Het Kanton Damme en wat nog meer!!

G. De Bruyckere

A. Wat voorafging

Uit het boek "Inventaris van het archief van de Franse hoofdbesturen in West-Vlaanderen" door Jos De Smet resumeer ik het volgende:

"Door de wet van 9 vendemiaire IV (= 1 oktober 1795) werden onze gewesten bij de Franse Republiek ingelijfd en ingedeeld in negen departemeten.

Het Leiedepartement omvatte de huidige provincie West-Vlaan­deren waarvan de hoofdplaats te Brugge zou gevestigd worden. Bij het besluit van 9 bru maire IV (= 31 oktober 1795) werd het Leiedepartement ingedeeld in 28 cantons.

Enkele gemeenten werden vergeten, vandaar dat men op 26 pluviose IV (= 15 febr. 1796) het aantal cantons op 40 bracht. Gemeenten met ten minste 5.000 inwoners vormden een onafhankelijk canton, zoals Brugge, Ardooie, leper, Kortrijk, e.a. terwijl minder bevolkte gemeenten werden gegroepeerd tot één can­ton.

Ieder beschikte over een "administration municipale" en een "juge de Paix" ofte vrederechter."

B. En toen...?

Voor mij ligt een reusachtig boek, 39 cm hoog, 24 cm breed en 5 cm dik. De dikke zwarte kaft is beplakt met een perkamenten vel.

Het werd ongeveer tweehonderd jaar geleden volledig geschreven met de pen, weliswaar met een keurig handschrift maar in een taal, deels Frans, maar overwegend in een althans moeilijk te begrijpen Nederlands dat voor een oningewijde als ik in begin althans moeilijk te begrijpen was.

Wel een moeilijke opdracht welke onze voorzitter René De Keyser me op de schouders legde, toen hij dit boek uit zijn persoonlijk archief opdiepte en me vroeg het grondig te doorworstelen en er een jubileum nummer over neer te pennen.

Het betreft een uniek boek. Historisch is het van onschatbare waarde.

René De Keyser mocht het ontvangen uit de handen van de erven van wijlen Raymond Vanden Berghe, ex-schoolhoofd van de gemeenteschool van Damme.

De titel staat op de perkamenten omslag geschreven in grote sierlijke, maar door de tand des tijds verbruinde letters. Het luidst als volgt:

"Proces verbeaux Des séances De L'Administration municipal du Canton de Damme a commencer du 16 ventose 4'Année Jusqu'au 8 floreal de l'an 5"

"Procesverbaal van de zittingen der stedelijke administratie van het kanton van Damme begonnen op 6 maart 1795 tot en met 27 april 1797".

Meteen is hiermee de vraag gesteld in het opschrift van dit artikel beantwoord, nl. het kanton Damme was een realiteit tijdens de Franse Revolutie. En ik voeg hier onmiddellijk aan toe dat het kanton Damme niet alleen een administratief, maar ook een gerechtelijk kanton was.

Voor enkelen is dit geen nieuws, maar voor de meesten van ons is dit een revelatie.

Het administratief en gerechtelijk kanton Damme heeft bestaan. En voor mij ligt het boek, bevattend al de verslagen van de zittingen van het kantonnaal bestuur. Aan de hand van deze verslagen hoop ik U een schets te geven van de toestand en de geest des tijds. Maar een kanton omvat een gebied waartoe enkele gemeenten behoren. Welke waren die en wie werden de nieuwe bestuurders? We vinden ze terug in de vooraan opgetekende instellingsakte.

Ik geef U de vrije vertaling van deze in het Frans opgestelde akte.

Te Brugge, de 27 pluviose 4e jaar
Te Brugge, (16 februari 1796)

De burger Bouteville commissaris van het gouvernement belast met de organisatie van het constitutionele gezag in de departementen verenigd door de wet van 9 vendémiaire (1 oktober) laatstleden, voortzettend de organisatie van het constitutioneel gezag in het departement van de Leie volgens de nieuwe verdeling van dit departement de 27' van de tegenwoordige maand.

