Schuld of onschuld ?

Gerard Vandepitte

Over het algemeen noemde men hem Lieven Van Overbeke hoewel zijn naam Van Heuverbeke was (1). Lieven was te Waregem geboren omstreeks 1714 en of hij vandaar ook zijn vrouw Petronella Verhelle meebracht naar Uitkerke is niet geweten, wel dat deze Nelle er stierf en begraven werd op 7 februari 1748. Hoewel er geen kinderen waren kon Lieven het toch moeilijk alleen rooien op zijn doeninkje. Het was dan ook nog maar 4 mei of hij stond met zijn nieuwe liefde Theresia Pockelé, voor de pastoor. We willen geen kwaad spreken, maar 't schijnt wel zo te zijn geweest dat Treze ofwel nooit al haar tanden heeft gehad ofwel dat ze er al enkele kwijt was op haar trouwdag.

Die nieuwe liefde heeft maar kort, heel kort geduurd, vooropgesteld dat ze er ooit was. Elk moet zijn zot kennen, zegt de volksmond en dat heeft Treze moeten ondervinden. Telkens als Lieven het zotte in de kop had, moest Treze maken dat ze uit de voeten was, wilde ze niet van de brokken delen. In den beginne was ze niet rap genoeg geweest of betrouwde ze op haar goeie gesternte en eigen kunnen? Maar na een paar "troetelingen" te hebben gekregen die zeker niet smaakten naar de trog, om nog, wist ze meteen dat ze zich misrekend had. Al doende leerde ze en als de lucht te veel betrok, ruimde ze bane en ging een poosje haar toevlucht zoeken bij haar zuster die in de geburen woonde. Menigmaal echter had ze al rammel gekregen voordat ze kans had gezien naar de lucht te kijken. Een paar maal had ze zelfs de wijk genomen bij kennissen op Wenduine, dat was toen haar hartelap dreigde van haar om den hals te brengen. Een andere keer was ze daar gearriveerd met een paar tanden minder, die had Lieven per ongeluk uitgeklopt "met een clauwstock" (2). En voor twee jaar had hij haar zelfs achterna gezeten met een dorsvlegel, gelukkig voor haar was er juist iemand het erf opgekomen en had Lieven, die in volle galop was, nog juist de kans gezien een zwenking te maken en de openstaande schuur in te draaien om nog een beetje de schijn te redden. Daar de vrouw ook al overal in de geburen haar beklag had gedaan, was het nummer van Lieven goed gekend. 't Kon dan ook moeilijk anders of de één of andere dag moest er daar een malheur gebeuren.

 

13.8.1754. Treze had de hele dag op het veld van haar schoonbroer gewerkt en was doodop. Toch zag ze er tegenop om naar huis te gaan. Dat de hoogdag naderde, had ze alvast al aan den lijve gevoeld, want Lieven had weerom de kolder. Ge moet weten "tegen de hoogdag zijn de zotten het dulst".

Maar laten we het verhaal peuren uit hetgeen Lieven naderhand verhaalde.

Ook hij was de hele dag op het land van Marcus van Overbeke en pas na 9 uur 's avonds was hij thuisgekomen. Geen Treze te zien of te horen, maar ze had gezegd nog even thuis bij haar zuster aan te lopen om brood te halen, straks zou ze wel opdagen.

Intussen had hij maar "een teele herappels" (3) op het vuur gezet. 't Liep al tegen tien uur en nog geen Treze te zien. Hij was al eens tot aan zijn hooigars geweest of hij ze daar nog niet zag. Uiteindelijk was hij tot bij zijn zwager aangelopen om daar van Catharina, haar zuster, te vernemen dat ze al vertrokken was drie kwartier voor zonsondergang.

Verdomme, gromde hij, waar mag die helleveeg nu zitten ?

