Witte-Donderdagse eieren ofte Goolkin van Ghistele, een toverkol? 1596

Germain Vandepitte

Goolkin was de dochter van Jan van Ghistele; en gemakshalve wordt deze Jan Looys genoemd.    (1)   Ze werd omstreeks 1530 te St. Andries geboren, waar ze trouwens gewoond had tot ze, zoals veel buitenmensen, had moeten vluchten van het platteland. Met haar man Michiel, zoon van Michiel van Hille, geboren te Aartrijke en anno 1596 in zijn 73ste  levensjaar, was ze in Brugge komen wonen nabij de Smedenpoort in de herberg "In de Linde". Het was haar derde man en ze waren aan hun zilveren bruiloft toe.   (2)

Het dunkt ons dat drie factoren hadden meegespeeld om haar te brengen waar ze zich op 30 mei 1596 bevond. Primo haar onhebbelijk karakter. Secundo haar pinnigheid en duitenklieverij; en tertio haar leeftijd. Of het haar ook een troost was dat haar man dat lot deelde, weten we niet. Beiden waren op de vermelde datum opgepakt en in het Steen te Brugge opgesloten. 

We zeggen wel opgepikt; want de stedehouder van de hoofdbaljuw had wel een foefje gebruikt.   (3)    Hij was namelijk binnen den huize gegaan en had hen gezegd dat de burgemeester Maerten Lem, die op straat te wachten stond, hen wilde spreken, Eens buiten, waren zij naar het Steen geleid.

Ze kregen wel de burgemeester van het Vrije, de heer Lieven van Tessele te spreken, maar dan pas dagen later, op maandag 3 juni en in tegenwoordigheid van de afgevaardigde van de hoofdbaljuw Phi­lip de Dyckere en van Balthasar van Lakenburgh , die we vermoeden de griffier te zijn.

Waarom ze gevangen werd? kreeg Goolkin te horen. Ver hoefde ze de reden niet te zoeken. Dat was uit afgunst en nijd omdat zij zo "neerstich" waren om de kost te verdienen en er goed waren op vooruit gegaan; zodat ze ieder het zijne konden geven en geen schulden hadden.

Kende ze de brouwer uit "Het Schaec"? Zeker, de Jan kende ze goed, vermits ze er jaren lang draf haalde; maar de laatste drie jaren was dat niet meer gebeurd, vermits hij er geen wilde verkopen omdat de pachter de draf zelf vandoen had.

Herinnerde zij zich dat op sommige tijdstippen het bier van deze brouwer niet deugde en vele brouwten mislukten? Ja dat wist ze wel, maar dat ging haar niet aan! Jan en zijn wijf hadden zich daarover somtijds beklaagd, toen ze daar nog draf haalde en ze zeer familiair omgingen en er aten en dronken, zoals ook Jan deed bij hen thuis. Hoelang dat juist geleden was, wist ze toch niet meer.

Had ze toen niet gehoord dat de brouwerij "'t Schaec" betoverd was en door wie? Nee, ze had er geen benul van, ook al om­dat het haar niet aanging en ze zich nergens mee bemoeide buiten haar huis. Daar men steeds op dat punt terugkwam, verklaarde ze tenslotte dat wel gehoord te hebben, maar niet wie daarbij betrokken was.

Kende ze Leene, de zuster van Pieter Ledau? Kennen, neen, niet anders dan van ze op straat te zien en wist dat ze Leene heet­te. Ging die Leene recht of krom? was ze lang of kort? had ze een bulte? Dat kon Goole niet zeggen, omdat ze haar niet kende en zich nergens mee bemoeide, dan met haar werk thuis. 

Ja, ze kende Hendrik van Hertsberghe, de brouwer uit "De Sluetel", maar daar had ze nooit draf gehaald noch gist, of had ze daarom gezonden; zodat hij er haar nooit heeft kunnen weigeren. Wel had ze daar "een quaertkin biers of twee" gehaald en dat ook betaald.

