Toponiemen te Lissewege
Germain Vandepitte (*}
Zie ook: ’Toponiemen te Lissewege’ in Rond de Poldertorens nr 1 1988, p. 19
III Roelands Loove (of Love)
‘k Weet bij voorbaat dat onze jongeren het eerst zullen denken aan Roelands Liefde en dat ze het een mooie naam vinden ook! Dat is het zeker!: Roeland is een mooie naam; en gekoppeld aan het woord liefde klinkt het als een klok en slaat het in als een bom. Eilacie maagdekens!: met liefde heeft het hier niets te maken!
Roelands Loove was het verblijf, huis met tuin en bijgebouwen en alles wat het mocht omvatten, van Roeland van Beukemare, de Heer van Uitkerke. Vandaar ook de naam Roelandsbrug in de nabijheid waarvan deze Loove lag.
Wij kunnen en mogen stellen dat het de gerestaureerde huisjes omvatte, plus de eigendom van ons medelid Dhr. Robert Peere, in de Willem van Saeftingestraat en de overgang naar de Ter Doeststraat. Voor de ouderen: het huis van wijlen Theofiel Peere, de stallingen van bakker Vermander en het logies van Stant (V.d.) Broucke en zijn ezel. Deze twee laatst genoemden (man en peerd) maakten eertijds de gehele reinigingsdienst uit van de gemeente Lissewege.
De vroegere eigendom van Theofiel Peere, de smid, noemde voor de Eerste Wereldoorlog: herberg "De Casino". (Akte opgesteld de 14 april 1914 door notaris J. De Vestele, Brugge, en ons medegedeeld door Robert Peere.)
De gebouwen rechts zijn "Roelands Loove". Helemaal rechts was in 1914 "De Casino".
In het westen paalde de eigendom niet aan het Vaartje: er lag nog een perceeltje tussen. Aan de oostkant spreekt men van een hofweg die Rosendale noemde. Een andere naam daarvoor is ook "De Zuutomme". Neemt men dat aan, dan strekte Roelands Love zich naar het oosten uit, over wat nu de Saeftingestraat is, en liep deze weg dwars door de eigendom. Of was de Zuitomme de oudste verbinding?
Dhr. Robert Peere zei ons dat er, bij het leggen van de riolering, fundamenten gevonden werden aan de oostzijde van de straat, bijna tot halverwege, bestaande uit oude moefen. Daarbij was geen metselspecie gebruikt, maar wel klei.
Noten
- De Bo, Westvl. Idioticon, love = lovie.
- G. Gezelle, Loquela 305/2: Loove: huis van loof, loovers of loovertakken, in 't middeleeuws Latijn labia, lauvia; in 't Italiaans loggia, in 't Fransch loge (loger), in 't kwaad Vlaamsch looize, loze, lozeeren, lozement van gemaakt.
... ic Pauwels Cortebrugghe, poorter van Brugghe, hebbe gedaen maken een lovekin ... (1429). - Verdam, Middelnederlands Woordenboek: Love = loeve, leuve, louve, znw voor luifel, uitbouwsel, uitstek, voorportaal, schuur, hut, keet, verkleinw. lovekijn, zuilengang, galerij, open plaats, achterplaats, tuin, met huis, huis; ‘t Kasteel van de Graven van Vlaanderen op de Burg te Brugge, heette ‘De Loove'.
- De Flou, XIII 646-647, Bonis Thosan 111 (1429), ... ende loopt zuutwaert te Roelantsbrugghe waert tusschen die love die Jan van Buekemaere toebehoort ....
- SaB. Oud Archief nr. 521, Renteboek Armendis Lissewege (1405-47); 1447 blz 96-97. Lisebette (dochter) van Ghaleins Utervlietinghe ... beset staende up een hofstede met XII roen lands met alden husen ende bomen diere up staen ligghende binde^ dorpe van Liss. zuutwest vander kercke
* * * * *
* * * *
IV Beukemare
De hofstede Beukemare, eertijds een leengoed, ligt of beter lag in het 39e begin van Eiesluis. Bijbehorende landerijen, ook leen, lagen in het 40e en het 41e begin. Alles verdween in de Zeehaven anno 1987.
Het leenhof Beukemare had een foncier van 47 gemeten volgens het oudste leenregister. Latere geschriften brachten dit terug tot 45 gemeten (1).
Over de naamverklaring 'Beukemare' is al heel wat geschreven.
Volgens Lic. Maurits Coornaert (2), daarin gevolgd door Lic. Luc Janssens, komt de naam van de waterloop die dwars doorheen het leengoed loopt, nl. de Beukemare, later Kemelader genoemd. Deze Kemel echter is volgens Prof. J.E. De Langhe een vervorming van de naam Kelene, d.i. strandgeul of kil (3).
In Biekorf 1987, p. 281 e.v. geeft Prof. De Langhe een hele uitleg. Zijn eerste opvatting, dat de naam verband hield met beuk als boomsoort, gaf hij voor een andere prijs daar hij voorgaf dat er in de streek geen beuken groeiden. Nu is hij echter toch weergekeerd naar zijn oorspronkelijke verklaring. Hier spreken we van boekenhout en boekeneuten in ons dialekt, maar 'beuk' is daarvan de Saksische vorm; en vòòr de grote overstromingen waren er hier wel beuken.
