De zeeslag van 1340 in het Zwin, gezien vanaf de linkeroever
M. Coomaert
Zoals bekend vormde de Sincfal tijdens de Middeleeuwen een zeearm in de noordwesthoek van het graafschap Vlaanderen. Verscheidene kreken mondden in die zeearm uit, o.m. de Ede van Maldegem en het Zwin, d.i. de benedenloop van de Reie. Bij de monding van de Ede ontstond de aanlegplaats Rodanburg (Aardenburg), en bij de monding van de Reie de aanlegplaats Brugge. De Sincfal diende als vaarweg voor de handelsschepen die Aardenburg, Brugge en de kleinere havens wilden bereiken. De zeearm was meer dan eens een mikpunt voor zeerovers uit de landen rond de Noordzee, en een strijdtoneel voor de vloten van oorlogvoerende naties.
Tot zover vernemen we uit de geschreven bronnen geen gegevens over zeeslagen in de delta van de Sincfal uit de periode voor 1213. In het genoemde jaar veroverde de Franse koning een deel van Vlaanderen, o.m. de havensteden Brugge en Damme. De laatstgenoemde stad werd geplunderd en verbrand door Franse soldaten. De Gentenaars riepen de Engelse koning ter hulp. Deze stevende met zijn oorlogsschepen naar het Zwin en vernietigde de Franse vloot. (37)
Hoewel het Zwin in de buurt van Damme geen ruimte bood voor een waar zeegevecht, wordt de vermelde slag naar de stad Damme genoemd. Het is wel mogelijk dat de Engelsen de Franse schepen op hun ligplaats in het Zwin verrast hebben. Indien het echter toch tot een echte zeeslag gekomen is, dan moet die verlopen zijn in de brede zeearm tussen, enerzijds de kust van Knokke en Heist, en anderzijds de oevers van de eilanden Cadzand en Wulpen. De reden waarom het gevecht bij Damme gesitueerd werd, lag in het feit dat er in 1213 langs de gehele vaarweg, die uit de volle zee naar Brugge leidde, er nog geen andere bekende haven bestond tenzij Damme.
In 1337 brak de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland uit. Om ekonomische redenen schaarden de Vlamingen zich aan de zijde van de Engelsen. Aanvankelijk kon het graafschap Vlaanderen zich buiten het strijdgewoel houden. Maar in het voorjaar van 1339 zag het ernaar uit dat de Fransen Vlaanderen te land en te zee zouden aanvallen. Het graafschap nam maatregelen om de zuidgrens en het zeefront te verdedigen. Jammer genoeg ontbreken de rekeningen van het Brugse Vrije uit de bedoelde periode. Maar de rekeningen van de stad Brugge verschaffen ons enkele zijdelingse inlichtingen.
Vanaf februari 1339 kruisten Franse oorlogsschepen voor de Vlaamse kust ter hoogte van het Zwin. De stad Brugge heeft op 4 februari een bode "ysent te Heis ende te Blankenberghe", en op 12 februari "te Blankenberghe, te Heis ende Ramscapelle tote de hoofdmannen vanden Vrien". We nemen aan dat de Brugse boden moesten uitrijden om contact op te nemen met de hoofdmannen, die het Vrije aangesteld had om de lokale bevolking te mobiliseren en de verdediging te organiseren. Op 13 februari heeft Brugge een bode "ysent te Ramscapelle ende theis met lettren van onser stede", op 28 april "te Waescapelle", op 22 juni "te Heis ende Blankenberghe", en op 30 juni "te Lisseweghe ende te Blankenberghe". (38)
Wegens de toenemende dreiging vanuit zee werden de ovens van de Brugse Tegelrie te Ramskapelle in het voorjaar van 1340 niet ontstoken. (39) De Bruggelingen vreesden dat de Fransen de Zwinmonding zouden binnenzeilen en op de oevers van de delta ontschepen. Op 15 april heeft Brugge een bode "ysent te Blankenberghe ende up die zeezide"; op 30 mei "ter Sluus, te Heis ende te Blankenberghe". Paulinus Leis werd op 30 mei "ysent bi nachte ter Sluus, ende vander Sluus toostende te Blankenberghe ende weder ter Sluus, ende weder te Heis ende te Brucghe met lettren". Op 21 juni reed een bode "ter Sluus ende te Heys met lettren van onser stede".
Ondertussen was de politieke toestand verder geëvolueerd. Nadat Edward II, koning van Engeland, zich op 26 januari 1340 te Gent als leenheer van het graafschap Vlaanderen had laten huldigen, vertrok hij voor enige tijd naar Engeland. Toen hij wilde terugkeren naar Gent, waar hem een zoon geboren was, ontmoette hij op 24 juni in het Zwin de Franse vloot. Die botsing eindigde met een totale nederlaag voor de Franse koning. (40) Precies in die dagen mobiliseerde de stad Brugge mannen om de kust te bewaken. Het stadsbestuur heeft Willem Bandhond op 24 juni "ysent te Reinghersvliete toten bailliu van Brucghe met lettren van onser stede". We begrijpen best waarom de baljuw van Brugge de omgeving van de Reigaarsvliet in het oog hield. Daar stonden de twee sluizen van de watering Reigaarsvliet, waar het overtollige water van de Reie geloosd werd. (41) Vermoedelijk stonden de baljuw van Brugge en zijn manschappen op de zeeweringen toe te kijken hoe de Engelsen de Franse vloot vernietigden.
Op de westoever van de Zwinmonding bestond de grens van het vasteland toen uit de dijk van Hoge, de Buts-, de Vageviers- en de Noordpolder. De zeeslag van 24 juni 1340 is verlopen in het Zwin tussen Knokke en Kadzand. De volgende dag kwam een bode "van Heist ende van Reinghersvliete met lettren tot onser stede". Ongetwijfeld bracht hij een boodschap met een verslag over het geleverde gevecht, en over de situatie op de oevers van het Zwin na de slag. Op 26 juni werd P. Leis nogmaals "ysent te Heis ende te Reinghersvliete". (42)
Voetnoten
- 37. M. Coornaert, Knokke en het Zwin, de geschiedenis, de topografie en de toponimie van Knokke, met een studie over de Zwindelta, Tielt, 1974 p. 213.
- 38. SAB, Rek. Stad Brugge 2 feb. 1339-1340, f° 87ro-99vo.
- 39. M. Coornaert, Westkapelle en Ramskapelle, de geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie, Tielt, 1981, p. 303.
- 40. M. Coornaert, o.c., 1974, p. 214.
- 41. Ibidem, pp. 35-37.
- 42. RAB, Rek. Stad Brugge 2 feb. 1340-1341, f° 88ro-95ro.