Lucas Oliviers? Onbekend in ’t regiment! Maar daarentegen kende ze Mr. Michiel Lobbrechts "de stede carreman" zeer goed.    (4)   Een paar keer al had deze rechtover haar deur gewoond. Michiel had zich nooit beklaagd tegenover haar en ze had ook nooit gehoord van anderen dat zijn beesten betoverd waren; en al had ze dat ho­ren zeggen ... het ging haar niet aan!

Gabriël Noors? Tuurlijk, die dasscher en zijn wijf Sijne (Francine) had ze uitgehuwd; 't was haar gebuur, ze woonden in het staatje achter " 't Blendeliedengasthuus".   (5)    Ze hadden geen koeien. Sijne had op het goed "ter Luchten en Blomendale gewoond.   (6)   Ze had nooit boter of melk bij haar gehaald en al was dat zo, ze zou ervoor betaald hebben. Men had er haar evenwel geen moeten weige­ren, want ze had geen ogenblik gedacht er daar te halen.

De brouwer uit "Den Breydele"? Ze kende hem zeer goed, daar ze er dagelijks haar bier, gist en draf haalde en "tzijdert St-Maertinsmesse alsanne een quaertkin en seders Paeschen een halve tonne bier" haalde;    (7)   en alles betaald had. De brouwer heette Jan, zijn toename haar onbekend. Ze had er nooit van gehoord dat zijn bier of zijn "aentvoghels" of andere dingen betoverd en onttoverd waren.   (8)

Neen, ze had geen overjaarse eieren in haar huis de dag van haar arrestatie. Er waren geen andere dan deze 22 of 23 eieren, die de woensdag en de dag zelf gelegd waren; ze wist dat pertinent zeker, want al deze die tevoren gelegd waren, had ze diezelfde dag verkocht in de "Paryssche Halle".    (9)    Ze was trouwens niet gewoon van de eieren langer te houden dan van de ene marktdag tot de andere. Goole bleek echter zelf een ei op te hebben en scheen niet al te gerust in die eierhistorie. Kon men kwaad doen, vroeg ze, met eieren die op Witte Donderdag gelegd waren? Voor 36 jaar had ze gehoord dat men die bewaarde tegen "den brandt".    (10)    Ze gaf voor, niet te weten dat men overjaarse eieren vond die altijd bleven rechtstaan, op welke wijze men ze ook stelde. Ze betwijfelde het nu ook, of er bij haar thuis geen twee eieren lagen, op Witte Don­derdag gelegd, en die ze bewaarde tegen de brand; zoals ze dat haar moeder had weten doen vijftig jaar tevoren. Men beweerde trou­wens dat, wie zulke eieren in zijn bezit had met Pasen, het gehele jaar zou gespaard blijven van ongelukken.

Vervolgens gaf ze relaas over haar koeien: soms had ze er wel zeven te melken, andere keren wat minder. Van zeven koeien had ze in vier dagen maar 12 ponden boter gekarnd en het docht haar dat de geburen er meer hadden van evenveel of van minder koeien. Dat kwam misschien omdat ze zover niet "ten gharze" moesten gaan als haar beesten.

Nooit had ze woorden gehad met Charles Ghyselinc, ter contrarie: ze waren wel zes of zeven maal samen geweest bij haar thuis en ze hadden er "vrolic ende vriendelic" gedronken. Tot zover de verklaringen van Goole. 

Hoe het komt, zal nog eens wetenschappelijk moeten onderzocht worden, maar het verhaal van de man is altijd maar half zo lang! Toen de Heren, na het onderhoud met Goole, Michiel lieten voorkomen vertelde hij het, net als Goole, hoe de stedehouder hen te grazen nam, zeggende dat de burgemeester op straat stond en hen wilde spreken; en hoe ze beiden, in plaats daarvan, naar het gevang werden geleid.

Had Michiel ooit op de wacht     (11)   of elders gezegd dat er over hem geruchten liepen dat hij een tovenaar was en dat hij maar wou dat de Heren hem "vinghen", omdat hij zo de kans zou krijgen te bewijzen dat het allemaal praatjes waren voor de vaak. Dat ontkende Michiel. Nooit had hij dat gezegd, noch woorden gesproken in die zin. Wel had hij, toen er soms sprake was van toveressen, meer dan tienmaal gezegd dat hij wel het hout wilde geven om ze te branden; dat men ze dan wel zou kennen.