Mare, zo wordt algemeen aangenomen, is: meer, plas, sloot, stilstaand water. Vergelijk: moeras, marais. Maar De Flou geeft voor mare ook het tegenovergestelde: hoge, droge, zandige plaats. Twee tegengestelde verklaringen voor eenzelfde woord, komen wel meer voor.
Om te besluiten: de naam 'Beukemare’ was niet verdwenen met de overstromingen en de naam bleef voortleven als Saksisch erfgoed.
Dit leengoed behoorde aan de familie van Beukemare. Ridder Iwan van Beukemare was schepen van het Vrije in 1292. We ontmoeten verder: Daniël van Beukemare (1322), Filip van Beukemare (1365) en diens dochter Passcheline, gehuwd met een Domburch. Haar zoon Hendrik van Domburch volgde haar op. Anna Roeland "wijf van Beukemare" kocht het leengoed van hem af en gaf het aan haar zoon Jan van Beukemare in 1421. Deze verkocht het aan Willem van Halewijn. Zijn zoon Willem verkocht het aan Adriaan Bruusch. Diens dochter kwam in het bezit van het erfgoed Beukemare in 1508. Zij was gehuwd met Adriaan Faille. Tot zover Dhr. Luc Janssens.
Het familiewapen van Ywan van Beukemare uit 1295 was een keper beladen met vijf schelpen. Dit van Jan van Beukemare zou een keper geweest zijn met drie schelpen. Het wapenboek van Vlaanderen stelt het wapen van Beukemare nog anders: in goud een Sint-Andrieskruis van keel, beladen met vijf schelpen van zilver, met in het schildhoofd een gekeperd schildje van acht stukken in goud en keel" (E. Warlop).
Beukemare had ook achterlenen; in 1515 werden er vijf opgegeven: vier te Lissewege nabij Ter Walle; en het Schipsdaleleen. Het bekendste was de hoeve "de Potente". ($)
In het renteboek van de Armendis van Lissewege anno 1405, komen we enkele van Beukemare’s tegen:
- Beele van Buekemare, p. 46
- Ysabeele van Buekemare, p. 126 - melding wordt gemaakt van rente en geld door haar gegeven aan de kerk van Lissewege, voor haar jaargetijde.
- Daneel van Buekemare: betwisting tussen ridder Daneel en de abt van ter Doest, 1360. (zie verder in de bijlage!)
- Phylips van Buekemare, blz 15
- Roeland van Buekemare, blz 16. Op blz 125 lezen we: rente gegeven door Roelant van Beukemare ... ende heet Roelands van_Buekemaer Love.
Bij Gilliodts van Severen - Coutumes du Bourg de Bruges, tome I, p. 293-94 - kunnen we de volgende mededelingen aantekenen:
Het Hof Beukemare had een foncier van 45 gemet 131 roeden. Daarvan waren afhankelijk: 6 manschappen met gezamenlijk een oppervlakte van 37 gemet, waarvan 28 op Lissewege en 9 op Zuienkerke (1).
In 1435 behoorde het leenhof aan Jan van Beukemare (2), die het in 1442 overmaakte aan Willem van Halewijn. Diens zoon, ook een Willem, verkocht het aan Adriaan Bruusch (3), die het in 1508 naliet aan zijn dochter Marie.
Haar zuster Cornelia, echtgenote van Victor de Nyelles, heeft het in 1519 van haar geërfd (4). Hun oudste zoon Pieter kreeg op 22 januari 1530 het leengoed, naar aanleiding van zijn huwelijk met Margriet de Hane, weduwe van Me Joos Ghys (5).
$: Bronnen: (n.b. de nummers hieronder verwijzen naar de vorige blz.)
- Luc Janssens, Feodaliteit in het Brugse Vrije: de Ambachten Moerkerke, Oostkerke, Dudzele, Lissewege en de Stad Damme. Verhandeling K.U.L. 1984. Nota bene: in de biblioteek van Kring Sint-Guthago, ter inzage voor de Leden.
- Maurits Coornaert, Heist en Eiesluis, blz. 428, Lannoo, Tielt 1976.
- Prof. J.E. De Langhe, Biekorf 1953 en 1987.
Door aankoop kwam Beukemare ten jare 1542 in handen van Gaspar Wynckelman, zoon van Renier (wiens grafzerk te vinden is op Oostkerke). Gaspar overleed in 1582. Hij was gehuwd met Marie, dochter van Diedrik Roels, lid van de Raad van Vlaanderen. Maria stierf op 6 december 1624 en werd begraven bij haar echtgenoot in de kerk van Ste-Walburga (nu verdwenen) in Brugge (6).
