Wel en Wee over Oostkerkse Soldaten

 René De Keyser

Zoals uit de titel blijkt, is het niet de bedoeling een, zij het ook kort, verhaal te schrijven van het leger. Daarvoor kan verwezen worden naar de in de bronnen en de bibliografie vermelde werken.

De bedoeling is wel wat documentatie bijeen te brengen over de Oostkerkse soldaten sedert de verplichte legerdienst ingevoerd werd, zonder daarbij volledig te kunnen zijn. Dergelijke opzoekingen zijn immers vooral afhankelijk van de tijd die men er kan aan besteden.

Toch menen we dat de bijeengebrachte gegevens belangrijk genoeg zijn om ze ter beschikking te stellen van alle oud-soldaten van Oostkerke. Misschien kunnen ze ook een aansporing zijn voor de leden van onze Heemkundige Kring om ook voor hun dorp iets dergelijks - of beter! - te doen. 

I.  Het Frans leger

Vóòr de Franse Revolutie op het einde van de 18de eeuw kende men geen verplichte legerdienst. De legers waren samengesteld uit vrijwilligers (huurlingen dus) die daarin hun bestaan vonden. De legers waren ook meestal vergezeld van soldatenvrouwen en kinderen.

Dit wordt bewezen wanneer bvb. een legerafdeling om één of andere reden op een plattelandsdorp werd ingekwartierd. Er werd kwartier betaald voor de soldaten en hun overheden, maar zeer dikwijls wordt ook opgegeven dat ze vergezeld waren van hun vrouw en worden ook het aantal kinderen en zelfs de dienstboden (van de overheden) vermeld.

De Revolutie in Frankrijk op het einde van de 18de eeuw breid- de zich uit tot België, en op 1 oktober 1795 werden onze gewesten definitief bij Frankrijk gevoegd, zodat de Franse wetgeving hier van kracht werd.

Eén der eerste zorgen van de nieuwe bestuurders was het hand- haven van de orde. In het Nationaal Archief te Parijs wordt nog het door generaal Wérion op 11.4.1796 eigenhandig geschreven de­creet bewaard over de organisatie van de gendarmerie in België.

Op 5 September 1798 werd de wet afgekondigd op de verplichte krijgs- dienst voor de jongelingen tussen 20 en 25 jaar. De bevolking had echter nooit verplichte krijgsdienst gekend en deze wet veroorzaakte dan ook een storm van verontwaardiging en afkeer. Deze wet had zelfs een opstand voor gevolg, die de geschiedenis is ingegaan onder de naam van "Boerenkrijg". De Boerenkrijg werd echter onderdrukt en de verplichte legerdienst doorgevoerd. Bij die onderdrukking speelde de toen pas ingerichte gendarmerie een grote rol.

Dit betekent niet dat iedereen zich daarna braaf onderwierp. De parochierekening van Oostkerke, gesloten in februari 1801, vermeldt dat een genaamde Guillaume Defonseca, herbergier in "Het Gildenhuis" te Oostkerke, 31.30 frank betaald werd voor verblijfkosten van Franse gendarmen die voor legerdienst opgeroepen jonge mannen, die weigerden op te trekken, moesten opzoeken en aanhouden.

In verband met de oproeping tot legerdienst voerden de Fransen nog een andere nieuwigheid in, nl. de loting. Het Franse leger had immers niet telkenjare alle jongelingen nodig die de vereiste leeftijd bereikt hadden. Het aantal waarop men wenste beroep te doen werd jaarlijks aangeduid door loting onder diegenen die in aanmerking kwamen. In 1811 moesten de lotelingen van Oostkerke zich op 6 September om 11 uur aanbieden voor de loting in het stadhuis van Brugge. Voor lotelingen die afwezig waren, moest de maire (burgemeester) het lot trekken. Eenmaal door het lot aangeduid, was er geen ontkomen meer aan, tenzij de loteling of zijn familie welstellend waren en een plaatsvervanger (rempla­çant) konden betalen, indien ze er één vonden. Het contract van een dergelijke remplaçant uit Moerkerke, dat bewaard bleef, vermeldt dat voor de remplaçant de voor die tijd grote som van 2.030 frank diende betaald te worden. Als men echter bedenkt dat de talloze gevaren en het lijden, verbonden aan de legerdienst voor de nooit rustende Napoleon uitermate groot waren, is het bijna een wonder dat er nog een remplaçant kon gevonden worden!

Wie moest optrekken wist nooit wanneer hij zou terugkomen; en zij die terugkeerden, mochten zich werkelijk gelukkig achten, want ontelbaren zijn gesneuveld of van uitputting omgekomen op onbekende plaatsen, zonder dat de familie nog ooit iets over hen vernam.

Het militiearchief van Oostkerke, dat op het Rijksarchief te Brugge wordt bewaard, laat niet toe een volledig overzicht te geven van alle Oostkerkenaren die in het Franse leger dienden. Toch was het mogelijk een lijst aan te leggen van soldaten waarover iets bekend was in verband met hun dienst. Deze lijst is echter ver van volledig. De documentatie begint met diegenen die geboren waren in 1780 en die dus behoorden tot de opgeroepenen van de klas 1800. Bij elke milicien wordt de klas vermeld waartoe hij behoorde.

  • klas 1800:
    • Philippe Huyghe keerde terug na 6 jaar dient.
  • klas 1801:
    • Pierre Jacxens had zich een vervanger gekocht.
  • klas 1803: 
    • Jan Faveers keerde terug na 4 jaar dienst bij het 58ste linieregiment.
    • Joseph Mournout was uit het leger gedeserteerd en werd daarna gevangen genomen en opgesloten in de citadel te Rijsel waar hij op 18 januari 1806 nog verbleef. Alles kwam echter blijkbaar terecht, vermits hij later een pensioen kreeg omdat hij 10 jaar gediend had bij het 56ste linieregiment.
  • klas 1804: 
    • Charmes Verlinde had in het militair hospitaal te Brug­ge verbleven en was van daaruit gedeserteerd.
  • klas 1805:
    • Pierre Dobbelaere keerde terug na 6 jaar dienst bij het 45ste linieregiment.
    • Frans Maenhout keerde terug na 9 jaar dienst bij het 1ste regiment dragonders.
  • klas 1806:
    • Louis De Clercq had 6 jaar dienst bij het 8ste linie-  regiment gedaan, toen hij werd afgekeurd wegens kwetsuur opgelopen gedurende de dienst.
    • Jan Geyssens overleed op 17 april 1811 in het hospitaal van Xeres in Spanje als fuselier hij de 4de compagnie, 2de bataljon van het 47ste linieregiment.
    • Jan De Vriese overleed op 1 mei 1807 in het hospitaal van Alexandria ten noorden van Genua in Italie als fu­selier bij de 6de compagnie, 2de bataljon van het 112de linie-regiment. Hij was ingelijfd geweest bij het leger op 31 januari 1807 en reeds op 24 april in het voornoemde hospitaal terecht gekomen. Op 26 maart 1808 richtte het gemeentebestuur van Oostkerke een schrijven aan de prefect van het Département de la Lys te Brugge, met de vraag alle vervolgingen en lasten te doen staken, die de ouders en de familie werden aangedaan ingevolge de bewering dat Jan De Vriese zou gedeserteerd zijn; aangezien hij bijna een jaar geleden overleden was!
    • Leonard Verschoote behorende tot de reserven van de klas 1806, werd op 9 april 1806 door de maire van Oostkerke met de veldwachter naar Brugge gezonden om zich aan te bieden bij de prefect van het Leiedepartement wegens, volgens de maire, vrijwillige kwetsuur, waarbij hij zich een vinger zou hebben afgerukt om aldus aan de militaire dienst te ontsnappen.
    • Pierre Dobbelaere was bij de "Grande Armee".
    • Abram De Vriese bevond zich bij het leger te Koblenz in Duitsland.
    • Pierre Debree bevond zich op 28 juni 1808 in de militaire gevangenis te Brugge en moest bij het einde van zijn straf als eerste deelnemen aan de loting van de klas 1810.
  • klas 1807:
    • Jan De Vliegher diende 6 jaar in het 45ste linieregiment, waarna hij huiswaarts werd gezonden.
  • klas 1809:
    • Lievin Van de Walle was gedeserteerd.
  • klas 1810:
    • Joseph De Pover werd vrijgesteld omdat reeds twee van zijn broers gesneuveld waren.
    • Joseph De Vriese deed 15 maand dienst bij het 9de regiment jagers te paard; en werd afgekeurd en naar huis gestuurd.
    • Philippe Moens was gevlucht voor de loting.
    • Charles De Volder deserteerde eveneens.
  • klas 1811:
    • Bernard De Vliegher deed 1 jaar dienst bij het 21ste linieregiment en werd daarna naar huis gestuurd.
    • Pieter Slabbinck werd op 28 april 1811 ingelijfd bij de 6eme Equipage flotille de l’Escaut.
    • Jacques François Neyts vertrok op 28 april 1811 naar de 4ème Equipage flotille d’Elbe.
    • Charles De Vriese werd voorlopig vrijgesteld omdat zijn broer Jan van de klas 1806 nog in dienst was bij het 45ste linieregiment.
  • klas 1812:
    • Mathieu Van Den Broecke deed 1 jaar dienst bij het
    • 33ste linieregiment en werd daarna voor de dienst afge­keurd.
    • Andre De Vriese was voorlopig vrij omdat zijn broer François, behorende tot de klas 1809, nog in dienst was bij het 66ste linieregiment.
    • François Luyckx was eveneens voorlopig vrij omdat zijn broer Theo van de klas 1806 nog in dienst was bij het 45ste linieregiment.
    • Mathieu Nele was voorlopig vrij daar zijn broer François van de klas 1809 nog diende in het 13de linieregiment Jacques Van Den Briele was eveneens voorlopig vrij omdat zijn broer Joachim van de klas 1808 nog soldaat was bij het 3de regiment grenadiers.
    • Jacob De Sutter werd in februari 1813 opgeroepen bij het eerste regiment 1ste compagnie 2de bataljon van de ,Keizerlijke Wacht. Op 15 juni 1813 schreef hij uit Dresden in Duitsland een brief aan zijn familie te Oostkerke waarin hij meedeelde dat het leger zich gereed maakte voor de slag. De door hem voorziene slag werd werkelijk uitgevochten iets verder te Leipzig op 16-19 augustus 1813, waar het leger van Napoleon volledig verslagen werd. Daar viel naar alle waarschijnlijkheid ook Jacob De Sutter, want nadien vernam de familie niets meer over hem. Omwille van erfenisredenen leverde het college van burgemeester en schepenen van Oostkerke op 3 oktober 1822 een getuigschrift af aan de familie, waarin ook zij bevestigden dat, naar hun mening, Jacob De Sutter in de slag gebleven was of in één of ander hospitaal overleden.
    • Cornelis Mournauw had vrijwillig dienst genomen bij het 27ste regiment infanterie waarvan het depot zich te  _ Brugge bevond. Hij is de enig gekende vrijwilliger onder het Frans bestuur.
  • klas 1813:
    • Augustin De Smidt had zich een plaatsvervanger gekocht die later overschakelde naar het Nederlandse leger.
    • Jacques De Maecker had 18 maand gediend bij het 8ste linieregiment, waarna hij huiswaarts werd gestuurd.
  • klas 1814:
    • Pierre Van Douselaere had ook 18 maand dienst achter de rug, maar dan bij de 67ste Equipage van de Franse ma­rine; hij werd op 1 mei 1814 definitief ontslagen.

