DUITSE HANDELSBETREKKINGEN MET HET ZWIN
A. DAMME IN 1252-1253

Germain Bonte

1 . Onderhandelingen in 1252-1253

Margareta, de Gravin van Vlaanderen, en Gwijde van Dampierre onderhandelen in 1252 en 1253 met kooplieden uit Duitsland (1).

Het onderwerp is de handelsbetrekkingen tussen Vlaanderen en de Duitse handelssteden. Van Vlaamse zijde betekenen de besprekingen een zoeken naar nieuwe bronnen van inkomsten voor de Gravin (2). En voor de Duitse kooplieden zijn ze het vinden van nieuwe markten in het Westen. De Duitsers die eerst in Scandinavië en in de Baltische Zee uitbreiding gezocht hadden, trachtten vanaf de dertiende eeuw door te dringen in het Westen (3).

De behandelde punten zijn: het statuut van de Duitse koop­lieden in Vlaanderen en in 't bijzonder in Damme; en de toltarieven in Brugge, Torhout en Damme.

Van Duitse zijde worden de besprekingen geleid door heer Hermann Hoyer uit Lübeck en meester Jordan von Boizenburg uit Hamburg (4). De stuwende kracht lijkt Lübeck te zijn: het aantal inwoners is daar (vijftig jaar later) ca. 15.000, in Ham­burg pas 5.000; en de prijs van de bouwgrond is in Lübeck het dubbele van de prijs in Hamburg (5).

Buiten Lübeckers en Hamburgers zijn ook vertegenwoordigd:

de kooplieden die Gotland bezoeken, Keulen, Dortmund, Soest, Mün­ster en Aken (6). De kooplieden die Gotland bezoeken - daar zijn er ook die in Gotland verblijven-  zijn Duitse seizoenhandelaars die er een stichting hebben. In de dertiende eeuw wordt deze vereniging geleid door handelaars uit Lübeck, Visby, Soest en Dortmund (7).

De Duitse Hanse-historicus Reincke schrijft in 1950 dat de resultaten van de onderhandelingen "het kostbaarste, bezit van de Duitse Hanze zijn" (8) en dat "het gezantschap van belang is voor de wereldgeschiedenis" (9).

Voor Margareta van Vlaanderen betekenen de resultaten een compensatie voor de ingekrompen domaniale inkomsten: de markten tolrechten zullen een voorname bron van inkomsten betekenen.

De tol te Damme zal voor Gravin Magareta de volgende bedragen opbrengen: vanaf 1258 jaarlijks 500 pond groten, verhoogd in 1276 tot 1.000 pd.gr.; bijkomend vanaf 1261 jaarlijks 200 pd.gr. en vanaf 1273 nog eens 200 pd.gr.; vanaf 1277 is het bedrag ver­hoogd tot 2000 pd.gr. Hierbij een samenvattend tabeltje:

vanaf 1258

Jaarlijks 500 pd.gr.

vanaf 1261 (+200 pd)

Jaarlijks 700 pd.gr.

vanaf 1273 (+200 pd)

Jaarlijks 900 pd.gr.

vanaf 1276

Jaarlijks 1000 pd.gr.

vanaf 1277

Jaarlijks 2000 pd.gr.

 

Voor Graaf Gwijde van Dampierre bracht diezelfde tol in 1296 bruto 2.567 pd. gr. 19 sols 11 deniers op (10). Ter vergelijking: het graven van de Lieve die Gent met het Zwin bij Damme moest verbinden, wordt in 1251 op 3.000 pd.gr. geschat (11).

2. Damme in de Onderhandelingen

De oorkonden van deze onderhandelingen werden in het begin van onze eeuw gepubliceerd in Hansisches Urkundenbuch en in Hansisches Geschichtsblätter. Alle akten zijn in het latijn gesteld.

De inhoud van deze oorkonden wordt hierna bondig geschetst, telkens met verwijzing naar Damme. Een oorkonde is bijzonder belangrijk: het plan om een nieuwe stad bij Damme te stichten!

