tot leraar benoemd van de poësisklasse (5e hogere Latijn-Grieks) aan het college te Kortrijk. Als seminarist was Fonteyne medestichter geweest van “De Vlaamsche Vlagge”, een Westvlaams tijdschrift voor de lerende jeugd, gesticht in 1875 door Amaat Vyncke, de latere onderpastoor van Dudzele en bekende Witte Pater. De opstellers werden gesteund door Hugo Verriest, die de medewerking verkreeg van Guido Gezelle en Rodenbach. Karel Fonteyne was een vurig Blauwvoeter. Het flamingantisme kende in de tachtiger jaren een merkwaardige opbloei. Karel was erg sympathiek bij zijn leerlingen. Hij was ook ondervoorzitter van de Davidsfondsafdeling te Kortrijk. De directeur, principaal De Houck, schreef over hem: J’ai bien peur qu’il ne communique le mouvement flamingant au collège …. Il n’y a qu’une chose qui plaise à ces jeunes gens: c’est M. Fonteyne et ses étranges principes.”
Fonteyne was oorzaak van een Vlaamse stroomversnelling in het Franskiljonse college van Kortrijk. Men sprak zelfs van een tweede “Grote Stooring”, wanneer op het einde van het schooljaar 1881-1882 een kleine opstand losbrak tegen de strenge principaal. Op een vergadering van de “Société Littéraire” hadden de leerlingen bij het voorlezen van een vlaams gedicht, geroepen “que nous (de principaal en de Fransgezinde leraren) étions des tyrans” en “la vermine des fransquillons devait être écrasée”.
Een van de jongens werd aan de deur gezet en de principaal schreef alle schuld toe aan Fonteyne. Hij vroeg dan ook aan bisschop Faict (1864-1894) dat leraar Fonteyne uit het college zou verwijderd worden.
Het was ten strengste verboden ook maar één woord Nederlands te spreken. Wie dat aandurfde kreeg het “signe”, met de daaraan verbonden straf, en het verbod aan een spel deel te nemen, tot hij een medeleerling betrapte die Vlaams sprak en hem verklikte.
Een jongen riep vol bewondering : “quelle belle kave!” Die kreeg straf omdat men oordeelde dat hij niet “cave” kon bedoeld hebben, en in de omgeving slechts een schoorsteen en geen kelder kon gezien worden. Ook verfranste men al de namen b.v. “Rosten Heyden”, werd “Roux Payen”, Hector De Stella, een oud-leerling en later professor van de Rijksuniversiteit te Gent en die de universiteit hielp vervlaamsen, vertelde hoe een student riep in geradbraakt Frans : “Ni ne m’y bouge pas!”, waarop zijn vriend antwoordde in dezelfde stijl : “Ni ne moi non plus!”. In het lerarenkorps waren enkele verstokte fransfiljons. De leraar Nederlands begon zijn les als volgt :“Messieurs, puisque nous devons donner aujourd’hui cours de Flamand, cette lanque que je n’aime pas, commençons....”
Na 13 jaar leraarschap kreeg hij in 1892 de benoeming van onderpastoor op de St.-Maartensparochie in dezelfde stad. Na zeven jaar wordt hij dan op 19 mei 1899 door de bisschop benoemd te Knokke; hij was toen 47 jaar oud. Hier verbleef hij acht jaar. Op 28 mei 1907 werd hij pastoor benoemd in Pittem, maar...hij was ziek en overleed er reeds één jaar na zijn aankomst op 24 mei 1908.
Wij laten een eigentijds verslag volgen van zijn aanstelling te Knokke.
“Inhuldiging van Pastor Fonteyne tot Knocke aan Zee. (1899) Donderdag laatst was het mooie Knocke prachtig versierd. Overal wimpels en vaandels, vreugdesparren en praalbogen, jaarschriften en gedichten van welkom; 't schilderachtig torentje was bevlagd, en de kleine kerk kunstig opgetooid. ‘t Was volop feest en elkendeen was blijde gezind.
Het volk van Knocke is goed van aard en christen gebleven. De E.H. Gryspeerdt, die Knocke komt te verlaten om een hoogere bediening als pastor te vervullen, heeft wel gewrocht om die christene gevoelens in stand te houden en de parochie te verbeteren. Nu komt er een nieuwe herder, in den bloei zijner levensjaren: en door zijn schranderen en zijn aangenaam karakter, is hij te vollen bekwaam om dit werk voort te zetten voor de zaligheid der zielen.
Eene eerewacht van meer dan zestig peerden trekt den pastoor te gemoet, en de E.H. Fonteyne doet zijn geestdriftige intrede in zijne parochie, met eene stoet van maatschappijen en geestelijke groepen welke van menigeen bewonderd werden. Wie heeft dien reddingsboot niet wel gevonden, met de moedige mannen erop, die hun leven geern in gevaar stellen om andere menschen te helpen! Wie heeft dien groep niet bemerkt van kleine visschers en visscherinnen met hun zeeschuitje en hunne netten? En den H. Karolus Borromeüs, bisschop, patroon van den nieuwen pastor ? en de H. Germana, in eenen troep herders en herderinnen? en de H. Margareta, patrones der parochie, geheel schoon verheerlijkt? De plechtigheid in de kerk, die proppensvol gerocht, is ook indrukwekkend geweest. Daar wordt de E. Heer Fonteyne door lezing van den brief des bisschops, aangesteld als pastor der parochie; en de E. Heer Deken van op den predikstoel laat de wete aan de geloovigen, erbij voegende eenige woorden om ze aan te moedigen, hunnen nieuwen herder te erkennen en aan zijnen priesterlijken ijver te beantwoorden. Daarna Te Deum om God te bedanken. ‘s Noens, in ‘t klooster werden aan tafel verscheidene heildronken gedaan. De E.H. Deken van St.-Gillis stelt de gezondheid voor van den nieuwen pastor; deze bedankt met hertelijke woorden al de uitgenoodigden: vrienden en kennissen van Kortrijk en elders, burgemeester en schepenen, den gemeenteraad en de kerkraad van Knocke. Hij belooft uit al zijne krachten mede te werken tot het geestelijk en zedelijk welzijn dezer bloeiende parochie. De E.H. De Gryse, deken van Kortrijk, vertelde hoe dat M. Fonteyne te Kortrijk droomde van Knocke, en eindelijk te Knocke is pastor geworden.
Ad multos annos, E.H. pastor Fonteyne.”