Uit de gegevens over de soldaten van de klassen 1813 en 1814 blijkt dat deze klassen dus vroeger werden opgeroepen, vermits bvb. Van Douselaere van de klas 1814 op 1 mei 1814 werd ontslagen en hij dan reeds 18 maand dienst had volbracht.

Er dient ook opgemerkt te worden dat alle Fransen ons land verlieten in mei 1814 omdat het bezet werd door de Verbondenen.  

De ”Garde Nationale du Departement de la Lys".

In het gemeentearchief bevond zich destijds een lijst van inwoners van Oostkerke die konden opgeroepen worden volgens het decreet van 3 april 1813 voor de vorming van de troepen van de Nationale Garde van het Leiedepartement (West-Vlaanderen). De lijst was in twee stukken verdeeld: de eerste lijst bevatte de namen van de personen tussen 20 en 40 jaar oud en ze telde 97 mannen; de tweede lijst bevatte de namen van de personen tussen 40 en 60 jaar oud en telde 48 mannen. Onder de "conscrits" van de klas 1813 komt een Oostkerkenaar voor, nl. Constant Van Dyck die ingedeeld werd bij de Garde Nationale de Departement de la Lys".

De man deserteerde echter na 3 maand dienst. Deze "Garde Nationale bestond waarschijnlijk uit een kader in actieve dienst en een reservekader dat in geval van nood kon worden opgeroepen. De bovenvermelde lijst was vermoedelijk de lijst van het reservekader. Het geheel vertoont veel gelijkenis met de latere "Burgerwacht", zoals we verder zullen zien.

Het einde van Napoleon

Nadat de legers van de Franse Keizer in augustus 1813 "bij Leipzig werden verslagen, werden de krijgsverrichtingen voortgezet op Frans grondgebied. Ze leidden tot de volledige nederlaag en de troonafstand van Napoleon. De souvereiniteit van de het eiland Elba werd hem toegekend. Dit was ter zelfde tijd zijn gedwongen verblijfplaats. Op 26 februari 1815 landde Napoleon echter terug in Frankrijk, waar hij met open armen ontvangen werd. Het leger dat inderhaast bijeengebracht was, werd op 18 juni 1815 verslagen bij Waterlo. Napoleon werd onder Engelse bewaking op het eiland Sint-Helena vastgehouden, waar hij in 1821 overleed.

De medaille van St. Helena

Het jaar 1857 was een goed jaar voor de oud-soldaten van Na­poleon, die nog in leven waren. Napoleon III, Keizer der Fransen, wilde de nagedachtenis van zijn roemrijke oom eren en hij liet op 12 augustus 1857 een decreet uitvaardigen waarbij een onderscheidings- teken werd toegekend aan de overlevenden in Frankrijk en in het buitenland, die de veldtochten van 1792-1815 hadden meegemaakt. Dit nieuw ereteken was de "Médaille de St.-Hélène".

Het droeg op de voorzijde de beeltenis van Bonaparte, en op de keerzijde de tekst: "Campagnes de 1792 à 1815. A ses compagnons de gloire sa dernière pensée 5 mai 1815". Deze datum is de sterfdag van Napoleon.

Begin 1858 werden de burgemeesters alhier door de provincie- gouverneur uitgenodigd om de nog in leven zijnde "Napoleonisten" op een lijst te vermelden. Op deze lijst voor Oostkerke opgemaakt op 6 maart 1858, komen nog 2 namen voor: Pierre Mo11in en Frans Vermeersch.

II.  Het Nederlands Leger

Op 18 juni 1815 werd Napoleon dus definitief verslagen te Waterlo. In deze slag had langs de kant der Verbondenen een "Hollands-Belgisch Legioen" gevochten tegen Napoleon. Dit legioen was in 1815 opgericht, geronseld en uitgerust op kosten van Prins Wil­lem van Oranje. De Geallieerden besloten daarna België en Neder­land te verenigen als bufferstaat tegen Frankrijk. Zolang die vereniging duurde, moest telken jare een collecte gehouden worden in alle gemeenten voor de slachtoffers van de gewapende dienst. De opbrengst diende vooral om de slachtoffers van de Slag bij Waterlo te onderhouden.

Gedurende het herenigd Nederlandse Koninkrijk werd de recrutering van de soldaten geregeld door de militiewet van 1817. Al de jongelingen die ongehuwd waren op 1 januari van het jaar waarin zij 19 jaar en minder dan 23 jaar vol werden, moesten deelnemen aan de loting. Het aantal soldaten werd vastgesteld in verhouding tot het aantal inwoners per gemeente. De duur van de legerdienst was vastgesteld op 5 jaar. Om de 3 maand deden de provinciegouverneurs de miliciens, die afgezwaaid waren, verzamelen in de hoofdplaats van het militiekanton om geschouwd te worden. Oostkerke behoorde tot het militiekanton Dudzele en in dit kanton hadden de schouwingen (of "Revue’s") plaats op 8 november, 7 februari, 6 maart en 6 augustus.

In 1820 moest het militiekanton Dudzele volgende aantallen sol­daten leveren, die ook naar Dudzele moesten gaan om te loten:

Dudzele 3 Damme 2 Heist 1
Oostkerke 1 Hoeke 0 Ramskapelle 0
Koolkerke 1 Lissewege 2 Westkapelle 2
Lapscheure 1 Knokke 2    

totaal: 15

 

In 1825 kwam er verandering in de samenstelling van de militie kantons, want Damme was de hoofdplaats geworden; zodat de loting van dan af in deze gemeente plaats had. In 1827 moest het militiekanton Damme, waar de loting gebeurde op 5 maart, de volgende aantallen soldaten leveren:

Dudzele 4 Knokke 3 Oostkerke 2
Heist 2 Lapscheure 2 Ramskapelle 1
Hoeke 0 Moerkerke 7 Westkapelle 3

totaal : 24

Reeds op 8 maart 1816 overleed te Brussel soldaat Philippe Danneels, 20 jaar oud en geboren te Oostkerke, fuselier bij het 29ste bataljon 2de compagnie "Milice Nationale" (dit was de Franse benaming van het Nederlands leger).

Op 9 juli 1822 werd Johannes Amatus van Zuylen van Nyevelt Gaasbeek, wonende te Oostkerke en op 2 april 1804 te Brugge geboren, soldaatvrijwilliger. Hij werd aangeduid bij het derde regiment 4de bataljon veldartillerie. Hij was de enige zoon van de toenmalige kasteelheer van Oostkerke. De jongeman overleed echter te Brugge gedurende een verlofperiode op 28 december 1825 als "cadet sergeant" bij het koloniaal bataljon artillerie.