Of Hendrik van Hertsberghen 's brouwerij betoverd en onttoverd was? Daar had hij geen weet van; wat wel het geval was voor de brouwerij "'t Schaec". De brouwer zelf had hem dat verteld. Hij ging er trouwens dagelijks over de vloer om draf; en at en dronk er. Wie daarvoor verantwoordelijk werd gesteld, was hem onbekend. Sedert twee jaar echter was hij daar niet meer geweest, omdat het draf hem daar "te diere" was. Sedertdien had hij meer "rapiers" gezaaid om zijn beesten te voederen.    (12)   Dat betoveren had ook plaats gevonden in de brouwerij "Den Breydel", waar hij nu reeds vele jaren ten huize gaat om bier en spoel.

Gabriel Noorts? Dat was een arbeider uit de Smeestrate, die ongeveer 15 jaar geleden door hem uitgehuwd was. Hij hield er geen koeien op na en kocht geen boter ’t zijnent voor zover hij wist. Of hij Leene Ledau kende, de zuster van de wagenmaker alias "Den Ruun"? In zijn hele leven had hij ze maar een paar keer gezien zonder dat ze ooit bij hem binnen was geweest. Voor zover hij onthouden had, meende hij niet dat ze krom ging.

Waren er bij hem thuis, toen hij werd aangehouden, eieren van Witte Donderdag? Eieren? voeg Michiel verbluft, maar daar moeide hij zich niet mee; dat was zijn doen niet; veeleer van een pot bier of wijn te drinken met lieden van ere!

Het volgende bedrijf speelde zich af in de Kamer van het Vrije op 16 juni; maar uit de tekst valt te rapen dat er tussenin een onderhoud of een ondervraging was geweest.

Men beschuldigde Goole ervan de brouwerij "Het Schaec" te hebben betoverd zodat het voorgevallen was dat men de brouwsel moest weggieten en aan het vee voederen; Wat Goole ontkende. Ook in de brouwerij "De Sleutel", bij van Hertsberghe, zou ze dat spel gespeeld hebben en daarenboven nog de beesten betoverd hebben. Het vee van Michiel Lobbrecht zou dezelfde behandeling hebben ondergaan. En verder zou ze ook boter hebben verkocht waarin ze betoverde boter gemengd had.

Bij de blauwverver Anthone, die woonde aan de Eekhoutbrugge, had ze "schortecleers" laten verven, bleef er geld schuldig, en toen de "verwighe" met een schortenkleed bij haar thuis kwam en het achterstallige geld vroeg, kreeg ze nul op rekwest.    (13)   Michiel zou toen thuis geweest zijn en gezegd hebben: "Maar geeft die vrouwe haar geld!". Goole ontkende dat: ze had niet geweigerd van te betalen, ze had alleen maar uitstel gevraagd. Met Anthone 's blauwverven was het nadien niet zo best verlopen: de boel was be­toverd! 't Moet zijn dat het blauw niet meer blauw was!

Willem de Schietere, bijgenaamd "Crackeel", kende ze van hem twee- of driemaal te hebben gezien op de beestenmarkt. Ze wist evenwel niet waar hij woonde en ze was daar in ieder geval nooit met haar man geweest om een koe te kopen of daarover te spreken. 

Het Mandekin-Vispaen-straetkin? Dat kende ze niet.   (14)   Had ze niet gehoord dat de brouwerij "Den Breydel" betoverd was en door wie? Neen, daarover was ze onwetend.

Toen Marijn van Ghistele uit "Het Haentkin",    (15)    woorden had met haar omdat ze het geld vroeg dat hij haar schuldig was gebleven, dreigde hij haar met een "tanghe te smijten".    (16)    Die som bedroeg nog altijd zes ponden groten. Ja maar toen ze Marijn verliet, had ze toch bedreigingen geuit en ... was het haar nadien niet ter ore gekomen dat Marijn ongeluk kreeg met zijn beesten? Ze had hem helemaal niet gedreigd, maar was "crysschende" uit zijn huis gelopen.

