Staking van het Brugse brouwersgilde in 1622
G. Vandepitte
Te Brugge moet er in de zomer van 1622 een verhoogde taks gelegd zijn op het brouwen van groot bier. Zo menen we toch op te maken uit de tekst" ... 1 overlast van de pacht van de gulden op de thonne groot bier"! 2 Wat ook de toedracht was, het had als gevolg dat de huisdrempel van de deken der brouwers platgelopen werd door mistevreden gildebroeders die eisten dat daartegen met alle middelen moest geageerd en gecontesteerd worden. Amade B! Alle macht aan de Brouwers!
Ten gevolge daarvan was er een vergadering geweest in "de capelle". 3 Deze vergadering moet uiterst woelig en verward verlopen zijn en zeker niet zoals de reglementen het bepaalden. In de grootste verwarring werd uiteengegaan en het leidmotief luidde "van in veertien dagen niet meer te brouwen!". Een paar weken zouden ze naar hun brouwersalaam niet omkijken, geen brouwen en basta!
Een momentje beste brouwbroeders, een momentje!
Bier was een economische noodzakelijkheid van de eerste orde in die tijd, daar het de enige drinkbare substantie was voor de bevolking, een vitale behoefte, trouwens ook voor ... de stadskas. Vandaar dat daartegen onmiddellijk opgetreden werd vanwege de stedelijke overheid.
Een reeks brouwers ·hadden zich te verantwoorden voor de vierschare van de stad. Allereerst dan de deken van de brouwers Pieter vander Haghe die verklaarde" dat de generaliteit van de supposten" (leden) met klachten bij hem gekomen waren en aandrongen op een vergadering om daarover te pallaberen. Op deze vergadering hadden ze dan uiteindelijk een voorstel aangenomen: ze zouden in veertien dagen niet brouwen. Dit besluit was genomen in aanwezigheid van advocaat Taelbout, evenwel hadden de leden er hunne eed niet op gedaan. Deze advocaat had zo in het algemeen en vaag" hun eedt ofte eeneghe termen" afgevraagd en ze hadden hun toezegging gegeven.
Na de deken te hebben gehoord, werd door de heren geoordeeld dat zo 'n handelwijze strijdig was met het algemeen welzijn en dat zoiets een "verclaerst quaet" was, een crimineel feit. Ze gaven dan ook opdracht aan de schout en de burgemeester van de commune "een criminele heesch" op te stellen zoals het recht en de plakkaten voorzagen bij een misdrijf. Daarnaast werd de deken ook burgerlijk verantwoordelijk gesteld voor degenen die bij de zaak betrokken waren en die vorderingen zouden instellen. In aansluiting daarmee werd de deken in verzekerde bewaring gesteld op het Steen. Uit de verklaringen van de deken bleek maar al te duidelijk dat er allesbehalve gehandeld werd volgens de statuten. Elke deelnemer had er zo zijn eigen conclusies uitgetrokken en dat blijkt duidelijk. uit wat verder volgt.
Antoine Gheeraerts was vinder van het brouwers gild. Hij was echter niet op de vergadering aanwezig geweest. Gillis Barbier, de klerk, had hem ervan in kennis gesteld dat de generaliteit beslist had van niet te brouwen gedurende veertien dagen. Daardoor had hij dat enkele dagen nagelaten maar had hij toch enkele "buzen" azijn gebrouwen. 4 Toen men hem vroeg of hij bereid was verder te brouwen, stemde hij gretig toe en zei" tzelve dadelick te gaan exerceren".
Ondanks al zijn bereidheid werd hij er van verwittigd dat hij ook aansprakelijk was voor alle acties, "zoo criminele als civiele van schaden ende intresten". Jan Schaerssens, ook vinder, bekende dat hij aanwezig was op de vergadering alwaar vele klachten werden geuit: "nopens de rudersche 5 van de pachte van de gulden" . Daar werd dan bij goedvinden "van eeneghen" besloten van enkele dagen niet te brouwen. Er was geen vermaan geweest van "de Eedt". De rechters stonden er niet lang bij stil en hij werd bedacht met dezelfde condities als de deken.
Christoffel Baudens, brouwer " int Cruysken", verklaarde dat hij ook present was en "er quaelick ghe-contesteert wierd" van niet te brouwen in de daaropvolgende veertien dagen, elk op zijn eed.
Pieter Blommaert brouwer in "t Schuetelken" en ook vinder, was tegenwoordig in de vergadering alwaar door eenieder geklaagd werd, zonder dat er echter iets was beslist geworden of geresolveerd van niet te brouwen, nog veel minder dat er sprake was geweest van een vermaan door "de Eedt".