In 1582 erfde hun zoon Gaspar Wynckelman het Hof en de Titel van Beukemare. In 1602 trouwde hij met Anna Reyvaerts, dochter van François. Zij overleed op 23 juni 1654, een jaar na haar echtgenoot. Beukemare kwam in dat jaar 1653 aan hun zoon Gaspar (die was dus Gaspar III Wynckelman). Deze was in 1645 getrouwd met Philipotte Bastien, dochter van Florent, kapitein van de infanterie (7). Hun zoon Jan Wynckelman erfde het Leenhof Beukemare op 2 juli 1665.
Jan verkocht Beukemare aan Jan Luycx op 27 juni 1669 (8), die het op 23 januari 1681 naliet aan zijn zoon George. Op 20 december 1684 kwam het in handen van diens dochter Anna-Marie, gehuwd met Michiel Reynier (9). Op 21 april 1711 ging de heerlijkheid Beukemare over in handen van Anne-Marie’s neef Barthelomeus de la Neve.
Bartelmeeuws verkocht 30 gemet van het Leenhof Buekemare aan een zekere Joost Reubens; en op 23 februari 1712 heeft hij de rest afgestaan aan Juan-Pedro Reurs (10).
De zoon van Joost Reubens, namelijk Ambrosius, priester en kanunnik van St.-Salvators, volgde zijn vader op als eigenaar van het leenhof Beukemare in 1736 (11). Op 16 augustus 1785 liet hij het na aan zijn neef Augustijn van Ham, zoon van Gilles en Anna Reubens (12).
Enkele maanden later (11 okt. ’85) verkocht Augustijn het Hof Beukemare aan Pieter Luycx voor 1010 pond groten. Pieter Luycx was tweemaal getrouwd. Bij zijn dood in 1791 ging de ene helft van Beukemare naar zijn zoon Hendrik (eerste bed) en de andere helft naar zijn 2de vrouw Françoise Janssens (13).
Voetnoten
- Dén. 1642 t. I f° 213v°; Ferieb. 1656-58 f° 85 n° 1.
- Dénombrement 1435 f° 88 v°.
- Dén. 1468 f° 131.
- Dén. 1501 f° 105.
- Ferieb. 1526-30 f° 248 n° 1.
- Familles des Pays-Bas f° 262 - Gaillard, inscr.fun. t. III p 98.
- Dén. 1653 f°42; Ibid 1659 f° 66.
- Dén. 1683 f° 487.
- Ferieb. 1681-85 f° 228 n° 2.
- Dén. 1653 f° 42.
- Dén. 1756 f° l85 v° / Arch. Burg liasse 88 doss. 3.
- Ferieb. 1782-87 f° 125 v° n°2; à 131 n° 1. Liasse 135b.
- Dénombrement 1776 f° 246.
En nog een bijlage: Betwisting tussen Ridder Daneel van Bueckemare en Pater Abt van ter Doest.
Datum per copiam.
Wij broeder Willem_abt ende convent van der does maker kenlijk allen lieden die dese lren (letteren) zien sullen of horen lesen / dat ute dien dat langhe ghescil ende discoozt ghesijn heeft tusschen eenen hedelen man ende wisen heere Daneele van buekemare ende desine of een zide / ons ende onser kerke of ander zide / eene zekere plaetse van moere licghende in tsaeftinghe in de prochye van sinte lauwereyns an de oost zide van den dyke van gagheldonc / van welken ghefalle wij bleven in tiden verleden up den heere daneel voors (voorzeit) tsijnre consaentie_ende te zinen redelike zegghene / So dat hi heeft gheseyt dat de voors plaetse van den moere met datter toe behoort sal wesen ende bliven te eeweliken daghen der kerke van der does voors / ende heeft quite ghescolden al dat recht dat hi ende zine voorders daer an adden of hebben mochten over hem sijn hoir ende nacomers nu ende eewelike / ute ghenomen dat de poortier van der does die nu es of wesen sal / jaerlicx sal_gheven eewelike ende aervelike ghedurende den dischmeesters van Liss telken sinte baefsmesse een wit wulin laken lane tusschen XXXV elnen ende XXXVI / den aermen te ghevene sulc als de poortwaerdre vst (voorseit) ghemeenlike den aermen jaerlijx deelt ter poorte vst / over de ziele van sine voorders van hem ende van sine nacommers ende over alle de ghene die sculdich zijn te deelne an de vst aelmoesene / ende wij broeder Willem abt ende convent vst belove in goedet trauwe sonder einghe fraude of malengien over ons ende onse nacommers dit vst laken te doen ghevene den portier vst die nu is of wesen sal / telken sinte baefsmesse den dischmeesters vst eewelike ende aervelike ghedurende also alst boven verclaerst es /in kennesse der wareiden hebben wij broeder Willem abt ende convent vst dese lte (letteren) beseghelt met onse zeghelen huuthanghend.
Dit was ghedaen int jaer ons heeren als men screef sijn incarnacioen M CCC ende LX up den XI dach van sporkele (= 11 febr. 1360).
Lic. Luc Janssens geeft op blz 630 voetnota 1, zelfde geval:
- S.A.B., Politieke oorkonden, 1e reeks nr 285. 11 februari 1361 N.S.