Ja, nu men ’t zegt, ze had thuis wel twee of drie Witte-Donderdagse eieren in een mandeken liggen, die ze in 20 maanden niet meer gezien had; en die ze bewaarde tegen de brand. Nadien hadden ze het weeral over een voorval met Leene Ledau. Had ze Leene niet gezien? Neen! Jawel, zeiden ze haar, ge hebt ze gezien en ge stond achter de deur. Pas dan gaf ze toe; maar ze zei dat er 2 Zusters van het "Castaegnenklooster" bij haar waren.   (17)   

Tenslotte beschuldigden ze haar ervan; dat ze toveren kon, en dat door de binding die ze had met Leene Ledau. Goole ontkende dat ten stelligste; dat kon ze niet. Na afloop van de ondervraging, werd besloten de zaak te schorten om nog een tweetal getuigen te horen.

Op dezelfde datum van 16 juni haalden ze ook Michiel uit de Kaze om voor de Heren te verschijnen.

Hij bleef ontkennen kennis te hebben gehad van het feit .. dat "De Sleutel" was betoverd geweest. Dat zulks wel het geval was voor "Den Breydel", had hij reeds gezegd.

Anthone. de blauwverver kende hij niet. Dat hij thuis was toen diens vrouw om geld kwam, kon hij zich niet herinneren; ook niet dat hij tegen Goole, zijn wijf, zou gezegd hebben: geef die vrouw haar geld. Maar ja, hij kon het mogelijks gezegd hebben, waarom niet? Hij had er echter geen onthoud van.

Dien Schietere, die kende hij van eigen. 5 of 6 jaar geleden had hij een proces met dien kwant. Hij meende te weten dat hij in de buurt van de Katelijnepoort woonde. Trouwens, daar had hij eens krakeel met een Schietere, toen hij op wacht stond bij die poort. Daar was die kerel dronken komen opzetten en had hem toegeroepen: "Ghy waert beter ghebrant van een braembussel, ghy heescht dat ghelt ende het is al m...pelic onder elckanderen om woecker".

Michiel had hem daarvoor gedagvaard voor de burgemeester, die bij sententie bevel had gegeven dat de Schietere die woorden moest herroepen ter plaatse waar hij ze had uitgesproken. Neen, hij kon niet zeggen of zijn vrouw wist waar de Schietere woonde; hij veronderstelde van niet vermits dat "hare contreye niet en was". 

Lucas Olivier? Maar die kende hij goed! Hij geneerd zich met koeien en paarden, hij hovenierde ook. Hoeveel koeien die had, kon hij niet zeggen; maar hij mende al een jaar of zes een wit paard.

In de smidse van Cornelis de la Haye had hij enkele paarden gezien van Lucas en hij had onthoud van een bruin baaide veulen, dat gekocht was op de Vrijdagmarkt. Lucas had hem dat verteld op de wacht, een drietal maanden geleden. Had hij in de paasdagen dat veulen in de smidse niet gezien en er met zijn hand over gestreken zeggende: "Zeint, wat een schoone merrie"? Michiel gaf toe het gezien te hebben, maar beweerde het niet onder handen te hebben gehad of behandeld.

Na overleg besloten de Heren Michiel uit het gevang te ontslaan op cautie juratoire; op voorwaarde dat hij zich ter beschikking zou houden en verschijnen zou als men hem opriep. Voor zover mogelijk lezen we in die zeer onduidelijk geschreven clausule, dat er sprake was van honderd ponden gr. die Michiel als cautie of borgtocht gestort had.

De zaak van Goolkin van Ghistele kwam terug op de rol op 25 juni 1596. Daar deed ze uit de doeken dat Jan, ’t kind van Pieter ‘t Jonck haar petekind was. Ze was bij zijn geboorte aanwezig en in de doop als zijn "mette" gekozen. Ze had wel gehoord dat hij kwalijk te passe was; en tegen haar had hij tevoren al gezegd: "Metkin, aldus bem ic ghestelt!" Troostend had ze toen geantwoord dat het Gods wille was. Hij had nog twee of drie broers en zusters en ene daarvan noemde Pieter. Hun moeder was haar indertijd 20 ponden groten schuldig, waarvan er nog altijd zes onbetaald bleven.