Besluit, dat de burgers vernoemd in deze voorgedragen lijst benoemd zijn in de aangeduide ambten en op de aangeduide plaatsen

Kanton van Damme

Voorzitter van het kanton:
Frans Bisschop van Damme

Damme

De burgers: Beni De weerdt van Ste Catherine:
Gemeentelijk agent Charles Vermeire van Damme: adjoint-helper

St. Croix (St.-Kruis)

De burgers: André Dalle:agent
Frans Timmerman: helper

Moerkercke

De burgers: Martin Lippens: agent
Verbrugghe: helper

Oostkercke

De burgers: Jacobus Dombrecht: agent, Nicolaas Le Coef: helper

Lisseveghe

De burgers: J. Verlinde: agent
Jean Van Loo: helper

Dudzeele

De burgers: Leonard heyle : agent
Claes Bil: helper

Coolkercke

De burgers: Joannes Tanghe: agent
Jean De Vliegere: helper

De commissaris van het bestuur:
François De Baene van Brugge

Dit besluit zal verzonden worden aan de commissaris van het uitvoerende bestuur bij de administratie van het Leiedepartement die gelast wordt deze mee te delen aan betrokkenen en het voor te leggen bijl installatie van de gemeentelijke admini­stratie. Getekend Bouteville

Voor gelijkvormig afschrift: getekend Vallé: voorzitter Henissart: hoofdsecretaris

Op 27 pluviose (= 15 februari)werd deze akte en reeds op 9 ventose ( = 28 februari) houdt de centrale administratie van de Leie en zitting te Brugge waarbij het kanton Damme sera “sur le champ organise” op staande voet wordt ingericht.

En inderdaad op 16 ventose IV (6 maart 1796) zal citoyen De Baene commissaris van het uitwerkend bestuur te Damme de inrichting van het kanton voorzitten.

Het is de Baene die het ganse verslagboek heeft neergepend.

Reeds tijdens de eerste zitting worden een paar ontslagen ingediend. Agent Jacques Vander Lynde (in de aanstellingsakte vernoemd als Verlinde) uit Lisseweghe dient als agent aldaar zijn ontslag in, daar hij benoemd was geworden tot vrederechter. Frans Schoutteeten wordt aangesteld als agent te Lisseweghe. Ook Claes Bil biedt ontslag aan omwille van onbekwaamheid. Zijn functie als helper te Dudzele wordt overgedragen aan Jean Van Rolleghem.

Na deze stichtingsvergadering wordt twee dagen later een extra ordinaire zitting gehouden, nl. op 18 ventose IV (8 maart 1796). Onmiddellijk wordt vastgesteld dat men in het kanton één gemeente heeft vergeten: St.Catherine buiten Damme. Men verkiest C. Vermeire tot agent en als helper Jacobus Vandermoere om daar dienst te doen.

C. Vermeire die eerst als helper te Damme was benoemd moest al­daar vervangen worden. Pieter Michiels krijgt deze functie toegewezen.

Maar een andere zeer zware beslissing drong zich op. Men moest de oude besturen van voor de revolutie gaan wandelen zenden en hen tevens verplichten al hun documenten aan het nieuwe bestuur over te maken.

Let wel, er was hier geen spraak van fusie, want al wat oud was verdween, al het nieuwe was van tel.

Dat dit niet altijd van een leien dakje heeft gelopen hoeft geen betoog. Het kanton zal een jaar een maand plus eenentwintig dagen stand houden, maar de strijd tussen de twee regimes zal zelfs daarna nog blijven duren.

De municipale administratie van het kanton Damme kwam twee maal per week samen, op dinsdag en op vrijdag. De zittingen duurden soms bijna een hele dag. Ze werden steeds gehouden op het stadhuis van Damme.