Op 20 oktober 1834 werd aan de militaire overheid gemeld dat Bernard Danneels, behorende tot de klas 1829, nog steeds thuis was en in de onmogelijkheid verkeerde zich te verplaatsen wegens "een ziekte aan de voet". Hij maakte deel uit van het 4de linieregiment en was in het hospitaal te Aat geweest van mei tot augustus 1830. Daarna had hij in het hospitaal te Doornik verbleven tot in September. Door de revolutie in September 1830 werd dit hospitaal gesloten en moest Danneels naar huis. Hij had die reis in zeer moeilijke omstandigheden gemaakt en kon nog steeds niet gaan en evenmin de rest van zijn militaire dienst volbrengen.

De Nederlandse Schutterie

Zoals onder het Frans bestuur de "Garde Nationale" en daarna onder het Belgisch bestuur de "Burgerwacht" hebben bestaan, zo bestond tijdens het Nederlands bestuur de "Nederlandse Schutterie".

De doelstelling ervan was het "behoud der binnenlandse rust en de verdediging des vaderlands". Op 11 april 1828 werden alle mannen geboren in de jaren 1794 tot 1803, verwittigd om zich op 7 mei 1828 aan te bieden op het gemeentehuis teneinde aldaar voor de loting der Schutterie ingescheven te worden.

III. Het Belgisch Leger

De Burgerwacht

De eerste anti-Hollandse betogingen vonden plaats Brussel op 26 augustus 1830. Omdat de autoriteiten de orde niet konden herstellen, richtte de burgerij met vrijwilligers de "Burgerwacht" op, terwijl een Raad van Notabelen het bestuur in handen nam. Op 4 oktober riep het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid van België uit en bevestigde op 26 oktober de Burgerwacht officieel in zijn bestaan.

Deze Burgerwacht was een organisatie waarvan in principe elke burger lid was en waarvan de voornaamste taak bestond in de handhaving van de orde. Officieren en leden bleven in wezen bur­gers. De wetgever heeft in zekere zin naderhand de Brusselse wacht van 1830 gelegaliseerd en uitgebreid over het hele Belgische grondgebied.

Deze enkele gegevens over de Burgerwacht bevatten de zeer belangrijke bijzonderheid dat de officieren en leden in feite burgers bleven. Dit was ook zo bij de Hollandse Schutterie en bij de Franse Garde Nationale du Departemant de la Lys. De ingeschrevenen bij deze drie organisaties konden opgeroepen worden wanneer het landsbestuur het nodig oordeelde. We kunnen ons afvragen op wie, voor de komst van de Fransen, het landsbestuur dan beroep kon doen in moeilijke omstandigheden. Het antwoord hierop blijkt uit de in 1526 vernieuwde keure van de St.-Sebastiaans gilde van Oostkerke. Deze keure werd afgeleverd door Keizer Karel op voorwaarde "dat de voornoemde supplianten (d.z. de eed en de leden van de St.-Sebastiaans gilde) zullen gehouden zijn onszelf en onze opvolgers, Graven en Gravinnen van Vlaanderen, goed en trouw te dienen bij het bewaken en verdedigen van onze grenzen en ook elders in onze oorlogen, telkens en zoveel keren als zij daartoe door Ons of door onze opvolgers zullen gedagvaard worden, dit op onze billijke kosten. Te dien einde moeten ze zich goed bewapend houden , genoegzaam voorzien van bogen, kokers pijlen en andere dingen die boogschutters nodig hebben om uit te trekken ten oorlog. En dat zij in tijd van vrede geen wapens zullen mogen dragen, noch andere stokken die verboden zijn in het land, uitgenomen als zij uitgaan om ergens een prijs te winnen; dit alles naar en volgens de bestaande ordonnanties." Hieruit blijkt duidelijk dat de leden van de schuttersgilden die een keure bezaten, ook gewone burgers bleven die vrijwillig lid werden van de schuttersgilde, maar die door de lidmaatschap in geval van nood konden opgeroepen worden. We mogen dus althans voor wat Oostkerke betreft de schuttersgilde aanzien als de voorganger van de Garde Nationale du Departement de la Lys, van de Hollandse Schutterie en van de Belgische Burgerwacht.

De schuttersgilden en alle andere bestaande gilden werden afgeschaft door de inlijving van België bij Frankrijk.

Keren we nu echter terug naar de Burgerwacht. In augustus 1831 verraste de inval van een Hollands leger het hele land. Met de hulp van de Burgerwacht en van Frankrijk werden de Hollandse soldaten over de grenzen gedreven. Het Nationaal Congres vroeg op 4 april 1831 de mobilisatie van de 1ste "ban van de Burgerwacht (dat waren de mannen tussen 21 en 31 jaar). Op 14 augustus moesten de burgerwachten van Oostkerke, behorende tot die eerste ban, verzamelen te Damme.

De volgende feiten illustreren best dat Oostkerke een behoorlijk zware tol betaalde aan de Burgerwacht;

  • Op 10 maart 1832 getuigen Clement Thooft, 27 jaar oud en vroeger wonende te Oostkerke, en Engelbert De Vleeschauwer, 28 jaar oud, beiden van Westkapelle en ook allebei burgerwachten bij de 5de compagnie 2de bataljon van West-Vlaanderen, gekantoneerd te Saffelare, dat op 9 maart 1832 te zes uur ’s avonds, Johannes Geire, 26 jaar oud, geboren te Lissewege en laatst wonende te Oostkerke, te Saffelare is overleden als soldaat bij de 5de compagnie 2de bataljon Burgerwacht van West-Vlaanderen.
  • Op 11 januari 1833 overleed, volgens getuigenis van twee militairen uit de garnizoensziekenzaal in de Vleeshouwersstraat nr. 30 te Brugge, Franciscus Verbeke, geboren en wonende te Oostkerke, grena­dier bij bet 2de bataljon Burgerwacht te Brugge.
  • Op 4 april 1833 overleed te Brugge in het militair hospitaal, Johannes Bogaert, geboren te Oostkerke, 22 jaar oud en grenadier bij het 2de bataljon Burgerwacht.
  • Op 27 januari 1834 had Andries De Smidt, burgerwacht bij het 2de bataljon, een verzoekschrift gestuurd aan de Koning om zijn definitieve afdanking uit het korps te vragen, daar hij gekwetst en verminkt werd gedurende zijn dienst.
  • In januari 1835 waren nog altijd enkele burgerwachten van de 1e ban in West-Vlaanderen gemobiliseerd, maar zouden toch weldra naar huis gestuurd worden.

De toenmalige kasteelheer van Oostkerke, Baron Jacques van Zuylen de Nyevelt Gaesbeek, speelde een rol in de Burgerwacht te Brugge. Hij werd er in 1831 benoemd tot Kolonel-commandant. In het militiearchief van Oostkerke bleef het inschrijvingsregister van de Burgerwacht van Oostkerke van het jaar 1848 bewaard. Op de 177 ingeschrevenen waren er 85 "actief" genoemd, wat wel betekent dat die 85 in geval van nood konden opgeroepen worden.

De Burgerwacht, voor wat Oostkerke betreft, is, voor zover we weten, verder op papier blijven bestaan tot de officiële afschaffing ervan voor geheel België door generaal Clooten te Sijsele op 13 oktober 1914, omdat de burgerwachten die sedert augustus op sommige plaatsen gemobiliseerd waren, het Belgisch leger hinderden.

De Oproepingen

In november 1830 werden de Belgische soldaten, die uit het Nederlands leger waren naar huis gevlucht, opgeroepen in het Belgisch leger. De Nederlandse wet van 1817 op de soldatendienst bleef van kracht: het aantal soldaten werd vastgesteld volgens het aantal inwoners per gemeente. In 1835 moest de provincie West-Vlaanderen 1768 soldaten leveren. Gehuwden waren vrij van legerdienst. Omwille van die maatregel probeerden sommigen dan ook zeer vroeg te huwen, soms zelfs met veel oudere vrouwen. Zij die een broer hadden die overleden was ten gevolge van militaire dienst, waren eveneens vrijgesteld.

Elk jaar werden de jongelingen, die de vereiste leeftijd bereikt hadden, op de militierol ingeschreven en daaruit werden in de hoofdplaats van het militiekanton de nodige soldaten door loting aangeduid, Door de wet van 8 mei 1849 werd beslist dat bet aantal soldaten niet meer zou berekend worden volgens het aantal inwoners gemeente, maar wel volgens het aantal jongelingen die ingeschreven waren op de militierol. Op bepaalde kleine gemeenten moest immers nooit iemand worden opgeroepen, en daartegen had Oostkerke reeds in 1841 geprotesteerd bij de Gouverneur. In 1909 verscheen een wet waardoor één zoon per gezin soldaat moest worden en de loting afgeschaft werd. De loting, die dus minstens sedert 1825 telkenjare had plaats gevonden op het stadhuis te Damme, behoorde daarmee tot het verleden. In 1913 werd dan het systeem van de algemene dienstplicht ingevoerd.

