De sluis op het Zwin of Zoute vaart in Damme

Albert De Keyser

Deze sluis werd in 1971 door Ph. Duprez “opgegraven”. Het toch wel interessante bouwwerk trok destijds heel wat belangstelling die echter in de loop der jaren wegebde. Hoog gras en struikgewas groeiden er welig zodat tot voor kort nog weinig van de sluis te zien was.

Door de opruimingswerken die de heer J. De Groote en medewerkers uitvoerden, staat ze nu weer in de actualiteit. Om onze kennis omtrent de sluis wat op te frissen, zijn we gaan speuren in onze documentatie over Damme. Toen bleek, voor zover we konden nagaan, dat behalve hier en daar een terloopse vermelding, alleen L. Devliegher er over schreef.   1    Het is een zeer degelijke technische beschrijving van de sluis maar over doel en bouwperiode blijven we in het ongewisse. Plan en beschrijving van de sluis worden hier als bijlage toegevoegd.

Naam:

We willen hier ook pleiten voor een juiste benaming van de sluis. In de pers lazen we o.a.: sluis van de Lieve, Slekkesluis, Slekkeput. Bij geen van deze namen dekt de vlag de lading. Het bouwwerk lag niet op de Lieve, de Slekkesluis lag ongeveer 125 m binnenwaarts Damme en R. Vandenberghe situeert de Slekkeput noordwaarts van de Slekke tussen de Slekstraat en het kanaal Brugge-Sluis.   2 Laten we het houden bij de naam die L. Devliegher reeds gebruikte: “de sluis van het Zwin”, het is de enige passende.

We schreven hoger dat blijkbaar niet geweten is wanneer en waarom de sluis gebouwd werd. Laten we hier verder aan de hand van wat J. Boes schreef over de Lieve, pogen tot een aanvaardbaar antwoord te komen. Onbetwistbare gegevens liggen wellicht verborgen in de stadsarchieven van Brugge en Gent. Het is onze overtuiging dat vooral op het stadsarchief van Brugge een en ander moet te vinden zijn. maar tot onze spijt ontbreekt de tijd voor de nodige opzoekingen.

De Lieve

De geschiedenis van de Lieve is wellicht door weinigen gekend. Het lijkt dus nuttig uit het werk van J. Boes 3     enkele markante zaken en jaartallen aan te halen.

1251. Gent wenst een verbinding met de zee en graaft daartoe de Lieve naar Aardenburg om dan langs de Ede en Slepeldamme het Zwin te bereiken.   4

1262. De Lieve wordt vanaf de wijk Moerhuizen te Maldegem met Damme verbonden en het gedeelte tot Aardenburg verlaten. De Lieve is met alle bij- en aanhorigheden eigendom van Gent en blijft dit tot ± 1828.

± 1400. Door een nieuwe omwalling wordt het kerngebied van Damme belangrijk verkleind.

1410-1420. De Lieve wordt buiten de stadsomwalling gebracht en twee sluizen worden gebouwd om de vaartuigen tot in het Zwin te brengen: de Gentse spei en de Noordse spei.

Ook twee aanlegsteigers of hoofden en een kasseiweg tot de St -Katharinapoort worden aangelegd.

1429. De scheepjes op de Lieve    5 hebben een ten hoogste toegelaten vracht van vijf ton ofte 5000 kg. De toegelaten maximum lengte is 4,10 m, breedte 2,30 m en diepgang 3 voet of 0,82 m. Deze maten gelden ook voor de andere waterlopen van Gent.

1617-1619. Bouwen van de nieuwe versterking van Damme in stervorm met zeven bastions, ravelijnen en dubbele waigrachten. De Lieve wordt in Damme geleid en loopt doorheen de buitengracht, een ravelijn en de hoofdgracht doorheen de courtine. Achter het stadhuis is een kom gegraven als aanlegplaats en ook waarschijnlijk als waterreservoir bij een gebeurlijk beleg van de stad. Doorheen een sluisje kan naar de havenkom tussen de Grote Speie en de Slekke worden doorgevaren.

1614 en volgende jaren. Graven van de Gentse Vaart tussen Gent en Brugge.

1666-1667. Onder druk van de markies de Castel-Rodrigo, gouverneur-generaal der Nederlanden wordt de Gentse Vaart verdiept en verbreed. Om de scheepvaart tussen Gent en Brugge niet te onderbreken, wordt de Lieve wat opgekalfaterd. In 1665 is de breedte van de waterspiegel 5 m. Rond 1660 was besloten de Lieve in de buitengracht van Damme te laten uitmonden en het gedeelte binnen de stad te verlaten. De schippers zouden dan in de buitengracht varen tot aan het Zwin, door een gat in de dijk tussen beide in laatstgenoemde terecht komen om dan verder naar Brugge te kunnen varen. Hier merken we op dat met enkel een gat in de dijk tussen Zwin en gracht, deze laatste onvermijdelijk moest leeglopen, vandaar de noodzaak om op korte afstand stroomafwaarts het Zwin te kunnen afsluiten.

1666. Daar zowel Gent als Brugge veel belang hechten aan hun verbinding te water en de scheepvaart op de Gentse Vaart belemmerd is of zal zijn, wordt de Lieve over haar ganse lengte uitgedolven, de rabotten hersteld en de bermen opgehoogd. Brugge en Gent betalen de grootste kosten en de gemeenten die er ook belang bij hebben moeten financieel bijdragen

Twee sluizen:

Om de vaartuigen vanuit de waigracht tot binnen Damme en naar de Reie te kunnen brengen, diende een sas te worden gevormd. Ons inziens werden daartoe tussen 1660 en 1666 twee sluizen gebouwd, een eerste in de oever tussen de gracht en het Zwin en een tweede een twintigtal meter noordelijker op het Zwin.

