Schapen in de Zwinstreek,
hoe het eens geweest is ..

André D’hont

2018 06 22 143530Het ongerepte Zwin met zijn kudde schapen, vastgelegd door Jean Massart op 6 September 1904

Over de schapen en hun herders in voorgaande eeuw werd in 1968 uitvoerig geschreven door Lucien Dendooven. Hieruit onthouden we dat de schapenteelt in onze zeepolders reeds sedert de Middeleeuwen zeer belangrijk geweest is.

Het schaap dat hier gekweekt werd, was eerder groot, een voorzaat van het Friese rasdier, en was bestemd voor voeding en klederen; de mest diende voor het land. Met de inpolderingen op het einde van de 18e eeuw en bij de aanvang van de 19e zag men minder kudden. Maar er zijn er steeds gebleven in het grensgebied bij Hazegras en Vrede, met het Zwin als uitverkoren graasschorre.

Er zouden rond 1877 zowat tien kudden geweest zijn, om en rond de nieuwe polders van de zwinmonding. Jonge dieren werden uit Nederland ingevoerd en, eens volwassen, verder uitgevoerd naar Frankrijk. Ze waren hier eigendom van familie-kwekers of van maatschappijen. De Compagnie Poels uit Warcoing verhandelde veel en had ook een kudde te Knokke (verder heel wat in Zeeland), in overeenkomst met een landbouwer. Deze laatste betaalde de herder. Maar de uitbater die het zelf aankon, kweekte ook schapen.

De schaapherder verdiende in 1871 amper 20 fr. per maand. Dendooven achterhaalde dat er hier in 1884 een herder was die zelf zijn eisen stelde: 25 fr. per maand, het recht op de schapenmest, ook gedurende enkele dagen per jaar een paard om zijn grond te bewerken. En 'de boer zou hem bevoordeligen waar hij kon zonder zichzelf schade te doen'. De bijverdiensten kwamen nog van het breien, stoppen en naaien tijdens de lange dagen op de 'drift'. De nacht bracht de schaper in zijn 'kabanne' door, 's winters bij het hof.

Van mei tot het late najaar bleven de kudden buiten. Voor de koude winterdagen was er de grote stal bij de hoeve, maar bij gunstig weder werd er toch mee naar de dijken getrokken. De herder kende goed de weersomstandigheden en wist best als een onweder of een storm zou opsteken. Het grote onweer van 1877 is in het geheugen gebleven, met achteraf dagenlang zoeken om de schapen weer samen te kunnen krijgen.

In de polders kon men kudden zien die tot zeshonderd schapen telden. Ze werden op tijd en stond per honderdtal verkocht en hierbij zou de herder dan zijn drinkgeld krijgen. De te verkopen schapen moesten van hier naar het station te Brugge opgedreven worden, een volle dagmars. Er werd toen heel wat getwist over de kwaliteit van de dieren: ’verwaarloosd’ of 'te vet'. Maar de zaak geraakte steeds rond. Zo streek een herder 150 fr. aan drinkgeld op in 1880, om met de trein naar Heist terug te komen, van daar te voet tot 't Hazegras.

En weer de kudden hoeden. Uitkijken voor ziekten onder de schapen: schurft. hinker, poteplage, graveel (moeilijk water lossen), 'bloed pissen', 'grauwe schijte’, perels op de ogen, de klem, het koude bloed, een verwaaidheid (stijf en stram), zottigheid en noem maar op. De paardemeester moest er doorgaans bij te pas komen. Het kwam heel dikwijls tot 'tonge-schrepen': de tong zo ver mogelijk uit de muil trekken om tot bloedens toe met een stuk suiker te wrijven, tegen de worm. De lammeren moesten ook gesneden worden, het kastreren dat met zorg geschiedde en de bevoegde schaapherder deed het zelf met de mond. 'Men beweert dat een herder te Knokke dit nog geregeld deed tot omstreeks 1940' schreef Lucien Dendooven, maar hij zei niet of dit onze Kamiel was.

Sinds 1982 bespeurt de aandachtige bezoeker van het natuurreservaat het Zwin te Knokke-Zoute opnieuw enkele schapen op dijk en schorre. Deze 'natuurlijke grasmaaiers' zullen er voor zorgen dat de verruiging van de vegetaties niet ongemoeid zijn gangetje zal kunnen gaan. Bij oude Knokkenaars roept dit beeld onvermijdelijk herinneringen op, toen schaapherder, kudde en Zwinschorre een harmonieus geheel vormden.

De godganse dag trok Kamiel Maertens met zijn schapen langs de schorre, van 't Zwart Huus tot Paryses. op de dijken die het Zwin van de bouwlanderijen scheiden. Hij heeft het, vanaf 1900, zevenenveertig jaar lang gedaan, tot hij ’op pensioen’ gegaan is.