De oorkonden die ons hier aanbelangen zijn gepubliceerd: a) in Höhlbaum onder de nummers 421, 422, 428, 431, 432, 433, 434 en 435 (12); b) in Stein onder de nummers I, II, III en IV(13).

De oorkonde 421 van 13 april 1253 regelt de juridische toestand van de Duitse kooplieden in Vlaanderen, maar werd niet toegepast. In deze oorkonde vindt men een verwijzing naar Damme: een gerechtszaak van een koopman moet binnen drie of ten hoogste acht dagen in de havenstad Damme of in Brugge afgehandeld worden.

In de oorkonde 422 wordt hetzelfde onderwerp behandeld, maar de onderhandelende partij is nu: "kooplieden van het Roomse Rijk die Gotland bezoeken". De handel van Vlaanderen gaat in de dertiende eeuw dus tot in Gotland, een eiland nabij Zweden in de Baltische Zee.

De oorkonde 428 handelt over de voorrechten van de Duitse handelaars in Damme. Lübeck, Hamburg, Keulen, Dortmund, Soest en Münster worden bier vermeld als handelspartners. De zin "in onze stad Damme die is of zal zijn" wordt duidelijker bij bet bespreken van de oorkonde Stein III.

De oorkonden 431 en 432 horen tezamen. De eerste behandelt drie onderwerpen: de toltarieven te Damme, de juridische situatie van de kooplieden en het probleem van de teveel geïnde tolgelden. De Gravin zegt dat ze de toltarieven verlaagd beeft.

De praktische uitwerking is vervat in oorkonde 432. Deze oor­konde verschilt in niets met een "Tarief van invoerrechten" dat vandaag door de douane gebruikt wordt: de handelswaren die te Damme ingevoerd werden, worden opgesomd met telkens de geheven rechten. Dit tarief is gepubliceerd in bet Nederlands door J.H. van Dale (14), maar bet is eigenlijk een bewerking uit 1368 en niet de oorspronkelijke oorkonde. Denijs Royer uit Sluis heeft deze oorspronkelijke oorkonde vertaald en uitgebreid met bepalingen, tabellen en lijsten van abdijen en van steden die tolvrijheid genoten.(15). De Duitse kooplieden moeten reeds eerder in Vlaanderen bedrijvig geweest zijn, want er wordt gesproken van rechten die zij vanouds genoten hebben. De term vanouds laat evenwel niet toe te dateren. Verder vraagt de Gravin fiscale amnestie, ... maar dan wel voor haarzelf: zij verzoekt de kooplieden de teveel betaalde rechten niet terug te vorderen.

De Gravin spreekt ook van "haar en haar voorgangers", wat opnieuw naar vroegere aanwezigheid van Duitse kooplieden wijst.

De oorkonde 433 handelt eveneens over de tol in Damme en over de juridische situatie van de kooplieden. Belangrijk is de zin over de rechten van de schippers bij schipbreuk. De Duitse kooplieden bekomen dat zij vrij over de goederen mogen beschikken die zij kunnen redden bij een schipbreuk voor de Vlaamse kust.

Deze regeling verschilt grondig van de gewone regeling waarbij de Graaf het recht heeft op de volledige opbrengst van de aangespoelde goederen. Het gaat hier over het lagaanrecht van de Graven van Vlaanderen dat uitvoerig behandeld wordt door Maurits Coornaert in zijn werk "Knokke en het Zwin" (16).

De volgende oorkonden handelen over Brugge en Torhout. Zo voorziet 434 een vermindering van de toltarieven en van de straffen voor het ontduiken ervan in Brugge.

Toltarieven voor Brugge en Torhout zijn gedetailleerd vastgelegd in 435.

De oorkonde 436 tenslotte, regelt de lonen van de makelaars.

2018 04 17 092555

De oorkonde Stein I spreekt opnieuw van de te stichten stad bij Damme; en wijst ook op de zeer waarschijnlijke leidende rol van Lübeck. De tekst vermeldt: "De Lübeckers vragen dat de Gravin hem de volgende zaken zou toestaan"- er volgen dertien artikelen en op de rug van de oorkonde staat: "de eerste artikelen van de Lübeckers".