Daar werden telkens verwacht: de voorzitter van het kanton, de agenten en helpers uit elke gemeente, alsook de commissaris van het uitwerkend 'bestier' - De Baene - die zowat de spilfiguur vormde, tevens de uitvoerende macht in handen had en bijgestaan werd door een secretaris.

Er werden in totaal 116 zittingen gehouden. Alles wat daar besproken en besloten was moest door de agenten doorgegeven en uitgevoerd worden op hun respectievelijke gemeenten.

Het afkondigen van nieuwe verordeningen geschiedde op elke gemeente op het zelfde ogenblik: de zondagmorgen om elf uur en de donderdagmorgen om negen uur.

Men zocht op iedere gemeente een huis waar de agent of zijn helper zitdag konden houden, en waar later de municipaliteiten der gemeenten zouden zetelen.

Na lang zoeken werd zelfs in Damme de parochiale kerk hiervoor aangeslagen, maar ook het stadhuis werd meermalen gebruikt.

  • In "Moerkercke": het huis bewoond door Johannes Meysman bij de Lieve brugge
  •  In "Oostkercke" het huis bewoond door Guillaume de Fonseca bij de kerke
  •  In "St.-Kruis": het huis bewoond door Johannes Deceuninck op de Maele plaatse
  •  In "Coolkercke" het huis bewoond door Wwe Jacob Sagaert op de plaatse
  •  In "Dudzeele": het huis bewoond door Cornells Hubert in de Dorpsstraat
  •  In "Lisseweghe" het huis bewoond door Jacques D'Hondt in de Blankenberge straat

Het moet gezegd dat de agenten en hun helpers door de plaatselijke bevolking zeer zwart werden bekeken.

Het kon ook niet anders:

  1. ze verdrongen een bevoorrechte klasse van oude bestuurders en de meesten van henzelf behoorden tot de mindere en weinig ontwikkelde klasse
  2. ze vertegenwoordigden een bezettende macht
  3. ze moesten steeds opnieuw belastingen heffen, goederen aanslaan en zelfs manschappen opeisen

Het kan ons dan ook niet verwonderen dat velen van hen na een tijd ontslag namen, de enen uit schrik, anderen uit onbekwaamheid en nog anderen omdat hun vroegere bestaansvorm teloor ging.

C. En wat nog meer ?

Aldus ontstaat tweespalt tussen de kersverse vrederechter en de municipale administratie. Citoyen Verlinde (vrederechter) van beroep landmeter te Lisseweghe, eiste een lokaal op te Damme om zijn zetel in te richten. Men zou een zaal in het stadhuis laten herstellen. Maar het bleef duren. De centen ontbraken. Hij besloot dan maar in Lisseweghe te blijven, maar eiste daarna vergoedingen van onkosten gedaan voor het inrichten van zijn bureau o.a. voor meubels, papier, inkt en hout voor verwarming. Op den duur laat men weten dat hij zijn eigen boontjes moet doppen.

Trouwens de oude ontvangers deze van het oude regime weigerden betaling om re den ... geldgebrek! of onwil!!! Er worden vier bijzitters aangeduid om de vrederechter bij te staan:

  • Busschaert van Damme (wellicht gewezen schepen van Damme)
  • Charles Sifflet van Dudzele
  • Van Loo van Lisseweghe: als helper te Lisseweghe moest hij vervangen worden.
  • Pierre Galle van Damme

De municipale administratie benoemde ook enkele messagiers t.t.z. boodschappers of boden te voet.

Alle feestdagen, hoogdagen of bestaande vieringen werden afgeschaft. Zelfs zondagen hadden voor hen geen betekenis.

Trouwens de republikeinse kalender zal bestaan uit 12 maanden van 30 dagen en een complementaire maand van 5 dagen. Iedere maand bestond uit 3 weken van 10 dagen of decaden. Iedere week telde dus 10 dagen.