De Duur van de Soldatendienst

De diensttijd was vastgesteld op 5 jaar zoals gedurende de hereniging met Nederland. Omwille van allerlei omstandigheden, zoals huisvesting en verwarming, werden langdurige verlofperiodes toegekend. Er bestonden nog geen kazernes. In de meeste gevallen waren de troepen ondergebracht in de door de Fransen in beslag genomen kloosters.

Op 26 december 1833 maakte het gemeentebestuur van Oostkerke bekend dat de Oostkerkse militairen, die behoorden tot de Linieregimenten en de Jagers te voet, en die met verlof waren tot 1 januari 1834, hun verlof verlengd zagen tot 1 april 1834 en dat hen een verlofpas zou overhandigd worden. Als gevolg van dergelijke lang­durige verloven, diende rond 1850 de Infanterie 18 maanden en de Cavalerie 3 jaar, i.p.v. 5 jaar.

De wet van 1853 verstrekt volgende cijfers over de effectieve dienst: Lineregimenten en Jagers: 28 maanden; Genie:36 maanden; Cavalerie: 54 maanden; Artillerie: 36, 42, 48 maanden, naargelang de bewapening. Volgens de wet van 1867 werd de diensttijd voor alle wapens bepaald op 2 jaar, met nadien nog 3 oproepingen van telkens een maand.

De wet van 3 juni 1870 bracht volgende verandering. De duur  van de dienstplicht werd nu als volgt bepaald: Linieregimenten: 26 maanden; Grenadiers Carabiniers en Genie: 3 jaar; Cavalerie: 4 jaar; Artillerie: 3 of 4 jaar naargelang de bewapening.

Na het eindigen van de diensttijd waren voor alle miliciens kampperiodes van 1 maand voorzien.

De Plaatsvervangers

Sinds de invoering van de verplichte soldatendienst onder het Frans bestuur, kon een opgeroepene zich dus laten vervangen door een daartoe betaalde plaatsvervanger. Deze plaatsvervanger moest ongehuwd zijn ofwel de verzekering geven dat zijn vrouw en kinderen niet zouden ten laste komen van de Openbare Onderstand. Een plaats­vervanger die reeds een diensttijd gedaan had, mocht zich voor een tweede diensttijd verhuren.

Er werd aangeraden de prijs voor een plaatsvervanger gedeeltelijk te storten aan de korpsoverste, die dit bedrag uitbetaalde bij het einde van de diensttijd en dit om het deserteren van plaats­vervangers, zo mogelijk, te voorkomen. De plaatsvervangers bleken zeer talrijk te zijn. Zij die het konden betalen huurden immers meestal zo'n plaatsvervanger, zodat het leger bijna helemaal bestond uit plaatsvervangers en uit jongelingen die te arm waren om er één te kopen.

Wie een plaatsvervanger huurde was er verantwoordelijk voor in die zin dat hij, wanneer de plaatsvervanger deserteerde, een nieuwe plaatsvervanger moest huren ofwel zelf in dienst gaan. Door de wet van 30 juni 1870 werd die verantwoordelijkheid afgeschaft en overgedragen op de Staat zelf. Bij die zelfde wet werd vastgesteld dat gehuwde plaatsvervangers niet meer werden aanvaard en dat de plaatsvervangers een bewijs van goed gedrag, afgeleverd door hun gemeentebestuur, moesten voorleggen. Door de wet van 1909 werden de plaatsvervangers dan definitief afgeschaft en werd de persoonlijke dienstneming verplicht.

Hieronder volgen enkele gegevens over plaatsvervangers voor Oostkerkse soldaten. De vermelde data zijn die welke voorkomen in de bestuurlijke briefwisseling van de gemeente Oostkerke.

  • 30 oktober 1833. Jan Pensiel was de plaatsvervanger voor Pieter-Jan Strubbe; hij ging in dienst voor 6 jaar bij het Hollands leger. Dit had hem 350 Fr opgebracht. Na het vertrek van de Hollan­ders was Jan Pensiel echter in het pas opgerichte Belgisch leger getreden als vrijwilliger, want hij beschouwde zijn verbintenis tegenover Pieter-Jan Strubbe en het Nederlands leger als beëindigd.
    Dit was echter geenszins het geval tegenover Strubbe. Deze was immers nog dienstplichtig tegenover het Belgisch leger en zodoende stond Strubbe voor de keuze: ofwel zelf zijn militaire dienst vervullen, ofwel proberen Pensiel te dwingen zijn vrijwillige dienstneming ongedaan te maken en eerst zijn verplichtingen tegenover hem (Strubbe dus) na te komen.
  • 12 december 1833. Karel Strubbe; loteling van de klas 1833, werd ervan verwittigd dat zijn plaatsvervanger Ludovicus Warmoes, op 16 november 1833 gedeserteerd was uit het 10de regiment Infanterie. Indien de plaatsvervanger binnen de twee maanden niet is teruggekeerd, moet Strubbe een nieuwe plaatsvervanger aanduiden ofwel zelf dienst nemen. Hij moet ook alle middelen aanwenden om de deserteur te vinden. Ook het gemeentebestuur van Oostkerke zal al het mogelijke doen om hem te ontdekken. Deserteur Warmoes, afkomstig uit Aartrijke, melde zich op 13 januari 1834 bij het gemeentebestuur van Oostkerke dat voor hem ten beste sprak bij zijn korpsoverste en beloofde dat Warmoes zijn regiment zou vervoegen. De korpsoverste liet echter op het einde van januari weten dat Warmoes nog steeds niet was opgedaagd.
  • 11 december 1833. Het gemeentebestuur meldt aan de korpsoverste dat Philippe Schram, soldaatmilicien van de klas 1832 bij het eerste regiment Kurassiers, vervangen werd door zijn broer François Schram; dat deze onmiddellijk is aanvaard en dat hij zich reeds in het vermelde regiment bevindt.
  • 28 oktober 1839 Jacob Van De Velde; milicien van de klas 1839, heeft Abel De Bruycker als plaatsvervanger aangeworven.
  • 27 mei 1874. Jan Lams; plaatsvervanger en behorende tot de klas 1866 had wegens ziekte geld nodig. Er werd 75 F aangevraagd van de 150 F die gestort was in de kas van de plaatsvervangers bij het eerste Linieregiment te leper. Lams had nog een schuld voor kledij van 39,90 F. Hij was ook te Brussel in het hospitaal geweest waar hij nog 31,50 F moest betalen. Op 3 augustus verbleef Lams nog altijd in het hospitaal te Antwerpen en op 5 augustus werd hij terug overgebracht naar het St.-Pietersziekenhuis te Brussel.

De Gebeurtenissen van 1839

Tot 1839 bleef België in een feitelijke toestand van oorlog met Nederland. Door het verdrag van Londen van 19 april 1839 werd België definitief erkend als onafhankelijk land en werd ook de vrede gesloten tussen België en Nederland. De klassen 1829, 1830 en 1831 die nog steeds gemobiliseerd waren, zwaaiden af. Drie klas­sen bleven nog in dienst: 1835, 1836 en 1837. De klassen 1838 en 1839 werden opgeroepen naargelang de noodzakelijkheid. Door deze maatregelen kwamen enkele Oostkerkenaren terug naar huis. De hierna vermelde nummers en data zijn opnieuw deze die voorkomen in de betreffende bestuurlijke briefwisseling van de gemeente.

  • 268 - 10 augustus 1839. Jan Luyckx, soldaat van de klas 1831, kwam definitief naar huis bij het einde van zijn dienst.
  • 270 - 19 augustus 1839. Frans Boose, soldaat van de klas 1830 kwam eveneens definitief naar huis en hij bewees zijn afrekening.
  • 277 - 2 September 1839. Quintin Danneels, soldaat van de klas 1830, kwam definitief naar huis.
  • 358 - 25 april 1840. Het gemeentebestuur betaalt aan de 1ste compagnie van het 3de bataljon van het Keurregiment 9,37 F als vergoeding voor klederen voor Jacobus Danneels, soldaat van de klas 1835. De kledij van de soldaten was in die tijd niet gratis.

Op de soldij werden regelmatig bedragen afgehouden voor herstel van kledij of voor aankoop van nieuwe stukken. De klederen van Jacobus Danneels waren dus blijkbaar zo kostelijk geweest dat zijn soldij niet volstond om alles te betalen.

De kantiniersters

In de vorige eeuw kende men in het leger ook nog "kantinier­sters". Sedert 1837 droegen ze zelfs een uniform. Ze waren aan een bepaalde compagnie gehecht en ze mochten gedurende de dag de kazernes binnen. Ze hadden het voorrecht het linnen van een com­pagnie te wassen of te laten wassen. Vermits in de kazernes geen morgenmaal werd verstrekt, zorgden zij daarvoor. Ze vergezelden ook de soldaten gedurende de oefeningen om hen versnaperingen en eetwaren te verkopen. In de kantine van de compagnie of van de batterij verkochten de kantiniersters warme koffie, eieren, vlees en ook jenever. Dit laatste werd echter verboden in 1847. De verkoopprijzen waren op het minimum vastgesteld.