De oorkonde Stein II komt overeen met bet tweede gedeelte van Stein I.

De oorkonde III is volgens Stein een van de merkwaardigste documenten van de oudere Hanze-geschiedenis (17). De Duitse kooplieden wilden een nieuwe stad bij Damme stichten. Dit was de lievelingsidee van Lübeck (18). Dergelijke stichtingen bestonden reeds te Londen: het Stalhof in 1157; te Nowgorod: het Peterhof in 1225; en te Bergen: Tyskebryggen waarvan de datum van stichting onbekend is (19).

Is de nieuwe stad bij Damme bij de idee gebleven? Of is het misschien Hoeke? In een volgend artikel zal ik trachten een antwoord te vinden. De tekst van deze oorkonde III met bijvoegingen, veranderingen, schrappingen, is niet vlot te lezen. Ons Bestuurslid Maurits Coornaert was zo vriendelijk de oorkonde te willen vertalen: waarvoor mijn beste dank! Graag laten we deze vertaling hier volgen. [nb. De hoekige haakjes in de tekst wijzen op schrappingen en/of wijzigingen in de oorspronkelijke tekst.]

Margareta, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, [en haar zoon Guido, graaf van Vlaanderen] groeten allen die dit schrijven zullen lezen

Allen zullen weten dat wij [voor ons en voor onze opvolgers graven van Vlaanderen] aan de handelaars van het Rijk en hun vertegenwoordigers -heer Herman en meester Jordaan, die namens de bedoelde handelaars optreden— toestaan dat zij [in onze stad Damme die bestaat, of (in de stad) die zal bestaan] een nieuwe stad mogen stichten, waar ze dit wensen [op de plaats die we als de geschiktste beschouwen] op onze grond die langs de waterkant tussen onze havens Damme en Mude strekt [tot aan de Zinkval]

Aan de burgers [mannen] van die nieuwe stad die er mettertijd zullen zijn, geven we welwillend de toelating om in die stad om het even wat te kopen en te verkopen aan om het even wie, volgens het tolreglement dat door ons gesteld werd in de voornoemde haven van Damme. We staan hen toe dat geen enkele handelaar, noch zijn goederen, in de bedoelde nieuwe stad mogen vastgehouden of in beslag genomen worden, als vergelding voor schade die aan een derde aangedaan werd, tenzij men bevindt dat hijzelf door zijn persoon of zijn bezit enig kwaad veroorzaakt heeft.

Indien er daarover enige onenigheid zou ontstaan - wat best niet gebeurt - dan zal men zijn toevlucht nemen [zich wenden] tot ons [als Vrouwe van den den Lande] of tot onze opvolgers, indien men ons gemakkelijk in Vlaanderen of in de omgeving ervan kan vinden, om zulke betwisting te beslechten. Indien men echter ons niet gemakkelijk kon bereiken, dan mag de zaak door de algemene schepenraad van geheel Vlaanderen [van onze steden Gent, Brugge en Ieper] afgehandeld worden.

Daarbij willen we dat in de bedoelde nieuwe stad geen en­kele tollenaar tegelijk rechter en baljuw of zelfs schepen mag zijn. Wanneer een baljuw, die er mettertijd zal zijn, aan een handelaar een geding voor de rechtbank zou weigeren, of dit niet binnen de gestelde termijn zou toestaan, dan zal de hande­laar zich tot ons wenden —indien hij ons gemakkelijk kan be­reiken in Vlaanderen of in de omgeving— opdat wij de fout van onze baljuw kunnen herstellen.

Indien we daartoe verzocht worden, en de fout toch niet kunnen rechtzetten, dan zullen de schepenen van de bedoelde stad op de hoogte van dit feit gebracht worden, en dan geen recht meer spreken, zolang men geen recht zal gedaan hebben aan de verongelijkte handelaar.

