Laatste interview in Eurocard-Magazine mei 1986

Graaf Leon Lippens

Hij heeft de snor van een oorlogsveteraan uit Indië, een priemende, ironische blik tussen samengeknepen oogleden, hij draagt een oude tweed vest en een wollen muts.

Zijn accent is ondefinieerbaar; met een vleugje Frans, Vlaams en Engels erin. Eigenlijk weet je nooit precies wat de bedoeling is van deze zeer eigenaardige uitspraak. Misschien wil hij gewoon aantonen waar de juiste klemtonen moeten worden gelegd of misschien schept hij er genoegen in om u op een tegelijk schertsende en hoffelijke manier in het ootje te nemen.

2018 06 22 151539Het beeld dat Knokke-’t Zoute vandaag bij ons oproept, is in grote mate te danken aan de familie Lippens. Heeft uw familie in de loop van de twee voorbije eeuwen bepaalde doelen nagestreefd en kan u deze nader omschrijven?

Knokke-’t Zoute en de omliggende polders werden in 1784 door Philippe-François Lippens gewonnen op de zee. Hij liet deze terreinen met dijken omgeven en de schorlanden (het Zwin) die bij hoog tij nog overspoeld werden door de zee, kwamen in zijn bezit. Al twee honderd en twee jaar behoren deze landerijen tot het eigendom van het Lippens geslacht dat in rechte lijn afstamt van Philippe-François.

Ze zijn erin geslaagd om dit grondgebied op een kundige wijze te beschermen en te beheren. Om te vermijden dat het domein door erfopvolging zou verbrokkelen, heeft de familie in 1908 de naamloze vennootschap “Cie Le Zoute” opgericht. Vanaf dat ogenblik werd nog slechts één koers gevolgd. Wie verkopen wil, kan alleen akties en geen terreinen verkopen. Onder geen beding kan van het principe van medeëigendom worden afgeweken. De integriteit van het domein bleef dus bewaard. De stichters: Raymond (1875-1964) en Maurice (1875-1956) Lippens die volle neven waren, deden een beroep op de urbanist Stübben die voor koning Leopold II werkte. Op zijn aanraden werd voor de nieuwe badplaats een lastenkohier opgemaakt waarin aan iedere koper de volgende normen werden opgelegd van een terrein: alleen Vlaamse of Anglo-Normandische bouwstijl; verplichting om nog in de loop van hetzelfde jaar te bouwen en verbod om onbebouwde terreinen te verkopen. Speculatie en braakliggende terreinen worden aldus vermeden. Dakpannen of strodaken, geen platte daken, maximum hoogte beperkt tot elf meter, grote onbebouwde zones met tuinen en goed onderhouden hagen, enz. Geen rechte wegen, maar onberijdbare paden zodat de wandelaars niet gestoord kunnen worden door rijtuigen, grote bosbeplantingen die ervoor zorgen dat de wandelaar goed beschut is tegen de wind zonder evenwel schade te berokkenen aan de natuur.

En tenslotte, doorvoering van een voor die tijd ongelofelijke verplichting: de gebouwen moeten van alle komfort voorzien worden zoals de aanleg van elektriciteit, van gas- en waterleidingen, van riolen en zuivering van het afvalwater. Hierbij wordt verteld dat de gemeente Knokke-’t Zoute die bestuurd werd door landbouwers geschrokken was van deze maatregelen. “Riolen reinigen, wat een gekkenwerk”, zeiden ze; “iedereen weet toch dat mest kostbaar is voor de landbouw. Waarom kraantjeswater betalen terwijl het regenwater zomaar gratis uit de hemel valt? Waarom zoveel geld uitgeven aan elektriciteit en gas, olielampen bewijzen ons toch ook goede diensten?”

Om meer jongeren en Engelsen aan te trekken, werd besloten een golf- en tennisterrein aan te leggen. De oude Lippens stonden er een beetje sceptisch tegenover: “Iemand die met een stok achter een balletje aanloopt, die is ofwel getikt ofwel Engelsman (of beiden)”.