Er kwam ook een “roo-vroevrouwe” ter sprake, die aan de Dijver woonde. Maar daar had Goole geen kennis van.

Simon Duust en zijn vrouw Mayken waren bekenden voor haar, alsook Naentkin, zijn halfzuster.    (18)   Ze had deze laatste verschillende keren gesproken, maar zij kon zich toch niet indenken over Jan van Pieter ‘t Jonck te hebben gekout en over haar man Pieter. Ze zou zeker niet gezegd hebben: "Moet nu juist Pieter 't Jonck krepel zijn, ze zijn me nog 20 ponden groten schuldig; indien ze niet betalen, ik ducht dat d’ ander het ook zal moeten bekopen!".

Met Naentkin sprak ze nadien op de melkmarkt daarover en over de ziekte van Jan ‘t Jonck en zijn dood; waarbij ze zei niet te zijn meegegaan met het lijk, vermits het de gewoonte was dat de mannen meegingen en de vrouwen niet. Goole vertelde de Heren verder dat Jan ‘t Jonck nog twee broers had, Charles (of Christan) en Andries; dat ze gene van de jongmans betoverd had en van geen betoveren wist te kouten, "niet meer dan een jonck kint dat in zyns moeders buuck licht".

Had ze nooit horen spreken van toveren? Neen, men had er haar wel van beticht, maar ze had zich daarover verantwoord: het was "ter puge gheleyt",    (19)    daar ze van alles onschuldig was, "van alles onnoosel te zyne ghelyc de kieckens in de lucht, nochte yemant anders ghedaen thebben dan tzoude willen hebben".

Ze kende Leene Ledau van aanzicht en had haar altemets goe'n avond en goe'n morgen gezeid, zonder meer. Nee, ze wist niet of ze krepel ging of een kromme hals had; daar had ze niet op gelet en ze had ook nooit gehoord dat er over haar mare liep van toveren of iets anders.

Na afloop van deze ondervraging in de Kamer, besloten de Heren deze zaak te verdagen tot men de weduwe Duust zou gehoord hebben, die op Varsenare. woonde. 

10 Juli. Voorstel nog even te wachten met de tortuur om verdere informatie te doen. Besluit om de gevangene op 18 juli te ondervragen met gebruik van de scherpe roede.

Daadwerkelijk vinden we de beklaagde op deze datum in de pijnkelder, in tegenwoordigheid van het Collegie.  Buiten pijn, zoals men toen zei, dus voor men aan het geselen toe was, werd Goole nog eens onderhouden over het gene men haar ten laste legde.

Ze ontkende alles: ze was onschuldig aan toverij, ze kende noch Leene, noch Lijne de vroedvrouw, pleitte on­schuldig voor de zaken in de brouwerijen en betovering van het vee in "Den Breydel" en bij Lobbrecht, noch kon ze iets vertellen over de betoverde eieren bij de Hr. Maerten Lem. Met Marijn van Ghistele was het een geldkwestie en ze bekende hem te hebben uitgekreten voor fielt. Toen hij haar dreigde te slaan, was ze schreiend buiten gelopen.

Met Naene had ze gesproken op de melkmarkt en haar gevraagd hoe het ging met haar Pieter. Niet zo best, had Naene geantwoord, het beterde maar niet. Ze had Pieter wel zien zitten voor zijn deur en ze had  hem eveneens gevraagd hoe het met hem stond, maar ze had hem niet bezocht ten huize. Willem de Schietere kende ze niet; ze wist niet waar de Katelijnepoort was of de Stedeschole en het Mandekin-Vispaenstraetkin. Bij de Schietere was ze nooit aan huis geweest. Ze bleef ontkennen en toen ze klaar gemaakt werd om te wor­den gegeseld, liet ze geen traan. Zittende naakt en buiten pijn, werd er op haar lichaam "een lyckteecken" gevonden waarin men stak met een "mauwpelle"; waarop geen reactie van haar volgde.   (20-21) 