De schaapherder op rust praatte net zo spaarzaam toen we hem in 1947 gingen opzoeken in zijn woning bij ’t kapelleke van de Graaf Jansdijk te Knokke, als in al de tijd met zijn kudde. Het enige wat zijn simpel, kraaknet huisje achter de ligusterhaag nog aan zijn schapen herinnerde, was de eenvoudige klos waarop hij de wol tot draad spon. 'Sayette maken uit verveling was het toen', zei hij ons, 'het gewone werk van de schaper'.

Kamiel Maertens is in feite de laatste echte schaapherder uit het Zwin geweest. Hij is in februari 1960 op 78-jarige leeftijd overleden. Hij was één van de achttien kinderen, van Dolf Maertens, die in 1946 stierf. 'Vader was echt de oude schaapherder, want hij was er 63 jaar lang mee bezig. Het moet vanaf 1882 of '83 geweest zijn'.

Onder de zoons van Dolf is het Kamiel die de taak kreeg om er met de kudde op uit te trekken. Rond 1900 was de Zwinschorre een verlaten gebied. De monding, de inham tussen de duinen, was één kilometer breed. Meer dan een 'zeedrifter', een man op zoek naar hout, of een Hollander om zeesla te snijden wanneer de tijd er gunstig toe was, zag men er niet. Daar waakte Kamiel over zijn schapen, op zijn hoede voor een opkomende storm. 'Dikwijls sloeg het schuim van de zee bij springvloed over de Internationale Dijk’.

Voor de eerste oorlog kwamen ’s zomers wel af en toe wandelaars tot het Zwin. Maar de oorlog zelf bracht de bezetter. De Duitsers verboden nog langer met schapen in de schorre te komen. Op 6 oktober 1918, een zondagmorgen, werden al zijn schapen afgenomen, (wat ook een andere herder uit Knokke Jan Pitte overkwam). 'Evenveel goede waren het en ik heb er later honderd slechte teruggekregen. terwijl ik negentien maanden lang zonder dieren zou blijven. Op 27 april 1920 ben ik opnieuw begonnen'.

Kamiel Maertens herinnerde zich best de data die zijn gewone doen kwamen onderbreken. Hij had al de tijd om er over na te denken. Ook om zich te bedenken vooraleer hij in 1932 op zijn vijftigste in het huwelijk trad: 'De één vroeg, de ander laat, en er schieten er ook over'. Helaas, zijn vrouw vond de dood bij De Vrede, kort voor de Bevrijding in 1944, toen een granaat in volle strijd ontplofte.

Kamiel trok terug naar het Zwin, nadat hij in '43 en '44 door de Duitsers wel naar het golfterrein verwezen was, en hij zorgde voor zijn dieren tot in 1947.

Waarvoor waren schapen toen nog goed? 'De wol leverde maar weinig winst meer op. Het werd nog enkel gebruikt voor matrassen. Wat gevraagd werd, is wol voor het breien en de kwaliteit van de inlandse wol deugde er niet veel voor'.

2018 06 22 143620Een document uit de portefeuille van Fons Maertens. Broer Kamiel met zijn schapen in 'de golf' te Knokke anno 1914

Het zijn de laatste woorden die we onthouden hebben van Kamiel Maertens, met de eenvoudige historie van een schaapherder. Maar we hebben ook met Fons, zijn broer, gesproken.

'Als kind moest ik na school nog schapevette gaan rapen in het Zwin, drie manden vol, aan een halve frank de mand, voor de hovenier. Marcel Rombout goot ze in de beerput. 't Zwin was mijn heiligdom. We liepen er op onze blote voeten. gingen krabben vangen en ravotten. Midden de schorre was een grote plate van 300 tot 400 m breed. Daar kwamen de schapen grazen'.

'Ik was er toen het op 13 maart 1909 gebeurde en ’t Zwin met een golf van de springvloed onder water liep, tot buiten de grachten. We moesten vluchten met de schapen. Het water kwam tot een halve meter van de kop van de dijk. Er diende altijd rekening gehouden met storm en hoog water. Tot mijn 17 jaar heb ik van dag tot dag het Zwin gekend met schapen. Ze graasden langs de dijk tot deze van 't Hazegras. Ze werden gekweekt voor de wol en voor de lammeren en ieder jaar verkocht. Twintig der beste dieren werden behouden om te kweken. Kopers waren Cappaert van Ploegsteert en een Poels die uit Frankrijk kwam. De wol werd te Brugge verkocht en gewassen in de reien. Fons is zelf niet bij de schapen gebleven. Toen ik 17 werd, ben ik bij Pier Paryses gegaan. Vijf jaar lang met de paarden rijden, ploegen, niets dan boerenarbeid. Beten steken voor een kluutte van de roe. En 1.25 van 't hoed om te dasschen'.