In de registers van de burgerstand van Oostkerke komt het huwelijk voor van een kantinierster. We kunnen echter niet met absolute zekerheid weten of het een kantinierster bij het leger betreft.

Op 28 oktober 1848 huwde te Oostkerke Pieter Saelens, 33 jaar oud en geboren te Ettelgem, nog in dienst zijnde milicien-plaatsvervanger der lichting 1842 bij het 2de regiment Infanterie, mits toelating van de commandant van zijn regiment, met Johanna De Graeve, kantinierster 24 jaar oud, geboren te Dudzele en wonende te Oostkerke.

Het Huwelijk van de Soldaten

Er zijn perioden geweest dat de kandidaat-soldaten die gehuwd waren voor de aanvang van de werkelijke dienst, vrijgesteld werden. Het gebeurde echter ook dat een soldaat die in dienst was, wenste te trouwen. In dit geval was en is nog steeds de toelating van de korpsoverste vereist.

Op 25 januari 1835 stuurde het gemeentebestuur van Oostkerke een verzoekschrift aan de korpsoverste van de 6de compagnie 1ste bataljon van het 4de linieregiment te Doornik om zijn toelating te vragen voor het huwelijk van Casimir Gallant, soldaat bij de genoemde eenheid, met Barbara van Wynsberge, aangezien dit meisje in verwachting was en soldaat Callant de verantwoordelijk daar­voor op zich nam.

Op 26 april 1860 huwde Franciscus Baillie, 26 jaar oud en sol­daat bij het 2de regiment Infanterie, met toestemming van de kolonel van zijn eenheid.

De twee bovenvermelde soldaten waren nog in werkelijke dienst op het ogenblik van hun huwelijk. In feite moest echter iedere soldaat, zolang hij kon gemobiliseerd worden, de toestemming hebben van zijn korpsoverste om te kunnen huwen.

Vrijwilligers

Af en toe ontmoeten we ook vrijwilligers.

Op 25 maart 1841 wordt bvb. vermeld dat Joseph Declerck vrijwillig in dienst is gegaan. Hij behoorde eigenlijk tot de klas 1840, maar door zijn indiensttreding behoorde hij tot de klas van 1841.

Op 23 September 1876 wordt Leopold Baillie vermeld als vrijwilliger en op 16 oktober van hetzelfde jaar had ook Maurice Meulemeester, geboren te Oostkerke op 10 augustus 1857, dit voorbeeld gevolgd.

Soldaten sterven in Dienst

Op 23 april 1859 stierf te Oostkerke Constantinus Dicx, 22 jaar oud en soldaat bij het 3de regiment Artillerie. Dit gebeurde toen de soldaat hier tijdelijk met verlof verbleef.

Op 2 februari 1863 overleed te Brugge in de St.-Jorisstraat, Petrus Pieters, 36 jaar oud, geboren en wonende te Oostkerke, als soldaat bij het 1ste regiment Kurassiers in garnizoen te Brugge.

De Mobilisatie in 1870-1871

In de zestiger jaren, toen Frankrijk met lede ogen de opgang van het Duitsland van Bismarck zag, en zelf ook graag zijn grondgebied wou vergroten ten koste van België, wist ons land die Franse opzet te verijdelen. Gedurende de Frans-Duitse oorlog van 1870-­1871 werden de Belgische grenzen door het leger bewaakt, zodat het land buiten de oorlog kon worden gehouden. De mobilisatie werd afgekondigd op 16 juli 1870. Het betrof de klassen 1861 tot 1870.

Op 3 maart 1871 werden de soldaten gedemobiliseerd.

Op 29 december 1904 besloot de gemeenteraad van Oostkerke dat, ter gelegenheid van de 75-jarige onafhankelijkheid van België in 1905, een ereteken zou gegeven worden aan de nog levende gemobiliseerden (ze hadden echter het statuut van oudstrijder) van 1870­-871. Verdere gegevens hierover bleven tot nu toe echter onvindbaar.

Bijzondere Verloven

Om bijzondere redenen kon het gemeentebestuur een tijdelijk verlof vragen voor een soldaat wonende in de gemeente. We vonden enkele voorbeelden.

  • Op 20 mei 1871 vroeg net gemeentebestuur van Oostkerke aan de korpsoverste van Sebastiaan Bil, soldaat bij het 3de regiment Jagers 2de bataljon 6de compagnie te Mons, 10 dagen verlof wegens ziekte van zijn ouders.
  • Op 24 juli 1b7 werd een maand verlof gevraagd voor Frans De Wispelaere, soldaat bij het 1ste linieregiment te leper om te helpen in de oogst op de hoeve van zijn ouders.
  • Op 11 juni 1872 werd medegedeeld aan de korpsoverste van Con­stant Tytgat, milicien van de klas 1871 en verblijvende in het hospitaal te Beverlo, dat deze soldaat in ziekteverlof naar huis mocht komen en dat zijn ouders in staat waren hem huisvesting en onderhoud te verlenen.
  • Edmond Van Hullebusch, milicien van de klas 1874 bij het 2de regiment Jagers te Voet te Doornik, was in verlof voor 15 dagen sedert 27 juli 1875. Op 2 augustus 1875 werd een verlenging van 4 weken aangevraagd om hem toe te laten te helpen in de oogst op de hoeve van zijn ouders.
  • Om dezelfde reden werd op 5 augustus 1875 een verlof van een maand gevraagd voor Jacques De Vliegher, soldaat van de klas 1872 bij het 2de regiment Jagers te Paard te Brugge.
  • Voor Joseph Slabbinck, soldaat bij het 1ste regiment Jagers te Voet werd op 27 oktober 1876 tien dagen verlof gevraagd omdat zijn zuster dodelijk ziek was.

Een Wapenbroeder van Sergeant De Bruyne

Theophiel Baillie, geboren te Oostkerke op 21 mei 1869, was als jongeman soldaat te Doornik in dezelfde compagnie als sergeant De Bruyne, geboren te Blankenberge op 2 februari 1868. Sergeant De Bruyne trok met vele andere Belgen naar Congo om er tegen de slavenhandelaars te strijden. Hij werd in 1893 gevangen genomen en gedood in Opper-Congo. Blankenberge richtte voor hem een monu­ment op. Zolang hij kon, bezocht Theophiel Baillie telkenjare Blankenberge om er het standbeeld van zijn vriend te groeten.

Zouaven te Oostkerke

Voor zover we konden nagaan zijn er geen inwoners van Oostker­ke naar Italië getrokken om de Pauselijke Staat te verdedigen tussen 1860 en 1870. Toch heeft men eenmaal een groep Oud-Zouaven  door ons dorp zien trekken.

Van 1893 tot 1899 was Eerw. Heer Hendrik Vanden Driessche pastoor te Oostkerke. Geboren te Otegem in 1839 had hij, voor hij tot priester werd gewijd, van 1861 tot 1863 deel uitgemaakt van het Zouavenleger. In het Brugse bestond de Maatschappij van Oud-Zouaven. En op aanvraag van pastoor Vanden Driessche kwamen zij op 5 juli 1896 naar Oostkerke. De reden van aanwezigheid was de opluistering in zouavenuniform van de Ommegang ter ere van Sint Guthago, die door pastoor Vanden Driessche heringericht werd.

De oorlog 1914-1918

De Mobilisatie van 1914

De mobilisatie van het Belgisch leger werd uitgevaardigd op 31 juli 1914 te 19 uur, voor al de klassen tot 1899. Voordien waren reeds, gezien de kritieke internationale toestand, de klassen 1909, 1910 en 1911 opgeroepen. Dat geschiedde op 28 juli. Er bevonden zich toen reeds 2 klassen in effectieve dienst: 1912 en 1913. Op de oproepingsbevelen stond vermeld dat de opgeroepenen zich binnen de 48 uur in hun kantonnement moesten bevinden. Op 3 augustus was de volledige mobilisatie van de opgeroepen klassen een voldongen feit: 234.000 man, waaronder 3.500 rijkswachters, waren onder de wapens.

Daags daarna begon de oorlog: de Duitsers kwamen op 4 augustus 1914 te 08.40 u. te Gemmenich over de Duits-Belgische grens.

Samenstelling en aard van rekrutering der gemobil. klassen

Zoals reeds vermeld, werden tot in 1909 de contingenten van het Belgisch leger verzekerd door het systeem van de loting, met de mogelijkheid van plaatsvervanging door een vrijgestelde die daarvoor een premie kreeg. Door het doordrijven van Koning Leopold II werd de dienstplicht van één zoon per gezin ingesteld. De wet waarvoor Leopold II zo gestreden had, kon hij nog op de vooravond van zijn dood ondertekenen. In 1913 bekwam de minister van oorlog, de Broqheville, van het Parlement de goedkering van de algemene dienstplicht. Zo was de mobilisatie van 1914 gesteund op drie verschillende rekruteringssystemen: van de 15 gemobiliseerde klassen waren er tien van het lotingsysteem (de klassen 1899 tot 1909), vier van het systeem van een zoon per gezin en één (klas 1913) uit het systeem van de algemene dienstplicht.