Andermaal gestoken, riep ze uit:"oeie myne, is me dat ghesteken", maar daaruit kwam geen bloed. Aldoor ontkende ze. Naakt gebonden aan de "cramme" en geslagen met scherpe roeden, was haar lichaam "vol warelen" gekomen.    (22)    Nu bloedde het waar men de eerste keer met de speld gestoken had, zodat het bloed langs haar rug liep. Maar ze bleef ontkennen. Losgemaakt en neerzittende, verloochende ze "de duvel van der helle" en sprong driemaal naar hem, terwijl ze daarna God den Heere smeekte zich over haar te ontfermen, daar ze wilde sterven als een "kersten mensche".

Om te eindigen, resolveerden de Heren Goole terug te laten gaan naar het gevang; maar onder geen beding mocht ze iemand te spreken krijgen. Intussen wachtte men nog op andere informaties.

Pas op 7 augustus werd in het College overleg gepleegd en besloot men haar te confronteren met Willem de Schietere. Ook dan nog bezwoer Goole de Heren dat ze onschuldig was, en niets anders te kunnen zeggen dan wat ze al verklaard had. Ze wist niet eens waar die man woonde en had geen ander uitstaan met hem, dan dat ze wist dat hij haar man eens uitgemaakt had voor dief. Nog altijd wist ze niet waar het Minnewater lag, of de Katelijnepoort, noch het klooster van Coletten of van de Zellebroeders.    (23)     

Ze was nooit ‘t zijnent geweest om een koe te kopen en ze loochende dus dat de Schietere tegen haar zou gezegd hebben: "Wat komt ghy hier, ghy hebt er my ghenough ghedreecht". Ze had hem nooit gesproken en zo ze hem zag, ze zou het hem in het gezicht zeggen, dat hij loog!

Maar Goole, hebt ge niet gezien in "Den Bonten Hond", dat uw man geld ontvangen had van deze man? Ze was daar toch ook? Daar was niets van, riep ze. Maar daar er werd aangedrongen, voelde ze zich toch verplicht te bekennen in deze herberg te hebben gedronken; maar ze wist niet of de Schietere daar toen was.

Toen Willem de Schietere in levende lijve voor haar werd gebracht, hield ze nog staande hem niet te kennen. Hijzelf verhaalde eens te meer de historie van de koe en sprak tevens ook van "verzwegen renten". Ten slotte zei hij in haar tegenwoordigheid 20 ponden groten te hebben gegeven aan Michiel; en hij voegde erbij dat ze daar gedronken hadden. Ze voelde zich gedwongen te bekennen in "Den Bonten Hond" te hebben gedronken, een teug of twee sprak ze, maar van dat geld, neen ze was er niet bij geweest.

Volgt dan nog een relaas over een papierken dat ze gevraagd had en gekregen van Mayken, de dochter uit de "Gouden Cop", zogezegd om de twaelfaers" op te bergen die ze los in haar schortenkleed had steken.    (24)   

De toedracht ontgaat ons; zoals we nog altijd het raden hebben wat die roo-vroedvrouw in dit verhaal komt doen. Ook was er spraak van een potje water, waarvan ze tegen Leene gezegd had dat het paardenpis was.

Na de confrontatie besloot men nog maar eens, Goole terug in het gevang te brengen. En men zou nog even Michiel aan de tand voelen.

Zoals tevoren zei Michiel dat hij de Schietere kende en dat hij woonde in de buurt van de Katelijnepoorte. Maar hij wist niet of hij ooit bij hem thuis geweest was met zijn vrouw. Wist zijn vrouw waar de Katelijnepoort was? Michiel dacht van niet.