De schaapstal van De vrede

2018 06 22 143639De oude schaapstal van Dolf Maertens bij De Vrede in 1973

Men kan hem nog steeds zien bij De Vrede, de schaapstal van vader Dolf Maertens. Enkele jaren geleden werd het rieten dak vervangen door platen en de stal dient nu als onderkomen voor koeien. Het gebouw is voorbij het Hazegras tegenover de weide van het Isabellafort met een plaat aangeduid. De herinnering aan weleer.

Fons Maertens (te Knokke geboren in 1894 en er overleden in 1979) heeft het ons in 1973 nog allemaal verteld.

'Vader Maertens was van Hille in Holland. Dolf kwam in de vorige eeuw eerst op 't Hazegras op de Hofstee van Greeve en dan op De Vrede samen met schaper Louis Matthys. In 1900 is hij zelf met de schapen begonnen, zo een 110 voor de kweek en een 200-tal in de zomer. Mijn broer Kamiel heeft 47 jaar lang de kudde gewacht. Na de dood van vader in 1946 heeft hij het ook stilgelegd'.

'Van 1900 tot 1912 waren er acht kudden schapen van Knokke tot Westkapelle. Mijn vader kocht schapen voor meneer Poels uit Frankrijk, en hij kreeg 50 centiemen ereloon per stuk. Hij kocht er veel in Holland, in bepaalde jaren tot 2000. Die schapen werden met visserssloepen aangevoerd, terwijl deze uit België langs de weg opgedreven werden tot aan de Franse grens. Meneer Poels had bijna altijd gouden geld om te betalen'.

'In 1912 waren er nog twee kudden schapen: de onze en deze van Jan Pitte.

In 1911 werden ze getroffen door mond- en klauwzeer, en ze lagen het Zwin door verspreid. Kamiel was toen schaper, zoals anderzijds Staf Pitte, oud-burgemeester van Westkapelle'.

'Van De Vrede tot 't Hazegras zijn er nog drie schaapstallen. Eén ervan bij Jan Pitte. Daar kan men het huisje van de schaper zien, de kabanne zoals ze zegden. voor winter en zomer. Men kan het ontwaren als men de dijk naar 't oude vliegveld opgaat en in de richting van de polder blikt. Dan zijn er nog de schaapstal van Louis D'Hondt en de onze in De Vrede'.

'In onze schaapstal lag het tot 1,50 m dik van de mest. Het werd er eens per jaar weggehaald voor ’t Hazegras, vijf dagen aan een stuk, na de oogst tegen September. Er moest zo een gang door de stal gekapt worden. De schuur was met een kuil om de mest te kunnen ophopen. De schapen stampten dan het jaar rond alles goed samen. De boeren moesten stro bezorgen'.

Met Fons Maertens hebben we uren zitten praten, luisteren vooral, zoals we het ook deden met vele andere ’echten’ uit de buurt. De meeste van deze vertellers zijn overleden, maar hun historie konden we bundelen in ’Hoe het groeide en bloeide Knokke’ en in vele uitgaven meer. Voor de schaper moesten we dan bij de Maertens terecht.

In mijn stal zijn zowat 6000 lammeren geboren. Ik heb karrebakken kinderen in de buurt zien groot worden. Zes soldaten en een loteling zag ik uit De Vrede naar de oorlog gaan en terug thuis komen. In 1918 heb ik al mijn schapen door de Duitsers zien wegnemen: 90 belammerde schapen en 60 lammeren. Dan heb ik 25.000 mensen naar Holland weten vluchten. Zes vonden hun weg, want daar stond de oude wegwijzer al sedert 1839. En in de jaren werd de paraplu van boven mijn kop gekapt, de schoonste kromme olmboom van Knokke'. Er pinkelde een traan uit zijn oog: ’Ik begin vergeten te worden’.

2018 06 22 143659Kamiel en kudde in de Zwinschorre in 1945

**************

Natuurreservaten
tweemaandelijks tijdschrift van De Belgische Natuur- en Vogelreservaten v.z.w.

Vautierstraat 29, 1040 Brussel - Telefoon: 02/648.37.46

De Belgische Natuur- en Vogelreservaten v.z.w. is een private natuurbehoudsvereniging die momenteel 13000 leden telt. Ze werd opgericht in 1951 en is gespecialiseerd in het beheren en verwerven van bedreigde natuurgebieden Zo heeft de vereniging ruim 3000 ha in beheer, waarvan bijna 220 ha in eigendom. Daarnaast ontplooit de vereniging tal van activiteiten ten behoeve van natuur- en landschapsbehoud.

Lid worden en Natuurreservaten ontvangen kan door storting van200 F (jeugdlid. tot 21 jaar) - 350 F (gewoon lid) - 700 F (steunend lid) - 2 000 F (beschermend lid) - 50 000 F (lid voor het leven) op rekeningnummer 000-0083431-11 van de B.N.V.R. te Brussel met vermelding ‘nieuw lidmaatschap 1983’.

Schapen in de Zwinstreek, hoe het eens is geweest

André D’hont

Cnocke is Hier
1985
22
059-061
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01