Toch werden nieuwe vieringen ingevoerd zoals het feest van de jeugd, het feest der ouderlingen, het feest der gehuwden of een toevallige viering wanneer de Franse legers overwinningen boekten op het slagveld.

Reeds bij de aanvang van het bestaan van het kanton Damme moest het feest van de jeugd worden gevierd op de 10 germinal 4° jaar (= 30 maart 1796).

Dat behelst het volgende:

  1. men kwam bijeen onder de boom van de vrijheid alwaar de voorzitter een toespraak moest houden tot het volk
  2. in de hoofdplaats Damme worden de inwoners vergast met het leegdrinken van 2 ton bier. Op de andere gemeenten van het kanton werd slechts een ton bier aangeboden
  3. alle klokken van het kanton moesten luiden van zes tot zeven uur 's morgens, van twaalf tot een uur 's middags en van vijf tot zes uur 's avonds

Ter gelegenheid van de bespreking van dit feest werd ook besloten dat alle wapens en blazoenen die nog op de toren en in de kerk van Damme waren uitgestald te laten overschilderen op grond van vrijheid, gelijkheid en om het feest der jeugd al­dus met meerdere plechtigheid te vieren.

Bij latere voorkomende feesten werden steeds de klokken geluid en ook toespraken gehouden maar het schenken van gratis bier werd afgeschaft omdat er geen geld in kas was.

Johannes Faveers, koster van Oostkerke, overleed. zijn weduwe, Livina Ryckers en vele inwoners van Oostkerke dienden een petitie in om een zekere Cornelis Uyttenhove als plaatsvervangend koster te benoemen tot wanneer haar zoon "competent" zou zijn om zijn vader op te volgen.

Waarom deze petitie?

Pastoor Deprest had om 5 mei 1796 een brief laten geworden waaruit bleek dat hij, samen met zijn kerkmeesters en de hoofdman deze vakante plaats hadden toegekend aan Philippus Depla, koster te Hoeke, zelfs de abt van St.-Quentin had zulks aanvaard.

Petitie en brief kwamen toe bij de administratieve municipaliteit. Deze hadden vlug hun antwoord klaar:

"Gezien Hoeke behoorde tot het kanton Westkapelle overwegende dat de abdij van St.-Quentin niet meer in wezen was (niet erkend dus)

gezien 'de wetten van de Franse Republiek geen cumul gedogen, verklaart de municipale administratie dat het haar plicht is de arme weduwen bij te staan en aanvaardt ze het voorstel van we­duwe Livina. Cornells Uyttenhoven wordt koster te Oostkerke." Afschrift van dit besluit werd aan de pastoor overgemaakt.

Het departement van de Leie, verdeeld in 40 kantons moest 334 mannen leveren voor de vervoerdiensten in het leger. Vier ervan moesten opgeëist in kanton Damme. Men vroeg vrijwilligers, zonder resultaat natuurlijk. Men zal een loting houden. Alle jonge mannen tussen 18 en 25 jaar moesten zich aanmelden. Wie evenwel ongunstig lot trok mocht zijn lot proberen te verkopen voor minimum 24 stuyvers.

Gezien de agenten en hun helpers te weinig gekend geraakten en nog veel minder herkend , moesten ze een tricolore sjerp dragen (blue-blanc-rouge).

Men ging ook over tot de aankoop van een tricolore vlag welke men liet wapperen boven het stadhuis van Damme. Deze vlag kostte 16 guldens.

Het departement van de Leie zal 1200 runderen en 2600 schapen leveren aan het leger. Het aandeel hiervan welke het kanton Damme leveren moest, bedroeg 34 runderen en 74 schapen. Maar ook werd er door het departement sterk op aangedrongen tot de levering van 50.000 quintalen graan.