Lijst van de gemobiliseerde soldaten van Oostkerke (oorlog 1914-1918)

Er bestaat hiervan geen officiële lijst. Om die lijst samen te stellen, kon alleen gebruik gemaakt worden van verschillende tabellen van uitbetalingen aan de rechthebbenden van de gemobiliseerden. Zij ontvingen een kleine vergoeding om de grote nood te lenigen. Geen enkele van deze tabellen is echter volledig. Soms woonden de rechthebbenden op een andere gemeente, zodat gemobiliseerden van Oostkerke niet vermeld zijn. Ook het omgekeerde kon zich voordoen: in Oostkerke wonende rechthebbenden van een gemo­biliseerde die tot een andere gemeente behoorde. Bij twijfel over sommige vermelde gemobiliseerden, werden zij in de lijst opgenomen. De vier harde oorlogsjaren die deze mensen in elk geval doormaakten mogen hier immers wel in aanmerking genomen worden, zelfs al zouden zij hier op een bepaald ogenblik niet gedomicilieerd geweest zijn. Naast de namen geven we, voor zover het ons bekend is,  het regiment aan waartoe de betrokkenen behoorden.

 

Boerjan Louis, Depot v Cavalerie

Helsmoortel Louis, 6e Linie

Broucke Alfons, 1e Jagers te Voet

Hobus Jules, 5e Artillerie

Gallant Camiel

Jansens Camiel

Cocquyt Charles, 4e Linie

Kindt Edmond

Constant Eugeen, 4e Linie

Maenhout Alfons, 4e Linie

Cornelis Marcel

Mathys Emiel, 9e Linie

Cromheecke Casimir, 4e Linie

Meyseman Arthur, 4e Linie

De Becker Henri

Monbaliu Cyriel

De Bruyne Camiel, 4e Linie

Mortier Camiel, 2e Linie

De Keyser Arthur, 4e Linie

Musschoot Jules, 6e Linie

De Rou René, Transportkorps,1e D.

Neyts Henri

Dobbelaere Andre, 29e Linie

Quataert Judocus, 4e Linie

Gobyen Jules, 4e linie

Quataert Jules, 21e Linie

Geysens Leon

Roels Alfons

Bonte Henri, 2e Karabiniers

Vanderijse Emiel, 24e Linie

Sabbe Adolf

Vanderijse Gustaaf, 5e Linie

Slabbinck Modest

Van Middelem August, Groupe Artill. de la 3e brigade mixte

Storme Edward

Van Middelem Camiel,

Storme Jules

Genie Verniest Cesar, 28e Linie

Thooft René

Vervaecke Gustaaf, Artillerie

Tytgat Alfons, 4e Linie

Warmoes Jerome, 4e Linie

Tytgat René, 24e Linie

 

Vande Cavey Alfons, 4e Linie

 

In totaal hebben we hier dus 44 namen

Gesneuvelde soldaten in de_oorlog_1914-19l8

Klas          

  • 1911 De Bruyne Camiel geboren Oostkerke 29.4.1891, 4e Linie, gesneuveld te Halen op 12 augustus 1914
  • 1913 Cromheecke Casimir geb. Meetkerke 26.12.1893, 4e Linie, gesneuveld Halen op 12 augustus1914
  • 1913 Van Middelem Camiel geb. Oostkerke 6.5.1893, Genie, gestorven te Nieuwpoort op 18 oktober 1914
  • 1914 Quataert Judocus: geb. Oostkerke 23.5.1894, 4e Linie, gesneuveld te Oost-Vleteren op 8 oktober 1915
  • 1914 Tytgat Alfons: geb. Oostkerke 15-1.1894, 4e Linie, gesneuveld te Oost-Vleteren op 8 oktober 1915
  • 1908 Quataert Jules: geb. Oostkerke 21.10.1888, 21'e Linie, gestorven te Bayonne (Pr) op 27 april 1916
  • 1914 Mathys Emiel: geb. Oostkerke 6.8.1894, 9e Linie, gesneuveld te Staden-Berg op 23 September 1918
  • 1914 Kindt Edmond: geb. Snellegem 18.7.1895, 12e Linie, gesneuveld te Staden op 22 September 1918
  • 1914 Bonte Henri: geb. Oostkerke 8.5.1894, 2e Karabiniers, gesneuveld te Diksmuide op 29 augustus 1915
  •          Neyts Henri; geb. Oostkerke ... gesneuveld te Kaaskerke-Oude Bareel in 1916.
Krijgsgevangene gedurende de oorlog 1914-1918

Er zijn ons twee soldaten bekend die krijgsgevangen genomen werden, echter niet in Duitsland, maar in Nederland. Na de val van Antwerpen slaagden zij er niet meer in het Belgisch leger te vervoegen. En liever dan in de handen van de Duitsers te vallen, overschreden zij de Nederlandse grens, en daar bleven zij voor de verdere duur van de oorlog als halfvrij krijgsgevangenen. Het gaat hier om Camiel Mortier en Gustaaf Vervaecke.

Het gedenkteken voor de Gesneuvelden

Zoals ongeveer alle gemeenten van België, heeft ook Oostkerke een monument opgericht ter nagedachtenis van de gedurende de oorlog 1914-1918 gesneuvelde soldaten.

Het gemeentebestuur van Oostkerke nam het besluit om dit mo­nument op te richten, op 20 maart 1920. In 1921 werd hier een oud-strijdersbond opgericht, aangesloten bij de Nationale Strijders- bond van België, onder voorzitterschap van Gustaaf Vervaecke. Met geld, op de gemeente rondgehaald door de oud-strijders, werd de steenmassa voor bet monument aangekocht voor de prijs van 1.400 F. Het werk van de steenhouwer en het plaatsen zelf, werden betaald door het gemeentebestuur. Twee jaar later (in 1922 dus) werd het monument plechtig ingehuldigd. Bij deze gelegenheid werd een stoet gevormd die verzamelde bij de herberg "De Groene Wandeling" en die van daar langs Eienbroeke naar het dorp trok. Op het mo­nument staan de namen gebeiteld van 8 gesneuvelde Oostkerkenaren. Een negende, nl. Henri Neyts, die hier altijd gewoond had, maar op het ogenblik dat hij sneuvelde hier niet meer gedomicilieerd was, werd om die reden niet vermeld. Waarom Henri Bonte niet vermeld werd, is ons onbekend.

Het "standbeeld" zoals het in de volksmond wordt genoemd,  stond voor de kerkhofmuur tussen het "lijkhekken" en het gemeentehuis, omringd met een ijzeren hekken. In 1929 werd op het kerkhof, aan de binnenkant van de muur, een wandelpad aangelegd met een rij esdoornbomen. Ten oosten van de kerk, op de zogezegde achterkant van het kerkhof, werden 2 paden in de vorm van een kruis aangelegd met eveneens aan weerszijden esdoorns. Op het kruispunt van die paden werd dan het gedenkteken voor de gesneuvelden geplaatst, omringd met lindebomen. De bedoeling was in de kerkhofmuur, telkens rechtover de kruiswegel een opening te maken voorzien van een hekken en daar aldus een openbaar park aan te leggen. Zover is het nooit gekomen. In 1934 besloot het Gemeentebestuur de gedenksteen opnieuw te verplaatsen en hem terug te zetten ongeveer op de oorspronkelijke plaats. Na het herbouwen van de kerk in 1954 werd ook de kerkhofmuur iets achteruit geplaatst en werd het standbeeld ook opnieuw enkele meters achteruit gezet. Daar bevind het zich nu nog steeds.

De heldenhulde vond jaarlijks plaats op kermisdinsdag en bestond uit een mis voor de gesneuvelde soldaten, waarna de schoolkinderen samen met de in de kerk aanwezigen, zich rond het monu­ment schaarden, waar Gustaaf Vervaecke hulde bracht aan de gesneuvelden. De schoolkinderen zongen daarna het Belgisch volkslied. Hoe het sedert de 2de wereldoorlog verloopt, zien we verder.

De Rijnwacht in Duitsland

Na de oorlog 1914-1918 tot in 1929 werd een strook langs de Rijn door de Geallieerden bezet. Ook Belgische soldaten kregen hun bezettingsbeurt aldaar. Onze soldaten die in deze periode hun legerdienst volbrachten, moesten, wanneer ze zich na hun diensturen in Duitsland verplaatsten of naar België in verlof kwamen, altijd gewapend zijn met hun bajonet die ze lachend hun "slekkestekker" noemden. Vooral een plaats in Duitsland ligt in het geheugen van de Oostkerkse Rijnwachters, nl. Lippeburg die over de Rijn ligt te Wesel.

Volgende Oostkerkenaren zouden o.a. deel hebben uitgemaakt van dit bezettingsleger:

De Caluwe Oscar Deceuninck Leon

Geb.