Terug op zijn erf werd zijn aandacht getrokken door zijn hond die aan de schuurpoort stond te janken. Toen hij de schuurpoort open trok zag hij in het povere licht van een eindje kaars zijn vrouw staan die naar hem loech zo het hem docht. Hij riep haar toe: "Ghy sleghte dochter, waerom comt ghy in huys niet". Daarop had hij geen antwoord gekregen en ze bleef hem verder aanstaren. Pas dan had hij de koord gezien waarmee zijn Treze aan de balk hing.

Vervolgens was hij terug tot bij zijn zwager gelopen en had daar gezegd dat Treze dood lag in de schuur en of hij wilde meekomen om haar af te leggen. Daar dit verzoek niet werd ingewilligd, was hij grommelend teruggegaan naar huis en was in bed gekropen.

Pas 's anderen daags was hij de schuur ingegaan en had toen gezien dat de koord driemaal om de balk heen was geslagen en dat Treze met haar voeten de grond raakte.

************

Nu staan we hier met een grote onbekende: had Theresia Pockelé zelfmoord gepleegd?

Het rechtstreekse gevolg daarvan zou geweest zijn dat ze niet kerkelijk mocht begraven worden en haar dode lichaam moest gevonnist worden en gestraft.

Was het moord en wie was de dader?

Wat is er gebeurd:

Theresia Pockelé werd kerkelijk begraven op 15 oogst 1754. Dus moest de pastoor overtuigd geweest zijn dat het geen zelfmoord was tout court. Werd het als een wanhoopsdaad aanzien en mocht dat wel?

Pas op de 29ste oogst werd Lieven in het gevang te Brugge opgesloten, dus 16 dagen na de feiten. Op de pijnbank heeft hij het over de klaps van valse tongen. Was het door de gesprekken achteraf dat hij aangehouden werd?

Op de 29ste 1754 vinden we Lieven Van Heuverbeke in het gevang te Brugge waar hij door de schepenen werd in kennis gesteld dat men hem ervan verdacht zijn vrouw te hebben verhangen.

De eerst gestelde vragen liepen over de verhouding tussen hem en zijn vrouw. Lieven gaf onomwonden te kennen dat die niet zo best was en dat hij haar al een paar malen een pak slaag had moeten geven. Hij ontkende echter dat hij ooit zou gedreigd hebben haar het leven te ontnemen plus het feit dat hij haar enkele tanden zou hebben uitgeslagen, die had ze al niet meer toen hij met haar trouwde.

Had hij een verklaring voor het feit dat hij bij zijn zwager zo had aangedrongen opdat deze zou meegekomen zijn om zijn vrouw te helpen afleggen en dat hij haar in alle stilte zou hebben laten begraven, dat hij daarna de prochie zou verlaten hebben met meenemen van zijn beste koebeesten?

Lieven gaf enkel toe dat hij zijn vrouw in alle stilte zou hebben laten begraven en er geen ruchtbaarheid zou aan gegeven hebben doordat ze zich verhangen had.

Op de beschuldiging dat hij de dag van de feiten nog zijn vrouw had afgetroefd, antwoordde hij dat het de dag tevoren was geweest, toen had ze verscheidene keren naar hem "gestekt" toen ze in het hooi werkten. (Dit steken hield waarschijnlijk in dat de vrouw het werkrythme had gemist en daardoor vervaarlijk dicht met haar vork bij zijn lijf was geweest).

De volgende dag werd dieper op de zaak ingegaan. Toen werd hem ronduit gezegd dat iemand zich onmogelijk kan verhangen als hij met zijn voeten de grond raakt. Bezwarend was bovendien dat in de omtrek van het verhangen lichaam geen enkel steuntje, verhoogje of voorwerp werd gevonden waar de vrouw zou kunnen op gestaan hebben. Daaruit werd het besluit getrokken dat hijzelf zijn vrouw had verhangen. Men drukte er eveneens op dat hij de avond van de feiten tegen zijn zwager eerst had gezegd dat zijn vrouw dood lag in het schuurtje en pas later dat ze haar had verhangen.