Veel erger dan dit alles was, wat men noemde de geforceerde lening. Deze bedroeg 100.000 livres (= guldens voor het kanton Damme. Deze heffing zou gebeuren naar rato van het aantal inwoners per gemeente, en tevens in evenredigheid van de grootte der landerijen die iedereen bezat. Na vele en lange palabers werd de verdeling per gemeente als volgt vastgelegd:

  • Lisseweghe : 16.000  Livres
  • Dudzele       : 19.000  L.
  • Coolkercke  :  9.000  L.
  • Damme        :  9.000  L.
  • St. Catherine:  9.000  L.
  • St.Croix       : 12.000  L.
  • Oostkerke   : 14.000  L.
  • Moerkerke   : 12.000  L.

Op een bepaald moment, moesten alle paarden worden geteld. 1/30ste van het aantal werd opgeëist. Het totaal aantal paar­den bedroeg 690. Het dertigste deel hiervan bedroeg 23.

  • Moerkerke scoorde het hoogst: 141
  • Dudzele :139
  • Lisseweghe: 115
  • Oostkercke: 105
  • Damme + st.Catherine: 84
  • St. Kruis: 72
  • en de rode lantaren wat het aantal paarden betrof kwam toe aan Koolkerke met slechts 24 paarden.

Er vloeide nog veel water naar de zee vooraleer men de 23 aan te slagen paarden in bezit had, 't was nog een ander paar mouwen vooraleer die betaald waren. Alles werd betaald, maar men wist niet wanneer.

En er was inderdaad veel meer dan dat. Bij het doorlezen van dit dagboek komt men tot de bevinding dat er veel mensen in schrijnende armoede leefden. De oudere besturen van den "Disch of armbesturen" verklaarden dat hun kas leeg was. De armen kwamen dan bij de nieuwe administratie aankloppen, en die had­den geen centen.

Met moeite konden ze hun eigen personeel betalen, ook een reden wellicht van ontslag der agenten en helpers. Men kan het zo tussen de regels lezen.

Het wordt trouwens nog erger. Plots is daar de wet van 19 ventose IV (9 maart 1796). Alle geadministreerden werden verplicht den eed te doen van 'haat' tegen het 'koningdom' en 'aangekleefdheid' aan de republiek. Het doet veel stof opwaaien bij alle aanwezige agenten en helpers, maar uiteindelijk worden ze ertoe gedwongen.

Maar diefstal en aanslag neemt geweldig toe. De aangestelden vrezen voor hun eigen veiligheid. Er wordt besloten op ieder gemeente een sergeant van politie te stellen. Trouwens alle vroegere officieren, baljuws en berijders staakten hun functie Baanstropers en dievenbenden hadden vrij spel. Het nieuwe politieambt kreeg een nieuwe status. De garde champetre kwam tot stand.

Hun salaris zou 15 guldens per maand bedragen. Elders lazen we dat de vlag op 't stadhuis er 16 had gekost. Dit ter vergelijking.

Het was dan ook niet te verwonderen dat bepaalde members slechts schoorvoetend het ambt aanvaardden.

Dat ze de verachting der burgers op zich laadden werd tastbaar aangevoeld door de kersverse garde champetre van Moerkerke. Toen hij wilde tussenkomen om te beletten dat Johannes Vercruysse verdere gewelddaden zou plegen in de herberg uitgebaat door J. Meersman en gelegen aan Moerkerke brug, werd hij zelf het grootste slachtoffer. Na duchtig te zijn afgeranseld vloog onze cham­petre aldaar met klikken en klakken de straat op. De zaak kwam in handen van de vrederechter. Hoe het verder afliep is nergens te lezen.

Alle garde champetres moesten een tricolore bandelier dragen alsook een koperen plaat waarop gegraveerd stond: "Garde Cham­petre du canton de Damme". Er werden alvast 10 zo'n platen afgeleverd. Ze kostten 30 livres = 30 guldens.

De bandelieren kostten 21 guldens 12 stuyvers.

Dat deze champetres lang op hun salaris moesten wachten werd me duidelijk uit volgende feiten: De garde champetre van St.Catherine, Pieter Declerck genaamd, overleed drie maanden na zijn aanstelling. De sukkelaar had nog geen cent ontvangen.