 

If

     1897 1900,

bij het 14de

Linieregiment

Loeys Gustaaf

If

1901 ,

4de

Linie

Nobus Gustaaf

II

1901,

4de

Linie

Strubbe Aime

II

1901 ,

13de

Artillerie

Lannoy Leon

II

1902,

4de

Kurassiers

Seurinck Leon

II

1902,

2de

Linie

Vande Cavey

II

1903,

3de

Linie.

 

Tussen de twee wereldoorlogen

De rekrutering van de jonge soldaten werd voorafgegaan door een geneeskundig onderzoek, dat plaatsvond te Brugge. De diensttijd voor de soldaten varieerde. In 1920 werd de duur vastgesteld op 10 maand. Op 31 mei 1923 werd dit op 12 maand gebracht. Op 14 September 1928 werd de diensttijd op slechts 8 maand teruggebracht. Wegens de onrustige politieke toestand, weid op 2 decem­ber 1936 de diensttijd, die toen reeds op 12 maand was gebracht, tot 17 maand verlengd.

Na de diensttijd werden sommige soldaten opgeroepen voor een kampperiode van zes weken in Beverlo of in Elsenborn. Soldaten die naar huis kwamen na hun diensttijd of na de kampperiode, waren in "reiskledij", d.w.z. dat ze gekleed waren in kakkibroek, soldatenvest en muts. Daarbij moesten ze in het bezit zijn van hun militair zakboekje (Livret).

Eens per jaar in princiep tussen 1 juli en 31 augustus monsterden de districtscommandanten zekere kategiën militairen met onbepaald verlof. De gewezen soldaten moesten zich in de voormiddag aanbieden in de reiskledij waarmee ze afgezwaaid waren. Deze monsteringen werden in de volksmond "revue's" genoemd en ze had­den voor onze streek plaats te Damme op de markt. Voor deze gelegenheid moest iedereen tevens zijn militair boekje bijhebben.

Tussen de twee wereldoorlogen stierf te Oostkerke op 8 febr. 1934, Maurice Vervaecke, als gevolg van een ziekte opgedaan gedurende zijn militaire dienst. Hij was geboren te St.-Kruis op 11 juli 1908

De Wereldoorlog 1940-1944

Enkele algemene gegevens

In de jaren 1931 tot 1939 begonnen Japan, Italië onder Mus­solini en Duitsland onder Hitler, hun veroveringen die leidden tot de Tweede Wereldoorlog.

Reeds in September 1938 was er in België een mobilisatie afgekondigd, die na minder dan een week ongedaan werd gemaakt. De oproepingen waren op Oostkerke uitgereikt op kleine kermisdinsdag (28 September) in de namiddag. De mobilisatie van 1939 had plaats in verschillende fasen. De eerste Oostkerkenaren werden opgeroepen in augustus 1939, de laatste begin mei 1940.

Om de opgeroepen soldaten wat ontspanning te bezorgen werd een actie op touw gezet, "het boek voor de soldaat" genoemd. Overal, tot zelfs in Engeland en Amerika toe, werden boeken ingezameld om de soldaten wat lectuur te verschaffen. Ook werd rond Kerstmis 1939 een actie gevoerd voor "het pakje van de soldaat".

Het gemeentebestuur van Oostkerke schonk een toelage van 900 F aan bet plaatselijk comité.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers onverhoeds Nederland, Bel­gië en Frankrijk binnen. Ze namen onmiddellijk het sterkste Belgische fort van Eben-Emaal in. Nederland capituleerde reeds op 15 mei. Op 28 mei capituleerde België en op 22 juni was het daarvoor de beurt aan Frankrijk. Gedurende de 18-daagse veldtocht sneuvelden geen Oostkerkenaren. In principe was het hele Belgische leger krijgsgevangen genomen. Veel soldaten werden nochtans door de Duitsers naar huis gezonden. Een aantal werd echter rechtstreeks naar Duitsland overgebracht, waar ze gedurende kortere of langere tijd gedwongen verbleven. De Duitsers hadden het voornemen tevens grote groepen Belgische soldaten langs Nederland om naar Duitsland te brengen. Door de snelle ineenstorting van Frankrijk, werden veel soldaten, die reeds in Nederland waren, vrij gelaten. Daardoor waren heel wat Oostkerkse soldaten in het bezit van een vrijlatingsbewijs dat ze bekomen hadden in Sluis, Aardenburg of Oostburg.

Drie soldaten die de gebeurtenissen in 1939-1940 hebben meegemaakt, zijn ziek naar huis teruggekeerd en naderhand daarvan gestorven:

  • Jozef Claeys, verbleef een tijd in het hospitaal te Doornik, daarna in het sanatorium "De lovie" te Poperinge, en stierf te Oostkerke in augustus 1940.
  • Maurice De Keyser, soldaat van de klas 1937, overleed op 27 jan. 1950 in het hospitaal te Brugge.
  • Jozef Slabbinck stierf in 1969 te Oostkerke eveneens aan de gevolgen van een ziekte opgelopen tijdens die mobilisatie.
Lijst van gemobiliseerden 1939-1946

Ook hiervan bestaat er geen officiële lijst. De lijst die hierna volgt, werd samengesteld met de gegevens uit de gedeeltelijk bewaarde berichten van opname in hun eenheid van de opgeroepenen en uit de onvolledige lijsten van de uitbetaalde vergoedingen aan de rechthebbenden van de gemobiliseerden. Deze gegevens bevinden zich in het militiearchief van Oostkerke op het Rijksarchief te Brugge. Voor deze lijst geldt ook hetzelfde voorbehoud als voor de lijst van de gemobiliseerde soldaten van 1914-1918.

Naam

Oproeping

Geb.
of

jaar
klas

Eenheid

Bogaert René

1.9.39

geb.

1914

24e Linie

Bonte Clement

14.11.39

geb.

1910

Corps mecical

Boussemaere Gast.

 

kl.

39

4e Linie

Braems Rene

2.11.39

kl.

29

Reg. T.A.A.

Caere Rene

Diverse, laatst 10.5.50

kl.

25

Verkeers- en inrichtingswachters

Claeys Desire

26.8.39

geb.

1915

13e Artillerie

Claeys Jozef

 

geb.

1916

13e Artillerie

Claeys Julien

2.2.40

geb.

1920

13e Artillerie

Cornille Gerard

1.9.39

kl.

35

2e Karabiniers

Daelman Cyriel

1.3.40

geb.

1904

10e Reg. T.A.A.

De Bruyckere Maur.

14.1.40

kl.

24

1e Reg. hulptroepen Zeebrugge.

Deceunick Jules

11.02.40

geb.

1909

4e Reg. Artillerie

Deceuninck Rene

1.9.39

geb.

1914

24e Linie

De Keyser Henri

3.5.40

geb.

1898

Verkeers en inricht- tingswachters

De Keyser Maurice

27.8.39

geb.

1918

Autivervoer IGAuA

De Keyser Rene

1.12.39

geb.

1916

9e Linie

Demuynck Frans

4.9.39

kl.

29

10e Artillerie

De Roo Omer

9.11.39

kl.

28

l0e Reg. T.A.A.hulptr

De Schepper Daniel

3.1.40

geb.

1921

4e Linie

Dewitte Robert

1.9.39

kl.

37

13e Artillerie

Gaelens Maurice

10.9.39

kl.

38

3e Linie, korporaal

Gerry Georges

3.1.39

geb.

1919

4e Linie

Gervoyse Camiel-M.

1.9.39

geb.

1914

24e Linie

Geyssens Jacob

20.8.39

geb.

1918

4e Linie

Hoens Vital

1.3.40

geb.

1901

10e Reg. T.A.T.hulptr

Huys Odiel

10.5.40

kl.

25

Verkeers- en inrichtingswachters

Lannoy Leon

1.3.40

geb.

1902

10e Reg. T.A.A.

Lannoy Oscar

1.3.40

geb.

1905

10e Reg. T.A.A.

Latruwe Michel

1.12.39

geb.

1916

9e Linie

Loeys Alfons

1.9.39

geb.

1915

2e Grenadiers

Loobuyck Andre

1.9.39

kl.

38

4e Linie

Martens Albert

26.8.39

geb.

1917

13e Artillerie

Martens Louis

1.9.39

geb.

1916

2e CTMI.AVI.CT/IDI

Martens Omer

26.8.39

geb.

1918

13e Artillerie

Matthys Camiel

3.1.40

geb.

1921

4e Linie

Matthys Raymond

12.9.39

geb.

1919

4e Linie

Oreel Alberic

20.10.39

geb.

1911

34e Linie

Quataert Leon

4.9.39

geb.

1909(?)

17e Reg. VI.4BLA

Sanders Charles

3.1.40

geb.

1921

4e Linie

Schoonbaert Petrus

28.8.39

   

4e Linie
14e Artillerie

Seurinck Leon

 

kl.

22

2e Linie (Gent)

Slabbinck Alfons

22.9.39

geb.

1911

39e Linie

Slabbinck Kamiel

 

geb.

1912

14e Artillerie

Slabbinck Jozef

1.9.39

kl.

29

7e Reg. Artillerie

Slabbinck Jules

1.3.40

geb.

1899

10e Reg. T.A.A.