Het belangrijkste doel dat “Cie Le Zoute” voor ogen had, was iets moois op te bouwen en te bescher­men, de streek en de bevolking welvarend te maken en tenslotte de vruchten te plukken van deze inspanningen. Het grootste deel van de winst werd opnieuw ter plaatse geïnvesteerd. En Knokke-’t Zoute is uitgegroeid tot de achtertuin van de Noordzee waar het leven goed is.

Wat zijn de toekomstplannen en welke rol kan uw familie nog spelen?

De jongeren die vandaag de leiding van de maatschappij in handen hebben, kunnen een hele reeks plannen voorleggen, de lancering van vernieuwingen wordt echter enorm vermoeilijkt door de huidige situatie. Vroeger stelde de staat alles in het werk om het privé initiatief te steunen, terwijl nu het kleinste voorontwerp al als een verdachte bedoening wordt beschouwd.

Drie of vier ministers (zonder hun cabinets mee te tellen) moeten hun toestemming verlenen. Ze werpen bezwaren op: de pressiegroepen komen in aktie; voor een slecht geplaatste komma wordt het dossier teruggestuurd. Het privé initiatief wordt zeer slecht gewaardeerd. Weet u hoeveel formulieren men moet invullen om een gewone arbeider aan te werven? En de “Cie du Zoute” heeft wel vijftig personen in dienst. ’s Zaterdags en ’s zondags wordt aan het golf en het Zwin gewerkt. De verstandhouding is geweldig, stakingen hebben we niet meer gekend sinds 1908. Eigenlijk zouden we nog veel meer mensen kunnen gebruiken, maar de dossiers en de projecten blijven steken bij de overheidsdiensten. Onze jongeren zetten echter verbeten de strijd voort en trachten hun nieuwe ideeën door te drijven.

Ik heb de indruk dat het Zwinreservaat u bijzonder nauw aan het hart ligt. Hoe komt dat?

Dit schorland is door toedoen van mijn familie twee eeuwen lang in zijn oorspronkelijke staat bewaard gebleven. In 1952 hebben we er een reservaat van gemaakt. Het Zwin is tijdens mijn leven al drie maal met totale vernieling bedreigd: tweemaal door de Belgische staat en éénmaal door Nederland. Met veel moeite zijn we erin geslaagd om deze vernietiging te verhinderen. Sinds 1952 heeft het Zwin reeds acht miljoen bezoekers opgevangen.

Per jaar organiseren we meer dan twaalf honderd rondleidingen en ontvangen we zestig duizend leerlingen voor wie het Zwin een ware revelatie is en een les in biologie. Hun verrukte verbazing doet ons veel plezier. Het Zwin speelt in België en zelfs in Europa een zeer belangrijke rol. Niet alleen voor het onderwijs en de milieubescherming maar ook voor de wetenschap en het toerisme is dit natuurgebied van wezenlijk belang. Ik doe niets liever dan de bezoekers toespreken met de woorden van Guido Gezelle. “Wat een wonder!” zei hij toen hij zijn leerlingen een piepklein bloempje toonde. “Ik geloof niet alleen in God maar ik zie ook zijn aanwezigheid.” Ook ik ben de Heer elke dag dankbaar dat ik mag leven in zo’n wonderlijke wereld.

Af en toe lees je in één of ander tijdschrift dat het Zwin in gevaar verkeert. Vindt u het niet onvoorstelbaar dat wij, die alles in het werk hebben gesteld om het Zwin dat ons zo lief is, van de ondergang te redden en naar behoren te beheren, dit levenswerk zouden vernietigen? Niet de Belgen maar wel de grote wereldorganisatie’s zoals W.W.F. en het Internationaal Comité voor Vogelbescherming hebben ons hiervoor met de grootste eerbewijzen overladen. De Belgische pressiegroepen die er steeds als de kippen bij zijn om kritiek uit te oefenen, zijn papiervreters die in de wind praten. Zij goochelen met slogans maar voegen nooit de daden bij het woord. Hun kritiek laat ons koud. We wachten, net als de eenden in het Zwin tot de bui is overgewaaid, schudden onze veren en hervatten het werk.