Onze Dudzeelse champetre Philippus D'Hondt moet na zes maanden dienst nog zijn eerste wedde zien. Tot overmaat van ramp, wanneer de administratie zulks voorlegt aan dhr. Angelus Quetstroy, ontvanger van het oude regime te Dudzele weigert de­ze te betalen.

Het kenschetst de verwarde armoedige tijd, maar ook de onwil tussen oud en nieuw.

Gedwongen door de steeds erger wordende oproer en banditisme besluit men twee champetres te benoemen per gemeente. Dit gebeurde in zitting van 26 ventose 5° jaar (= 16 maart 1797). De administratieve municipaliteit van het kanton bestond toen reeds één jaar.

Damme

Jean Crop

 

Pieter Provoost

Moerkerke

Pieter Wildemeersch

 

Jean Messiaen

St.Croix

Frans van Vyve

 

Ignatious Marronij

Coolkercke

Jean Van Valsem

 

Lucas Annet

Dudzele

Philippus D'Hondt

 

Jean Saisier

Lisseweghe

Pieter Robaey

 

Jean Woestenberghe

Oostkercke

Pieter De Cloedt

 

Philippus Saisier

Het antwoord hierop ligt verdoezeld in de vergetelhoek der geschiedenis. Zou die Pieter De Cloedt met opzet het ambt van champetre hebben aanvaard om zijn meester enigszins te beschermen?Pieter De Cloedt van Oostkerke woonde op het kasteel van Oostkerke en was er hovenier. Hij is dus een beruchte, of zou ik beter zeggen een roemrijke voorganger van onze voorzitter René De Keyser. Toeval is wel dat ook op dat ogenblik Baron of Chevalier Noël (zo staat deze naam geschreven in het verslagboek) ook op het kasteel verbleef. Het betreft hier Baron "de Noyel". Deze Fransman, was uit Frankrijk weggevlucht tijdens de revolutiedagen maar was door de oprukkende Franse legers hier klem gereden. In een der verslagen van de administratie lees ik dat men hem, als inwijkeling had vergeten op te geven in de tabellen welke dienden ter inning van aanslag op bepaalde goederen.

Maar al deze champetres zullen er niet in slagen orde en rust te handhaven. Reeds vroeger had men zich verplicht gevoeld een burgerlijke wacht op te richten.

Dit gebeurde tijdens de zitting van 26 brumaire 5° jaar der republiek (= 16 november 1796).

Alle mannen boven de achttien jaar konden worden verplicht, 't zij bij dag of bij nacht, te patrouilleren onder geleide van de agent of zijn helper om zowel personen als eigendommen te beschermen tegen de steeds agresiever wordende dievebenden en baanstropers.

Daarbij wordt ook beslist dat alle brugers 's avonds om negen uur binnen moeten blijven. Voorwaar een ellendige wintertijd stond voor de deur .

Het planten van de boom der vrijheid voor het gemeentehuis op ieder gemeente bracht geenszins de vrijheid, noch de vrede.

Wanneer werden deze vrijheidsbomen geplant ?

Wellicht gebeurde dat niet altijd op dezelfde tijd in de verschillende gemeenten. In Damme stond deze er vermoedelijk in het voorjaar van 1796,daar er op 12 germinal IV (=1 april 1796) reeds beslist wordt een hekken te plaatsen rond de boom van vrijheid. Dit hekken moest geschilderd worden in blauw, wit en rood.

Maar in Oostkerke dient Guillaume De Fonseca, bewoner van het gemeentehuis aldaar, zijn rekening in over gedane onkosten van het plaatsen van de boom van vrijheid. Deze rekening werd pas ingediend op datum van 14 vendimiarie V (= 5 oktober 1796).

Maar op dezelfde rekening is er ook sprake van levering van brandhout tussen 10 maart en 29 mei 1796.