Slabbinck Karel

28.8.39

geb.

1 916

Infirmier 6e Ardeense Jagers te Namèche.

Slabbinck Marcel

4.9.39

geb.

1 917

4e Linie (Schilde)

Storme Gerard

4.9.39

kl.

33

14e Artillerie

Storme Rene

4.9.39

geb.

1909

15e V4RLA

Strubbe Aime .

14.1.40

kl.

21

13e Artillerie(Zeebrugge)

Strubbe Edmond

4.9.39

 

' ' "

16e Artillerie

Strubbe Charles

26.8.39

kl.

37

6e Artillerie

Thooft Gustaaf
Tutgat Alfons

1.9.39

geb.

1919

13e Artillerie
13e Artillerie

Tytgat Charles

 

geb.

1920

14e Artillerie - in oor-

Tilmans Jan

1 .12.39

geb.

1916

log 31e Artillerie
4e Linie

Vande Cavey Richard

1.3.40

geb.

1903

3e Linie

Vande Velde Rene

 

geb.

1917

2e Artillerie

Vande Velde Octaaf

11 .11.39

kl.

38

2e Artillerie

Van Hove Valeer

3.1.40

geb.

1920

54e Linie

Van Middelem Andre Van Rollegem Jules

22.9.39

geb.

1919

3e Grenadiers
13e Artillerie grens

Van Parys Maurice

14.1.40

kl.

22

wachters - Wachtmeester
1e Reg. hulptroepen

Vereecke Arthur

11.10.39

beg.

1909

(Zeebrugge)
33e Linie (Overmere)

Verleye Jozef

4.9.39

geb.

1914 (?)

Artillerie - meetdienst

Verleye Maurice

22.9.39

geb.

1908

11e Artillerie(Doornik)

Verleye Raymond

 

geb.

1912

4e Linie

Wintein Casimir

4.9.39

geb.

1912

16e Artillerie

Krijgsgevangenen in Duitsland

Zij die meer dan 6 maand krijgsgevangen bleven, bezitten het statuut van "Krijgsgevangene". Voor Oostkerke kennen wij volgende namen: Bogaert René, Boussemaere Gaston, Bonte Clement, Deceuninck René en Tilmans Jan.

Sinds de laatste Wereldoorlog

Enkele Algemene gegevens

De oproeping van de soldaten wordt nu voorafgegaan door een verblijf van één tot drie dagen in de kazerne "Klein Kasteeltje" te Brussel. Gedurende dit verblijf heeft een medisch en een psychiatrisch onderzoek plaats.

De diensttijd was in 1951 vastgesteld op 24 maand. Sedertdien werd die duur geleidelijk aan ingekort. In augustus 1952 werd dit op 21 maand gebracht. In 1954 werd het 18 maand. Daarna (rond 1969) daalde de diensttijd tot 12 maand en nu is die bepaald op slechts 8 maand.

Na de laatste wereldoorlog werd West-Duitsland verdeeld in verschillende sectoren die toegewezen werden aan de diverse Geallieerden, zodat sedert 1945 ook tal van Belgische jongens hun militaire dienst in dit land hebben moeten vervullen.

In de afgelopen periode is Charles Schoonbaert, geboren te Oostkerke, als soldaat overleden in het militair hospitaal te Doornik in 1951. Hij werd met militaire eerbewijs te Oostkerke begraven.

Afrika

In de naoorlogse periode heeft ook een Oostkerkse soldaat kennis gemaakt met Afrika. In 1923 had de Volkerenbond het mandaat over de aan Belgisch Congo palende voormalige Duitse kolonie Ruwan­da en Burundi, aan België toevertrouwd. Na de 2e Wereldoorlog had de U.N.O dit mandaat veranderd in een voogdijgebied. De bloedige onlusten in Belgisch Congo van 4-6 jan 1959, leidden tot een versnelde onafhankelijkheid van dit land op 30 juni 1960.

De beroering in Belgisch Congo sloeg ook over naar Ruwanda en Burundi, zodat België verplicht was er een leger in te zetten om de orde te handhaven. Daardoor kwam Leon De Grande, een Oostkerks dienstplichtige, in Ruwanda terecht. Hij behoorde tot de klas ‘61 en was op 1 juli 1961 opgeroepen geworden te Namen, bij het 2de bataljon Commando's. Na zijn opleiding werd hij overgeplaatst naar Plawines. Begin febr. '62 werd zijn eenheid overgevlogen naar Oesoemboera en vandaar werd doorgereisd naar Kigali in Ruwanda ter aflossing van de 4de compagnie 4e bat. Commando's. Ze dienden er dus de orde te herstellen. Op 1 juli 1962 werden Ruwanda en Burundi ook onafhankelijk, waarna de Belgische soldaten onmiddellijk naar België werden teruggebracht.

De Oud strijdersbond na de 2de Wereldoorlog

De oudstrijders van de Tweede Wereldoorlog sloten in de veertiger jaren aan bij de afdeling van de Nationale Strijdersbond die te Damme bestond. Rond 1950 werd op Oostkerke zelf een afdeling gesticht voor de oudstrijders van beide oorlogen, met als voorzitter Gustaaf Vervaecke. Deze afdeling kreeg een vlag die plechtig ingewijd werd tijdens een rondgang in het dorp met het muziekkorps van Moerkerke op de 1ste zondag van juli 1951. 's Avonds werd er een dansfeest ingericht in een danstent die opgesteld stond op het erf van Gustaaf Deceuninck (nu Werner Demuynck).

Op 11 november 1952 ontvingen vele oud strijders van de 2de Wereldoorlog de herinneringsmedaille. Voorzitter Vervaecke overleed in 1959. Na een tijd werd het bestuur vernieuwd met als voorzitter Jan Tilmans, onderv. Leon Lannoy, secr. Gaston Boussemaere en schatbewaarder Gerard Cornille. Met Kerstmis 1961 werd een kerstboomplukking gehouden voor de kinderen van de oud strijders en op 3 feb. 1962 werd een kaarting ingericht in het lokaal, herberg "De Leeuw van Vlaanderen" bij Alfons Loeys. De kerstboomplukking en de kaar­ting hadden daarna nog enkele malen plaats, maar worden nu niet meer gehouden. De heldenhulde wordt nu op 11 november gebracht bij het monument, waar veldwachter Boussemaere de toespraak houdt. Op het kerkhof is er een erepark voorbehouden aan de overleden oudstrijders die er, indien gewenst, een gratis rustplaats kunnen krijgen.

Bibliografie

  • Emile Wanti: Le milieu militair belge de 1831 a 1941, verschenen bij Koninklijke Academie van België, klasse letteren en morele en staatkundige wetenschappen: Verhandelingen, boek LII aflevering 3 - 1957.
  • A. Bikar: Les Belges à Waterloo, in Revue Internationale d'Histoire Militaire 1965, nr. 24, blz 365 en volgende
  • G. Houtecler: Leopold II, commandant-en-chef de I'Armée belge mobilisée en 1870; in Revue Intern. d'Hist. Militaire 1965 nr. 24, blz 439 en volgende
  • Roger Coenen: De politieke en sociale gebondenheid van de Antwerpse burgerwacht 1830-1914, in Belgisch Tijdschrift voor Milit. Geschied. deel XIX, dec 1971, blz 315 en volgende.
  • Jos De Smet: De opstand tegen Napoleon in West- en Frans Vlaanderen in Brugs Ommeland, 10e jaar nr. 4 - 1970
  • Jos Rau: Hoe iemand zich verkocht onder Napoleon, in Rond de Polder- torens, 2e jaar 1960 - blz 14.
  • Roger Crois: Uit het dagboek van een Moerkerkenaar geïnterneerd te Zeist in 1914-18, in Rond de Poldert. 11e j. nr. 1, blz 30
  • René De Keyser: Krijgsgevangenen van Heist 1914-18, in Rond de Pol­dertorens, 15e jaar nr. 3, blz 112
  • René De Keyser Zouaven in de Ommegang te Oostkerke, in Rond de Poldertorens 11de jaar nr. 4, blz 14
  • L. Deleu: Les Chasseurs - éclaireurs de Bruges
  • Theo Luyckx: Politieke Geschiedenis van België Biekorf: 1965, blz 121 - 136 - 144 - 179.

Onuitgegeven bronnen

  • Rijksarch. Brugge, Gemeentearch. Oostkerke nr. 334 - 335 - 342 - 343 - 347 - 348 - 400 - 424
  • Idem, idem: Registers briefwisseling nr. 15-16 en volgende.

De jongste gegevens werden ook gedeeltelijk geput uit eigen archief en herinneringen en uit mondelinge mededelingen van oud strijders die wij hiervoor van harte danken.

Onze bijzondere dank gaat naar de heer Germain Bonte, ons geacht medelid van de Heemkundige Kring Sint-Guthago, uit Westkapelle.

Met de meeste bereidwilligheid heeft hij ons gespecialiseerde publicaties aangewezen en bezorgd.

Wel en Wee over Oostkerkse Soldaten

René De Keyser

Rond de poldertorens
1977
03
099-129
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26