De zaak bleef aanslepen en pas op 12 september kwam Lieven weer in de kamer te staan hoewel er geen nieuwe feiten waren.

Nogmaals werd hem gevraagd of hij zijn vorige verklaringen bevestigde. Ja ik, sprak Lieven en voegde er aan toe, zich door de alteratie niet meer te herinneren wat hij die avond tegen zijn schoonbroer had gezegd over de dood van zijn vrouw.

Diezelfde dag werd in de kamer besloten omstandig en nader te ondervragen, enkele bekwame personen die het lichaam hadden zien hangen "op de maniere waer hetselve verhanghen was". Van hen een pertinente verklaring te vragen of ze al of niet geloven dat iemand zich op deze wijze kon verhangen en in geval van ja of nee, hun besluit te motiveren.

Verder moest ook worden nagegaan hoe het gedrag van de gevangene was geweest tegenover zijn eerste vrouw en hoe en waaraan deze was overleden.

Wat resultaat dat allemaal heeft opgeleverd, weten we niet. De zaak werd vervolgd op de 16de september toen in de kamer besloten werd de gevangene in de tortuur te stellen.

(Het is niet uit sadisme dat we hier de beschrijving van deze tortuur geven zoals ze ons is doorgegeven, wel omdat ze een paar interessante details bevat).

********** 

Actum binnen de vertreck Camer slants vanden Vrijen den 16de 7bre 1754 savonts ten neghen ure present dheeren schepenen Peneranda en Pijcke benevens den heere greffier van de Camer Odevaere.

 