Juiste data over deze plantingen vindt men niet in deze verslagen.

Dat de planting altijd gepaard ging met het drinken van het nodige bier is een feit. Want ook te Dudzele brengt Cornelis Hubert een rekening binnen op 24 oktober 1796 over "leveringe van bier, plaatsen van den boom van vrijheid, hout en kamer uure by order van den agent Gheyle".

En tot slot wil ik nog vermelden de opeising der geboorte-, huwelijks- en overlijdingsakten. Deze akten berustten voordien in handen van de pastoors der parochie. Met alle geweld moesten die in handen komen van de municipaliteit. Dat was noodzakelijk omwille het kennen van het aantal inwoners, maar vooral ook in verband met de opeising der manschappen.

Precies zo was het gesteld met het vorderen der tabellen van de landeigenaars en de oppervlakte der landerijen. Deze dienden als basis voor het heffen der belastingen. Het liep helemaal niet van een leien dakje om deze bovenvermelde registers en ta­bellen in handen te krijgen.

Voortgaande op de tabellen der grondbelastingen werd er een alfabetische lijst aangelegd, register civique genoemd, bevattende de namen van diegenen die in aanmerking kwamen om hun stem uit te brengen voor de verkiezing van de nieuwe municipaliteiten per gemeente.

Alleen deze die voldoende grond in hun bezit hadden, werden hiertoe bekwaam geacht.

Het kanton Damme zal weldra ophouden te bestaan.

Er werd een primaire vergadering belegd om de 1° germinal V (=21 maart 1797). Op deze vergadering, die doorging in de parochiale kerk van Damme, werden de nieuwe communale besturen gekozen. Alleen de stemgerechtigde burgers mochten zich daar vertonen. Dat waren diegenen die op de civiele lijst waren ingeschreven.

Hun namen werden bekend gemaakt op elke gemeente, bij tromgeroffel. Dat gebeurde op dezelfde morgen tussen 6 en 8 uur. Later zullen die zelfde burgers ook stemgerechtigden zijn in de communale vergaderingen.

Het kanton was niet bekwaam gebleken die touwtjes in handen te houden. Men ging dus over naar decentralisatie.

Ieder gemeente krijgt een afzonderlijk bestuur. De laatste zitting van de municipale administratie van het kanton Damme had plaats op 8 floreal V (= 27 april 1797). Alleen de hangende zaken werden afgehandeld. Men had niet meer de tijd om het verslag door alle aanwezigen te laten tekenen want om 10 uur in de voormiddag moest men de installatie bijwonen van de nieuwe verkozen municpaliteit. Dit laatste verslag werd getekend door De Baene, commissaris, P. Busschaert, president en Decock, secretaris.

Men merkt op dat de eerste president, Fr. Bisschop, er niet meer bij was, daar deze ook zijn ontslag had ingediend, ter oorzake van onmin met de commissaris.

Het kanton Damme had opgehouden te bestaan. Maar hiermede sluit ook dit artikel.

Toch moet ik eerst nog mijn oprechte dank betuigen aan René De Keyser voor de vele steun, raad en advies die ik van hem mocht ontvangen. Ook voor de bereidwilligheid waarmee hi j een paar boeken uit de bibliotheek van de heemkundige kring ter inzage gaf, o.a. het boek van dr. Jos De Smet 'Inventaris van het Archief van de Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen', alsook het boek van M. Mispelon 'De Republikeinse kalender'. Zonder dit laatste zou het mij onmogelijk zijn geweest naast de data van de republikeinse kalender, onze bekende gregoriaanse data te plaatsen.

Met dit artikel betuig ik een persoonlijke dank aan Jozef Rau, secretaris van de heemkundige kring, en wilde ik tevens mijn steentje bijdragen tot de huldiging.

Het Kanton Damme

G. De Bruyckere

Rond de poldertorens
1987
03
239-253
Charlotte Bogaert
2023-06-19 14:39:17