Verslagen
1. Tongeren 2000
K. D’hooghe
30 juni. Een heerlijke zomerdag!
Geen wonder, want Sint-Guthagokring had de zon reeds lang besteld hij Sinte Clara, voor zijn jaarlijkse heemkundige reis. Ditmaal richting Tongeren.
Twee bussen van Ramout uit Oostende, geclimatiseerd en comfortabel, kwamen ons stipt ophalen aan de verschillende voorziene haltes.
Voorzitter René, Albert De Keyser en consoorten, zorgden voor een vlot verloop. Maar dat vinden wij, verwende Guthago-vrienden vanzelfsprekend.
De lange busrit naar Tongeren werd even onderbroken langs de autosnelweg te Termat. Tegen 11 u naderden we langs de oude Romeinse heirweg (zoals het ouheidkundigen past) de 2000 jaar oude Stad Tongeren.
We groetten in ’t voorbijrijden de eerste tumulus van de dag en dan ... recht op de toren van de O.-L.-Vrouwbasiliek af, die bevlagd en bewimpeld, ons een vrolijk welkom toewuifde.
Het plein vóór de basiliek was in feeststemming. De terrassen van de café’s, uitgebreid tot ver op het plein, nodigden ons tot een "natje". Maar daarvoor was het voor ons nog te vroeg!
Onder de blijde klanken van de beiaard kreeg iedere bus een gids toegewezen. Dezen beijverden zich om in 't kort de geschiedenis van het plein, van de kerk en van het stadje Tongeren te schetsen. We bezochten toen eerst het stedelijk museum, ondergebracht in de mooi gewelfde "kelders" van het stadhuis. We voelden er ons erg benepen in. De vrouwelijke gids had gelukkig een stem als een klok: ze sprak langzaam en in zeer behoorlijk Nederlands, zodat men haar gerust de schoonheidsfoutjes vergaf, zoals toen ze de Heilige Barbara in plaats van de Heilige Katerina een mystiek huwelijk deed aangaan.
De brand van Tongeren in 1677 kon ze ons wel levendig op doek bewijzen, zodat de hitte ervan ons terug naar buiten dreef.
Op nu naar de O.-L.-Vrouwbasiliek, waar de B.R.T. de laatste klanken van de uitgezonden Eucharistieviering liet uitsterven.
In afwachting toegelaten te worden in de kerk zelf, bezochten we de rijke schatkamer. En of die schatten bevat! Er was wel te veel volk in de beperkte ruimte om rustig te kunnen genieten.
Dan toch maar enkele indrukken opdoen, zoals van de zeer bekende Christuskop, de talrijke mooie reliekhouders en reliekschrijnen, de vele kronen van het Mariabeeld, vereerd in de basiliek en ... de "Suisse" die er nog in zijn uniform van vóór de wereldoorlog II rondloopt.
Wegens sluitingstijd, werden we nu afgeleid naar het romaans kapittelpand achteraan de basiliek gebouwd. Tijdens de interessante uitleg trotseerden we er stoïcijns de "tocht”.
De gelegenheidsfotografen schoten er enkele "kiekskens".
Eindelijk geraakten we in de basiliek zelf. Alhoewel zuiver gotisch, kwamen we in een ruime brede ruimte, die sober en rustig aandeed: geen ME gekleurde vensters. Een warme roomkleur verzacht de grootsheid van de binnensfeer.
In de verte vermoeden we een donkerbruin retabel boven het hoofdaltaar, dat prachtig moet zijn, maar voor ons onbereikbaar. Verder in het koor een sober koorgestoelte, een enig mooie koperbewerkte lezenaar en een unieke koperen paaskaarskandelaar van 2 m 72 hoog. Het altaar voor dagelijks gebruik, dateert van na het tweede Vatikaans Cancilie en is samengesteld uit het sierlijk koperwerk van de vroegere kommuniebank.
In de dwarsbeuk links troonde het versierde beeld van de Zwarte Madonna "Oorzaak onzer Blijdschap". Het baldakijn van goudweefsel was echter wat te hardnieuw klatergoud om goed te zijn. De vele kaarsjes errond bewezen wel de devotie van de bezoekers.
Maar de onze werd helaas verstoord door het been en weer geloop van ijverige jongens met afgebroken podiums.