Eodem: alles tot het scherp examen geprepareert sijnde is aldaer ter selver ure gecompareert de gevangene Livinus Van Overbeke aen dewelcke serieuselick aengheseyt sijnde, dat hij alsnu de waerheyt sal hebben te seggen ende met alle de circumstantien te weten, hoe ende op wat wijse hij gevangene sijne huysvrauwe Ther. Pockelez het leven heeft benomen, mitsgaeders dat hij sal hebben te declareren hoe hij haer in den selven avont van 13 ougst lestl. in sijne scheure heeft gehangen ende in cas van ontkentenisse hem gevangene aen te seggen dat hij den middel voor ooghen siet om hem van alles met alle circumstantien de waerheyt te doen segghen, heeft gepersisteert bij sijne ontkentenisse, teynden welcke de gevangene de boyen afgedaen sijnde ende welcke daerna binnen gebraght sijnde, mitsgaeders andermael serieuselick gemaent om de waerheyt te seggen, heeft blijven persisteren bij sijne ontkentenisse ende nu geordonneert sijnde den gevangene Livinus Van Overbeke te applicqueren op het scherp examen ten 9 uren en alf, ende geapplicqueert sijnde, heeft beginnen te kermen seggende gedurigh repeterende, och godt verthoont dogh de waerheyt, schiet mij liever doodt, laet mij biechten, moet jck hier sitten ten onreghten door die valse tongen daer jck niet van en weet, dat godt de waerheyt verthoonde, mijnheer soude geloven dat jck onnoosel ben ende is alsoo blijven sitten tot de thien uren, seggende dan wederom gedurigh repeterende, och godt hemelsche godt, stemt dogh de waerheyt, dat mijne vrauwe nogh leefde sij souden haer geloven, och mijnheer vant Vrije, waerom stelt ghy mij hier ten onrechten, och godt stemt dogh de waerheyt jae mijnheer vant Vrije ghijlieden doet onreght, moeten mijn haermen soo uytgetrocken worden, waerom moet ick sulcke pijnen ende tormenten lijden, doet mij liver de corte pijn aen, als soo te doen lijden mijnheer, jck sal liever bekennen (?) dat jck niet gedaen en hebbe als hier soo te sitten, doet mij liever doodt jck vergeve het u: isser geen genaede mijnheer, jck moete hier togh mijn leven laeten, ach mijnheer vant Vrije jck geve u mijn leven laet mij los, jae die valsche tonghen hebben mij vrauwe oock aen den hals gebracht met hun clappen, jck en hebbe nogh gestolen noghte gerooft, jck en ben geen moordenaer, hebbe jck qualick geleeft met mijn vrauwe jck hebbe het moeten doen ende sij mij, agh mensch, hanght mij liever op, isser dan hier niemant, och Jesus stemt dogh de waerheyt, jck sal liever seggen dat jck niet gedaen hebbe als hier soo te blijven, gijlieden sult mij alsoo al doen seggen dat ghij wilt, jck geloove het wel, jck sal het door de pijne seggen dat jck het gedaen hebbe als soo te blijven ten onreghte lijden, laet mijn los jck sal dogh door de pijne moeten seggen dat jck het gedaen hebbe, jck hebbe het gedaen, doet mij de corte pijne aen, jck sal zeggen dat jck het geweest hebbe, Roy jesus, Maria stemt de waerheyt, als jck segge dat jck het geweest hebbe, moet jck nogh seggen als jck segge dat jck het gedaen hebbe, hanght mij op ende doet met mij dat ghij wilt maer laet mij los, wat moeten mijnheeren van het vrije meer hebben als mijn leven, maekt eventwel mijn lippen nat, als ghy mij wilt aenden hals brengen, steeckt mij liever het herte af als mij alsoo te doen lijden, sij en willen de waerheyt niet gelooven maer wel de leugens, jck segge dat jck het gedaen hebbe, laet mij los ach jesus, Maria, gedurigh lamenterende ende segghende jck hebbe het gedaen, jck hebbe mijn vrauwe opgehangen, moet ghij mij nogh meer pijne aendoen, den geapplicqueerden ter scherp examen en heeft van ten 12 ure tot den een ure niet gesproken ende heeft quart voor den tween beginnen te seggen mijnheer laet mij los, jck sal de waerheyt seggen, jck sal mijn doodt tekenen, laet mijn herte liber jck sal het alsdan al seggen mijnheere de greffier wat moet jck nogh al seggen, hebt ghij ook geen siele te bewaeren, ghij doet mij liegen ende jck doen het om de pijne te ontgaen, doet mij ophangen ende teken al dat ghij wilt, liever dan hier te sitten jck sal al teecken dat mijnheer belieft. Doet mij liever de corte pijne of de langhe, gedurigh hetselve erhaelt hebbende tot de twee uren en alf, seggende alsdan en can het niet meer uythouden ende is also verbleven tot den drije uren.

Naer rapport van den heer greffier crimineel wiert geresolveert de tortuur vanden gheapplicqueerde te beswaeren met een ghewight aen ieder van sijn grote teen bij aldien hij ten drije uren of corts daernaer tot gheene behoorelicke bekentenissen wilt resolveren, actum in camer 17e 7bre 1754 ontrent drije uren smorghens.

Cort naer den drije uren de tortuur van den geapplicqueerden beswaert sijnde conforme de resolutie, met een gewighte aen jder van sijne groote teen heeft hij gecontinueert te seggen jck sal mijn doodt tekenen, wat willen mijn heeren mij nogh meer doen seggen, wel godt dat jck geen drincken en hebbe, ende heeft blijven binnensmonst spreken tot de vier uren, van tijdt tot tijdt waeter gevraeght hebbende ende claegende van dorst ende is alsoo blijven sitten tot de vijf uren ende soo voorders tot de ses uren.

Ende op rapport van den docter te kennen ghevende dat den geapplicqueerde buyten staete was van langer het scherp examen uyt te sien werd geresolveert den selven bij provisie te slaecken van het voorseyde scherp examen.

J.L. Dael.