Deze oude vaarweg zal wel wat opgeslijkt geweest zijn, maar toch nog altijd aan getijdestroming onderhevig. Bij laagtij was het waterpeil lager dan in de waigracht; bij vloed moet er, minstens voor kleine boten, nog mogelijkheid tot bevaren geweest zijn. De doorvaartopening van de Zwinsluis was slechts 4,20 m. De sluis kan maar gedurende 35 â 40 jaren in gebruik geweest zijn, want in 1701-1702 werd door de Fransen het hoornwerk dwars over het Zwin opgeworpen. Mogelijk is de sluis dan nog gebruikt om via een doorgang of buis onder de courtine de voorgracht van het hoornwerk van water te voorzien, sommige kaarten tonen iets dergelijks.

Of er van de sluis tussen de buitengracht en het Zwin nog grondvesten overblijven kan alleen door opgravingen met zekerheid worden vastgesteld. Over deze sluis spreekt men veelal als van een rabot, ook dit is mogelijk. Een sluis wordt afgesloten met deuren, een rabot met horizontale schotbalken die in gleuven worden neergelaten of eruit opgehaald. Stroom opwaarts de Lieve waren er zes rabotten om het waterverval op te vangen en te versassen.

De plattegronden van de versterking Damme getekend tot 1660 tonen onze sluizen niet, de oudste ons bekende kaart waarop ze wel voorkomen, is deze van Juan Antonio Snavels “Planta de la villa de Dama” 1688.   6 We vinden ze ook op kaarten van na 1701, waarop reeds het hoornwerk is getekend.

Als kaart met het hoornwerk en de twee sluizen brengen we het rniddenfragment van “Plan de la ville de Damme et ses environs” berustende in het Algemeen Rijksarchief .De kaart werd getekend tussen 1701 en juni 1703. De versterkingen in Romboutswerve voorkomend op de “Carte du Pays entre Bruges et la Redoute de Becaf   7 les Canaux de St. Donas et de Damme” door Senneton de Chermont, 17juni 1703 staan er nog niet op.    8

2016 03 18 134310
2016 03 18 134419

Bijlage

Op de plaats waar het Zwin naast een ravelijn door de buitengracht liep, werd in 1971 door Ph. Duprez een sluis opgegraven; deze sluis ligt ongeveer een 100 m voorbij de middeleeuwse sluis, de Slekke. Het metselwerk bestaat uit baksteen van 21x10x6 cm (10 lagen = 78 cm); voor de bekleding van de wanden gebruikte men Doornikse kaiksteen, waarvan de onderste laag rustte op de zijbalken die met houten nagels in de vloerbalken bevestigd waren. Van deze bekleding met Doornikse steen is maar één steen ter plaatse gebleven. De breedte tussen de binnenwanden bedraagt 4,83 m. De vloer (-230 t.o.v. de weg, 145 t.o.v. de bovenkant van de muren) bestaat uit balken (13-25 cm breed, 38-42 cm van elkaar gelegen) waartussen zich bakstenen metselwerk bevindt, dat gelegen is op een dubbele laag planken waaraan de voornoemde balken met houten toognagels bevestigd zijn. Langs de voorkant zijn 7,5 cm dikke planken verticaal in de grond geslagen, waartegen als versteviging, aan de bovenkant twee rijen planken horizontaal bevestigd zijn. In een 42 cm brede balk draaiden twee sluisdeuren van ongeveer 2,50 m lengte, in de richting van Damme; op 65 cm afstand ligt een tweede balk waarin twee deuren draaiden, in de richting van Sluis.

uit: L. Devliegher, van West-Vlaanderen, deel V, Damme, Tielt, 1971, 32-33.

2016 03 18 134450

Voetnoten

  1. L. Devliegher, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen. V. Damme. Tielt. 1971. 32-33.
  2. R. Vandenberghe, Damme, Antwerpen. 1956. 103
  3. L. Devliegher, o.c., 32, fig. 11.
  4. J. Boes. De Lieve. Eerste kunstmatige verbinding tussen Geul en de Zee. Bulletin der .Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent. 37. 1929.
  5. Ibidem.
  6. De kaart van Snavels werd gereproduceerd in Ruud dc Poldertorens en beschreven door J. Van den Heuvel. zie J. Van Den Heuvel, De vestingen van Damme. volgens een militaire kaart uit 1688. Rond de Poldertorens,20. 1978, 1,3-11.
  7. A.R.A., Kaarten en Plannen, Inventaris in handschrift. nr. 544. gepubliceerd door R. Laurent, De havens aan de kust en aan het Zwin, 1986.
  8. Ibidem, nr. 543. Deze kaart werd reeds tweemaal gepubliceerd in Rond de Poldertorens en besproken of gebruikt door R. Crois en A. De Keyser.
    R. Crois, Bij een kaart van versterkingen tussen Brugge en Bekaf in 1703. hond de Poldertorens. 16. 1974. 1. 50-56.
    A. De Keyser, Naschrift bij het artikel van Vegilin van Claerberghen. Rond de Poldertorens, 32. 1990. 2. 60-61 en 63-65.

De Sluis op het Zwin of Zoute vaart in Damme

Albert De Keyser

Rond de poldertorens
1995
04
118-123
Mado Pauwels
2023-06-19 14:33:01