Gillis Huyssens, Clays vander Haghe, Reynier Verplancke, Jan vander Haghe en Aemoudt de Vos, allen brouwers, elk afzonderlijk voorgebracht in de kamer en gevraagd of ze in de capelle waren, verklaarden: "dat jae!". En dat er vanwege de klachten gezeid werd van niet meer te brouwen voor enkele dagen.
Elk apart gevraagd of ze voortaan zouden brouwen zoals het hoorde, waren ze allen bereid en zouden dadelijk laten vuur steken.
De rechters gaven al deze personen te kennen dat hun onderlinge overeenkomst en het genomen besluit van nul en generlei waarde was, dat het strijdig was met het algemeen belang en dat allemaal nog zonder rekening te houden met de daaraan verbonden straffen en van de schade en intresten die daaruit zouden voortvloeien en waarvoor ze aansprakelijk waren.
Aan Guillaume Pulinck werd dat ook allemaal gevraagd. De brouwer uit " 't Haentken" zei dat hij niet aanwezig was in de kapel maar dat hij door Jan Bauters was gezegd geworden dat men besloten had enkele dagen niet te brouwen. Dat had hij dan ook enkele dagen niet gedaan had hoewel hij nu bereid was dat te doen.
Het was de vrouw van Rijckaert Brouckman die verscheen" weghens de impotentie van haeren man" . Wegens zijn ziekte was hij ook op de vergadering niet geweest.
Voor Eduwaert de Witte en Loys van Tricht waren het ook hun dames die het kwamen vertalen.
Jan Bauters, brouwer "in den Breydel" bekende present te zijn geweest in de vergadering waar vele bittere klachten werden geuit nopens "rigeur van de pacht van de gulden", zodat men was overeengekomen van enkele dagen niet te brouwen. Nochtans was daarop geen enkele resolutie genomen en hij wist ook niets af van een vermaan door de eed. Nader ondervraagd bleef hij op zijn standpunt. Besloten werd ook Jan Bauters in de gevangenis te houden.
Uiteindelijk scheen Eduwaert de Witte toch nog gezond genoeg om persoonlijk voor de vierschare te verschijnen. De brouwer uit "t Schaeck" bekende in de kapel te zijn geweest toen er gesproken werd van niet te brouwen, zonder dat hij evenwel kon zeggen voor hoelang en of er vermaand geweest was. Ook hij werd opgesloten in het Steen.
Al wat we verder van de zaak afweten is dat de gevangenen zeven dagen later nog altijd op het Steen zaten en zich onledig konden houden met het brouwen van de ... letter R.
Dit weten we door een verklaring van Joos Vande Walle, klerk van de vierschare, afgelegd op de 18de augustus 1622. Hij bezwoer de heren op zijn eed afgelegd bij zijn aanstelling als klerk, dat hij ten huize was geweest van de heer Vigilius van Marcke, pensionaris van het Vrije, met de schriftelijke "criminele heesch" door hem opgesteld in naam van de schout en de burgemeester van de commune als eisers, tegen de deken, de eed en de suppoosten van het gild der brouwers als verweerders.
Hij had deze "heesch" tot nazicht en advies voorgelegd. Van Marcke had dit overzien en overlezen en enkele korrekties aangebracht" met zijn hand" . Verder had hij ook nog enkele woorden gedikteerd die getuige met de hand had geschreven "tusschen de lijnen en in de marge". Tot slot had de heer van Marcke hem laten ontvallen: "den schoutheeten zal daervuyt een troye lipee drayen" . Een machtig schone zin om te besluiten, als we nu ook maar konden gissen wat daarmee bedoeld werd.
Voetnoot
- RAB,Arch. Stad Brugge. reg. 6221' 156-157vo.
- Groot bier: bier met hoger alcoholgehalte. Dit werd ook zwaarder belast. Groot bier wordt gebruikt in tegenstelling met licht of gewoon bier.
- De capelle : Waarschijnlijk" de Chapelle de Calonne" , toebehorend aan de" brouwerscnapen "( Reg .1613 -20). "Bi der Calonne op den houc vande peperstrate" (Reg. 1554-56). L. Gilliodts-Van Severen.
- buzen azijn: een busse is een cylindervormig vat (Walzenförmig Gefäss, Mittelniederdeutsch Wörterbuch).
- Rudersche: rude~sche = rudesse, rudess : eene onbeschoftheid (ZNI.) (J. VERDAM, 1976). Hier dus: onbehoorlijk zware ...