Had hij in "Den Bonten Hond" van de Schietere geld ontvangen? Hij was erbij geweest toen Schietere geld gaf aan Anthone Geylle om Gheeraert Carlier te betalen; maar hij persoonlijk had geen geld in handen gekregen. Hij ontkende ook ten stelligste dat Willem tegen hem zou gezegd hebben in het Mandekin-Vispaenstraetkin, staande voor zijn koestal: "Wat moet ghylieden hier, hebt ghylieden my noch niet ghenough ghequollen?" Dat Schieter ’s koe nadien ziek geworden was, daar wist hij niets vanaf.

Besloten werd Michiel van Hille te laten naar huis gaan ingevolge de cautie juratoire, hem verleend op 8  aug..

11 September, in de Kamer. Goole was nog altijd niet slim­mer geworden en kende niets van het stratenplan van Brugge. 

Had ze tegen het blauwverver ’s wijf niet gezegd, toen ze heug tegen meug haar schuld betaalde: "Daar is uw geld, het zal u meer schaden"? (meer schaden dan baten) Ook dat loochende ze. Waarop men haar vroeg waarom ze het dan anders gezegd had, toen de vrouw er haar van had beschuldigd. Goole beweerde het zo te hebben ge­zegd omdat de Heren haar zo hard hadden toegesproken. Het was haar verder bekend dat de mensen van haar vertelden dat ze die betoveringen wel op haar actief kon hebben. Men besloot komaf te maken en Goole woensdag in de tortuur te stellen.

Woensdag 18 Sept., in de Pijnkelder. Zittende bij de pijnbank, ontkleed en buiten pijn, bleef ze schuld ontkennen. Zij verhaalde dat ze haar moeder goed gekend had en zij reeds "groot ging" van haar derde kind, toen haar moe­der stierf. Haar naam was Zieken.    (25)   

Bekende vervolgens dat Leene soms bij haar om melk kwam. Hangende in polie en gegeseld zijnde met scherpe roeden, bleef zij schuld loochenen. Toen er in een "lyckteecken" gestoken werd met een speld, verpinkte ze niet: wat haar passief weer deed aangroeien. (Daar is wel een verklaring voor te vinden: als men op ene plaats een ergere pijn doorstaat, is het wel normaal dat men een mindere pijn op een andere plaats, in mindere mate of helemaal niet voelt)

Omlaag gelaten, uit de polie losgelaten en buiten pijn, ontkende ze nog. Na de noen werd de zaak weer ter hand genomen...na lang gerust te hebben, schreef de griffier. Na opnieuw te zijn bevrijd uit een behandeling met de polie en neerzittende, had ze het weer over dat papierken om haar "clueteringhe" in te steken. En andermaal omhoog gehesen, wel een "paternoster lang, hield ze haar adem in, alsof ze dood was".

Enigszins verschrikt, lieten ze haar zakken en bevrijdden haar. Men vroeg haar "of de bozen bij haar was gekomen in haar pijn".    (26)    Goole knikte met het hoofd, maar wilde niet spreken ... "zittende met huer tonghe dobbel in haeren mont"!!

Hier blijkt de pen van de griffier ook dubbel geslagen te zijn. Want over deze zaak is verder geen woord meer te vinden. De kans is zeer groot dat, toen ze meenden dat Goolkin van Ghistele met haar hoofd knikte en niet wilde spreken, ze haar laatste knik en snik had gegeven en aan de gevolgen van de tortuur was bezweken.