Aan de handelaars aldaar zullen we ook onze gewone wettelijke schalen en gewichten bezorgen, en [die handelaars en alle anderen] zullen met die, en met geen andere wegen. Niemand an­ders zal daar schalen of gewichten mogen bezitten tenzij de onze. Wanneer men andere dan onze gewone schalen en gewichten vindt, dan worden die verbrand. De persoon bij wie men zulke ’voorwerpen aantreft, wordt beboet met 60 schellingen (= 3 pd. par.).

Verder dient men te weten dat de bewuste handelaars, als tegenprestatie voor de vrijheden die wij hen toegestaan hebben, zich moeten vestigen op de grond die door ons aan hen zal toegewezen worden, en daar hun huizen bouwen. Zij zullen verplicht zijn om daar met hun vrouw en hun gezin te verblijven.

Zij mogen zich met hun koopwaren niet elders begeven en daar vertoeven, behalve naar de marktdagen van ons land. Zij zullen wel naar andere markten in Frankrijk mogen reizen, voor zover zij dit wensen.

Indien echter andere handelaars [mannen] van ons land of van andere streken verlangen zich in de bedoelde nieuwe stad te blijven [en te leven volgens de wet van ons land en van de burgers van de tweede stad, zoals die bestaat in onze andere steden] , dan zullen ze dit mogen doen zonder enig verzet van de handelaars van het Rijk, tenzij het gaat om personen, die wegens hun misdaden niet in de gemeenschap moeten opgenomen worden.

Hier moet ook aangestipt worden dat wij, omwille van de bedoelde vrijheden, niet willen dat onze voorrechten [op andere plaatsen aan onze mensen of aan hen toegestaan] en andere goede gewoonten van ons land, die bestaan op andere plaatsen en jaarmarkten, onder enig opzicht zouden verloren gaan. Maar iedere handelaar van het Rijk, die daar komt met zijn goederen en koopwaren, en die in een of andere zaak zou aangeklaagd worden, zal zich moeten verantwoorden, en voldoening geven volgens het goede gewoonterecht van de plaats, waar hij zal terechtstaan.

Op de rug van de oorkonde staat:        Wij behouden echter het recht om in de nieuwe stad of in de stad Damme hallen op te : richten, waarin de handelaars van het Rijk hun waren zou­den moeten verkopen en kopen.

Verwijzingen (*)

  1. Reincke (4), blz. 108, nota 84. Reincke stelt dat voor deze onderhandelingen Stein (1) toonaangevend is. Hij bracht enkele aanvullingen in Reincke (3).
  2. Luykx, blz. 190.
  3. Van der Wee, blz. 40.
  4. Reincke (6), blz. 228.
  5. Ellermeyer in d'Haenens, blz. 1000.
  6. Koppmann (1), Band 1, blz. XXX, nota 4.
  7. Dollinger in d'Haenens, blz. 395-396.
  8. Reincke (4), blz. 108 en Reincke (6), blz. 228.
  9. Reincke (6); blz. 228.
  10. Luykx, blz. 193.
  11. Boes, blz. 10.
  12. Hohlbaum,/nr. 421 422 428 431 432 433 434 435 436 blz. 137 139 140 142 143 147 148 149 157
  13. Stein (1), nr. I II III IV  blz. 67 71 71 73
  14. van Dale (2); Risseeuw en van Dale (1).
  15. Buntinx, blz. 155.
  16. Coornaert, blz. 335.
  17. Stein (1); blz. 71 .
  18. Reincke (3), blz 62.
  19. Sosson in d'Haenens, blz. 175. Dollinger in d'Haenens, blz. 397.