 

Actum binnen dese lanthuyse den 17.7bre 1754 s naermiddaghs ten drije uren present dheeren schepenen Stappens ende Triest

 

eod. aen den gevangene Livinus Van Overbeke vooren ghehouden sijnde het gonne hij ten tijde van het scherp examen heeft gedeclareert ende wel voornamentlick dat hij ten selven tijde heeft gedeclareert sijne huysvrauwe self opgehanghen te hebben ende hem geseyt dat hij alsnu sal hebben te declareren hoe ende op wat wijse hij sulckx heeft gedaen te weten met alle circumstantien, segt dat alle tgonne hij heeft geseyt ten tijde van het scherp examen, hij sulckx heseyt heeft door de pijne.

Seggende dat hij thuys en is geweest alwanneer zijne huysvrauwe haer selven heeft opgehangen ende voorders te persisteren onnosel te wesen ende vermits hij gevangene declareert voor alsnogh sijne handt niet te connen bougeren hebbe dese onderteckent

N. Stochove. (Stockhove)

 

Naer lecture ende rapport wiert geresolveert den voorenstaenden gevangene Livinus van Overbeke op saterdagh maestcommende als vehement suspect van opghehangen te hebben sijne huysvrauwe, te bannen uyt de provintie van Vlaenderen voor den tijt van vifentwintigh naereenvolghende jaeren met interdictie van ghedeurende dien daerbinnen te commen op peine van fustigatie ende voordere arbitraire correctie, condemnerende den selven in de costen ende mysen van justitie ter tauxatie.

actum in camer den 10.8bre.1754.

J.S. Dael.

 

Twee dagen later werd dit vonnis ten uitvoer gebracht.

 

Uit het publieke vonnis zien we dat "moord" niet werd weerhouden, daar op moord doodstraf stond, dat was een axioma.

Wat hem dan wel ten laste werd gelegd, was zijn brutale houding tegenover zijn vrouw en het feit dat, ondanks het ontbreken van konkrete bewijzen, men hem bleef beschouwen als de dader.

 

“... blijft ghy uytterlick suspect van de selve uwe vrauwe in den avont van den 13 ougst lestledent van het leven ter doodt te hebben gebracht ...ende haer te hebben gehangen aen eene balcke in uwe scheure.

... ende alsoo dusdanigh aggreseren van synen evenmensch, ende naementlick ten regarde van syne huysvrauwe, mitsgaeders soo een brutael ende vreeselyck leven over te brenghen, niet wel lijdelick en is in een landt met rechte...”.

 

Bron

  • R.A.B., Br. Vrije, reg. 17025. f° 54-60. 

Voetnoten

  1. Van Overbeke in proces. Van Heuverbeke in publiek vonnis en par. Register Uitkerke.
    Van Heuverbeke Livinus zoon van Livinus, 40 j. geboren te Waregem.
    x? Verhelle Petronelle, geb.?, begr. Uitkerke 7.2.1748
    xx? Pockelé Theresia, geb. ca. 1716, gest. Uitkerke 13.8.1754, begraven 15.8.1754.

    15 aug. 1754 begraven op het kerkhof, noordzijde, Theresia Pockelé echtgenote van Livinus Van Heuverbeke blijvende, overleden 13 deser circa 10 uur ’s avonds, oud 38 jaar.

    De Poorter Jacob gest. Uitkerke 26.1.1765.
    x Pockelé Catherina die op 22.9.1757 huwt met De Leerssnijder Petrus.

  2. Clauwstok: volgens De Bo: klouwstok of klauwstok: m - polstok- springstok, putse gemeenlijk met ijzer beslagen aan het ondereinde en dienende om over een gracht te springen.

  3. Herappels: eerappels, eertappels, aardappels.

Schuld of onschuld?

Gerard Vandepitte

Rond de poldertorens
1991
04
123-129
Mado Pauwels - Leonore Kuijken
2023-06-19 14:39:17