 2018 06 22 151605U bent een verwoed natuurliefhebber en een groot dierenvriend. Daarnaast bent u ook een hartstochtelijk jager. Zijn deze twee passies eigenlijk wel met elkaar te verenigen?

Ze zijn niet alleen verenigbaar maar ze vullen elkaar ook aan. Iemand die op jacht gaat, maakt op een natuurlijke wijze gebruik van een bron die net als de visvangst, de bosbouw en de paddestoelenpluk opnieuw bijgevuld wordt. Ik stel u de volgende vraag: Wie heeft er het meeste belang bij dat deze rijkdom onuitputtelijk blijft? De stedeling die bij zonnig weer zijn stad verlaat of de jager die het ganse jaar door in de natuur leeft en met een oog op de toekomst de biotoop beheert, in stand houdt en er toezicht op uitoefent en die tezelfdertijd een evenwicht tracht te scheppen tussen het wild, het bos en de landbouw? Als we de jacht ten dode opschrijven, gaat ook de natuur onherroepelijk verloren. Uitgestrekte gebieden waar het jachtverbod werd ingevoerd, zijn in één jaar (ik zeg wel één jaar) in een woestijn omgeschapen. Hagen werden geknipt, moerassen werden drooggelegd, bomen werden neergeveld. Deze feiten hebben zich helaas maar al te vaak voorgedaan in Vlaanderen waar “leerlingtovenaars” de jacht bijna overal verboden heb­ben (geen enkel land in Europa heeft dit ooit gedaan) en 80 % van de vochtige zones, de zogenaamde wetlands zijn onherroepelijk verloren gegaan.

Het merendeel van de nationale parken overal ter wereld, het World Wildlife Fund (en ik ben er trots op dat ik daarvan België’s enige erelid ben) werden alle door jagers opgericht, die er ook miljarden voor hebben ingezameld. In België waren het eveneens voor een deel jagers die in 1951 de “Vogel- en natuurreservaten” in het leven riepen. Ik ben er als jager fier op dat ik er achtereenvolgens stichter, Voorzitter en Erevoorzitter mocht van zijn.

Intussen heeft de Staat van de natuur een puinhoop gemaakt. En de pressiegroepen, de commissies, de “en­tentes” en de ecologisten, die hebben vellen papier volgeschreven en wat stof doen opwaaien maar van hun goede bedoelingen is niets terechtgekomen. Het is inderdaad waar dat de weg naar de hel geplaveid is met goede bedoelingen en dat holle vaten altijd het hardst klinken. Aan de vruchten kent men de boom. De felste tegenstanders van de jacht schreeuwen dat er slechte jagers zijn. Inderdaad, dat is zo, maar steeds minder en minder en ze worden streng gestraft. En moeten we daarom de jacht afschaffen? Ik ken massa’s zeer slechte en gevaarlijke bestuurders. Is dat een reden om de auto’s af te schaffen?

Ik herhaal het met aandrang: de jacht is onontbeerlijk voor de bescherming van de natuur want deze bescherming beoogt eerst en vooral de bescherming van de biotopen en daarvoor zijn de jagers verantwoordelijk.

Al de landen in Europa zijn zich van dit feit bewust. Alleen de Belgen blijven hardnekkig volhouden dat ze een grote vernieuwing doorvoeren en dat ze op ecologisch gebied de waarheid in pacht hebben. Een fiasco is het! Met jammerlijke gevolgen voor de natuur. Dit doet me terugdenken aan een oude spreuk :

God vergeeft altijd
de mens vergeeft soms
maar de natuur vergeeft nooit.

En Leon Lippens besluit zijn betoog met de woorden :

Hopelijk stemt dit de aandachtige lezers en de leerlingtovenaars tot nadenken!

Laatste interview van Graaf Leon Lippens in Eurocard-Magazine mei 1986

Eurocard-Magazine

Cnocke is Hier
1986
23
003-004
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01