Geraadpleegde werken

  • Boes J. , De Lieve, eerste kunstmatige verbinding van Gent met de Zee; Bull. Maatschap. Geschied- en Oudheidkunde v. Gent, 1929, blz 7-64.
  • Buntinx Willy, Waterdunen, een vergeten stad in Zeeuws-Vlaanderen, Hand. Maatsch. Geschied. Gent, 22 (1968), blz 145-174.
  • Coornaert Maurits, Knokke en het Zwin, Lannoo Tielt 1974.
  • D'Haensens Albert, De Wereld van de Hanze, Antwerpen, Mercatorfonds, 1984.
  • Höhlbaum Konstantin (Bearbeiter), Hansisches Urkundenbuch = HUB. Band 1, Halle, Waisenhaus, 1876.
  • Koppmann Karel (Bearbeiter), Die Recesse und andere Akten der Hansetege van 1256-1430, 8 banden, Leipzig 1870-1879.
  • Luykx Theo, De grafelijke financiële bestuursinstellingen en Let grafelijk patrimonium tijdens de regering van Margareta van Constantinopel (1244-1278), Brussel, AWLSK, 1961.
  • Reincke Heindrich (3), Die Deutschlandfahrt der Flandrer wahrend der hansischen Friihzeit, HGblll 67/68, blz 51-164.
  • Reincke Heindrich (4), Das Hamburgische Ordeelbuch von 1270 und . sein Verfasser. Zeitschrift der Savigny-Stiftun fur Rechtsgeschichte, Band 85, Germanistische Abteilung, Weimar Bohlau, 1955.
  • Reincke Heinrich (6), Die Herkunft des hamburgischen Stadtrechts,
  • Zeitschrift des Vereins für Hamburgische Geschichte, Band 29, 1928, blz ...-246.
  • Risseeuw & Egberts, lets omtrent de vonnissen van het waterrecht te Damme en van het reglement van tol en navigatie op het Zwin, Bijdragen tot de geschiedenis en de Oudheidkunde inzonderheid van Zeeuws-Vlaanderen, Derde deel, Altorffer Middelburg, 1858, blz 28-58.
  • Stein Walter (1), Uber die ältisten Privilegien der Der Deutschen Hanse in Flandren und die altere Handelspolitik Lubecks, HGbll, 1902, blz 51-133.
  • van Dale J. H.,Reglement voor de scheepvaart en de heffing der
  • tollen op het Zwin van den jare 1252 ontdekt in de archievan van Sluis, Bijdragen tot de Oudheidkunde en de Geschie­denis inzonderheid van Zeeuws-Vlaanderen, Deel 5, 1860, Middelburg Altorffer, blz 1—139-
  • v(an) D(ale) J. H. (2), Het Reglement voor de heffing der tol­len op het Zwin, vastgelegd ten jare 1252. Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis inzonderheid van Zeeuws-Vlaanderen, Eerste deel, 1856; Middelburg, Altorffer, blz 290-293.
  • Van der Wee Herman en Aerts Erik, De economische ontwikkeling van Europa 950-1950, Leuven / Amersfoort, Acco, 1983.

 

(*)  Nota bene: De volledige titelbeschrijving is vermeld in de volgende lijst van de "Geraadpleegde werken". Namen met een cijfer (bij Verwijzingen) duiden op een auteur met meerdere werken: bv. Reincke (4), verwijst naar werk 4 van deze auteur.

 ******************

LIEVER TE VROEG DAN TE LAAT !!!

350 fr 350 fr 350 fr 350 fr 350 fr 350 fr
Vele herhaald…. maar een keer betaald!

De jaarlijkse bijdrage als lid van onze Kring voor Geschiedenis en Heemkunde, is voor 1987 het peutersommetje van 350 fr.!!!

Daarvoor ontvangt U kosteloos de 4 nummers van ons tijdschrift "Rond de Poldertorens"(ca. 200 blz), zenden wij U minstens 8 nummers van "Sint Guthgo Tijdingen" (met alle St.-Guthagonieuws), wordt U om de maand uitgenodigd om kosteloos onze vormende vergaderingen met voordracht of wandeltocht bij te wonen.

Alle trouwe Leden en alle welgekomen nieuwe Leden betalen nog vóór Nieuwjaar door storting of overschrijving op de postrekening 000-0450773-14

Margareta De Keyser
Sint-Kwintensstraat 11, Oostkerke
8350 Damme

Duitse handelsbetrekkingen met het Zwin - A. Damme in 1252-1253

Germain Bonte

Rond de poldertorens
1986
04
179-188
Charlotte Bogaert
2023-06-19 14:40:26