Erg orthodox was onze gids blijkbaar niet toen ze beweerde dat de katholieken dit beeld van O.-L.-Vrouw "aanbidden"! Maar ja, wie kent nu nog zijn catechismus?
Wij wilden dan ook in ‘t voorbijgaan kontroleren of die slavenboeien wel degelijk achteraan het O.-L.-Vrouwbeeld bevestigd waren. Dat klopte! Ook de aanwezigheid van het "conopeum" en het "tintinnabulum", kenmerkend voor een basiliek.
Maar dan hebben we het voor gezien verklaard, want honger dreef ons hotelwaarts. De bus voer ons naar het "Hotel du Chemin de Fer" langs de ruïnes van de ME. omheiningsmuur van de stad.
Daar werd, zoals elke zondag, de vlooienmarkt gehouden, die tot een echte , antiekbeurs is uitgegroeid.
Aan het station wachtte ons het bestelde diner: t was er goed!
Tevreden kwamen we stipt te 14 uur buiten voor een korte wandeling naar het provinciaal museum. Dit Gallo-Romeins museum is zeer didactisch ingericht en overzichtelijk met prachtig fotomateriaal en maquettes. De gidsen voelden er zich prima in thuis en deelden ons hun enthousiasme mee: zeer leerrijk!
Dan volgde een rondrit: de Romeinse omheiningsmuur van de 2de eeuw en tumuli. We kregen de Pliniusbron niet te zien omdat ze zogezegd verloederd is.
Het werd dan stilaan tijd om te gaan proeven van het bier "Tongeren 2,000”,volgens oude recepten gebrouwen. En of het lekker was met dit dorstig weer! We voegden ons bij de feestvierders op de terrassen van de Grote Markt en genoten van de sfeer. Ambiorix stak boven ons uit en gunde ons geen blik.
Tegen kwart voor zes was het verzameling blazen aan "De Motten", waar de bussen onder de lommerrijke bomen zaten te dutten. Dat recreatiedomein kreeg zijn naar van de kleine "motjes" (tuintjes) die de Tongerenaars voor eigen plezier uitbaatten. Hier verlieten ons de gidsen. We dankten met een applaus.
Maar daarmee was onze dag niet om.
Nu naar Sint-Pieters-Rode, want Albert De Keyser had daar voor ons een verrassing: en donjon, meer, een kasteel, meer nog: een spookkasteel waar je, behalve griezelen, ook smakelijk kon souperen met lekkere pannekoeken of boerebrood met 3 soorten kaas!
Dat alles, zei hij, lag te horst dat letterlijk "veilig nest" moet betekenen. En bovendien, dit 13d-eeuwse nest is omringd met een vijverwal en 240 ha. paradijselijk bos. Eerst zien, zei de blinde! Maar ... ’t was allemaal echt en waar!!!
Het bier, de pannekoeken, de donjon alles was er, zelfs de delicatesse "vogelnestjes". Alleen het spook kregen we niet te zien. We konden immers niet tot middernacht blijven om Pynoc met zijn 12 vurige paarden en karos te zien aanstormen.
De griezelverbalen kregen we in kleurrijke versie van de schepen van Holsbeek. Je zag het als het ware ter plekke gebeuren.
Met spijt moesten we terug naar de bus. Maar car 2 wou niet vertrekken. Betoverd door Pynoc, bleven zijn wielen "zot" draaien in de vettige Hagelandse klei! Iedereen eruit, zei de chauffeur.
‘t Was zogezegd onze schuld: teveel gegeten en gedronken! En wij eruit. Al de mannen duwden en trokken aan de bus onder aansporing van de toeziende vrouwen ... Te vergeefs!! Toen dacht de chauffeur eraan dat hij nog zijn sneeuwkettingen van deze winter bijhad. Dit bracht de redding, samen met de "duwkracht" van de mannen. De dames stonden zo in bewondering voor die prestatie dat ze vergaten dit gebeuren te vereeuwigen op film. Maar ‘t was nu te laat!
Enkel km verder kwamen we bus 1 tegen met onze Voorzitter. Ongerust over het niet opdagen van de helft van zijn kudde, kwam hij terug als een goede herder op zoek naar de verloren schapen.
De schapen reden doodgemoedereerd voorbij. Maar dat nam de "herder niet: hij nam weer de leiding en ... bracht ons veilig thuis!
‘t Was een heerlijke, gezellige en leerrijke dag geweest.
Dank aan allen.