Voetnoten

  1. Goolkin: Dr. J. van der Schaar, Woordenboek der voornamen, Sectrum 1964, Aula 176. Goolkin, Goede, Goedele, Gudula.
  2. Moeten vluchten van het platteland: einde 16de eeuw was een beroerde tijd. Geuzen-opstanden, plunderingen, waardoor ontvolking van de buiten op grote schaal.
  3. Een foefje: Heel voorzichtig brengen we hier de veronderstelling naar voor, dat de gerechtsdienaars van het Brugse Vrije geen rechtsbevoegdheid hadden in de herberg De Linde omdat die mogelijks onder de rechtsmacht viel van de stad Brugge, of zelfs van het Proostse of Kanunnikse. Dat ze daarvoor met dat trucje voor de pinnen kwamen en ze op straat arresteerden.
  4. De “stedencarreman”: A. Dewitte, De Geneeskunde te Brugge in de Middeleeuwen. Uitg. Heemkunde. M. van Coppenolle, Brugge 1973 p 34; In periodes van besmetting werden loslopende honden doodgeslagen door “hondeslaghers” en opgehaald door de “carrenjan.
  5. Blendeliedengasthuis: O.-L.-Vrouw van Blindekens”. Passantenhuis (?) in 1305 omgevormd in gasthuis voor’ blinde vrouwen.
  6. Ter Lucht en Bloemendale: twee kasteelgoederen op St.-Andries.
  7. Quaertkin bier: een kwart van een ton. Een kwartstuk. Voor de oorlog ’40-45 nog veel gebruikelijk dat men tijdens de zomermaanden een kwartje in de kelder legde.
  8. Aentvoghels = eenden
  9. Parijse Halle: Huis in de Korte Zilverstraat te Brugge, lokaal van de Burgergilde; na 1883 van Davidsfonds. Reeds vanaf 1373 van de Parijse kooplieden. (Duclos)
  10. Den brandt: uitslag gaande van jeukplekken tot puisten en zweren. A. Dewitte, Geneeskunde in de Middel­eeuwen, p 39 " Remedie om een salveken te maecken jeghens zeer ofte brandt."
  11. Wacht: weerbare mannen moesten de burgerwacht verzekeren. Wat hier opvalt is, dat Michiel 73 jaar was en in zijn verklaringen hiernavolgend, zegt dat Lucas hem 3 maanden geleden op de wacht gezegd had...
  12. Rapiers: van Dale, Rapier 2: met rapen bezaaid stuk land. Gewas dat een rapier oplevert.
  13. Verwighe: de ververvrouw. In Brugge zegt men ook malkige = de vrouw die melk verkoopt; de naai-ige, de strijk-ige.
  14. Mandekin-Vispaen-straetkin: nu de Vipaenstraat.
  15. Het Haentkin: nog een brouwerij in de Smedenstraat.(G. Vandepitte Van Heksen en de Boze Vijand, Nog te verschijnen in R d P.)
  16. Smijten: vroeger altijd "slaan"; vgl "slaan en smijten" Later syn. van gooien, werpen: smitten en gooien!
  17. Kastanjeklooster: Duclos, Bruges hist, et Souvenirs, p. 500.Klooster in de Kastanjeboomstraat, Zwartzusters van de Bethelstichting 1301, afgebroken in 1798.
  18. Naentkin: v.d. Schaar, Woordenboek der voornamen, Spectrum aula nr. 176. Nan, Nana = Anna.
  19. Ter purge gheleyt: van Dale: purge 2, het zich zuiveren of gezuiverd worden voor het gerecht, van een beschuldiging of een verdenking.
  20. Lyckteecken: vlek op de huid. Stak men er in en bloedde het niet, was het een teken van toverij. Dus een bewijs.
  21. Mau-spelle: mouwspeld, zonder nadere specificatie.
  22. Warelen: nergens een woordverklaring gevonden. van Dale, bij war 2: knoest, kwast in hout. Waarschijnlijk hier een overtreffende trap voor de huidstriemen.
  23. Coletten; de Zusters Colettinen oft “klettenunnen". Zellebroeders: de Cellebroeders of Alexianen, soort Broeders van Liefde.
  24. Twaelfaers: hier waarschijnlijk de geldstukjes die het twaalfde deel van een schelling waren; terwijl er 20 schellingen waren in een pond??
  25. Zieken: Sicken, Siene, Sijne; afkorting voor Francine.
  26. De bozen : de duivel, waarmee ze als toveresse een verbond had en die verondersteld werd haar te komen bezoeken tijdens haar  martelaarschap 

Bron

  • RAB, Brugse Vrije, Reg. 17041/4   f° 116-135r°

Witte-Donderdagse Eieren ofte Goolkin van Ghistele, een toverkol? 1596

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1982
01
009-022
Mado Pauwels - Chantal Dhont
2023-06-19 14:40:26