Zwaar Geschut langs onze Kust

Jo De Vos

(*) De heer J. De Vos uit Gent is correspondent van het Centrum voor geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in België.

Het ligt zeker niet in onze bedoelingen in het hiernavolgend artikel een pleidooi te houden voor het aanleggen van verdedigingswerken langs onze kust: het is reeds betreurenswaardig genoeg dat onze mooie duinen op tal van plaatsen nog steeds ontsierd wor­den door betonresten van een wereldoorlog die nochtans reeds meer dan 30 jaar achter de rug ligt!

Doch kom: hoe droevig dit stuk geschiedenis ook geweest is, toch wilden wij dit thema aansnijden omdat het iets is dat de ouderen onder ons meemaakten, omdat het willens nillens tot onze streekgeschiedenis behoort en derhalve wel even onze aandacht verdient.

Een kustverdediging werd reeds in het verre verleden van belang geacht voor de bescherming van het territorium tegen de veroveringszucht van minder vredelievende mensenkinderen, die er op bedacht waren het hinterland in te palmen of af te stropen. Onze vlakke Vlaamse kuststrook heeft dan ook in de loop der eeuwen alle ontwikkelingen in de kunst leren kennen: vanaf de palissades van de vroege bewoner, via het Romeinse kamp en de Spaanse versterkingen van vestingsteden zoals Oostende en Nieuwpoort, tot en met de beruchte Atlantik-Wall van de laatste wereldoorlog. Om dan nog Napoleon niet te vergeten, die ook (letterlijk) zijn steentje bijdroeg in de militaire bouwkunst.

Echt zwaar geschut kregen we op onze kust pas te zien in de Eerste Wereldoorlog. Wie van de tijdgenoten herinnert zich niet de Batterie "Deutschland" te Bredene, met haar vier kanonnen van 38 cm, de Batterie "Tirpitz" met 4,28 cm kanonnen, "Hindenburg", "Preussen", "Groden", "Kaiserin", "Hertha", "Preya", om maar enkele namen te noemen uit de Pruisische helden en godenwereld.

Vooral de zwaarste batterijen, met hun volledig elektrische uitrusting en een dracht van ruim 30 kilometer, maakten indruk bij vriend en vijand. Hoewel enkele ervan ook wel eens werden ingezet om doelen te land te beschieten zoals o.m. Nieuwpoort, toch waren ze in hoofdzaak opgesteld om de Britse oorlogsbodems op afstand te houden, die de Duitse bases van Zeebrugge of Oostende kwamen bestoken. Dat de Britten het met die beschietingen vanaf de Vlaamse kust zeer ernstig meenden, trad ook duidelijk aan het licht door de inzet van een speciaal scheepstype, de zogenaamde "Monitors" die tot vlak onder onze kust konden komen, zwaar gepantserde dekken hadden en slechts een bewapening voerden bestaande uit een paar superzware stukken geschut.

Naarmate de oorlog vorderde, nam de bouwwoede van de Duitsers toe en waren ze niet enkel bedacht op het verijdelen van de Brit­se scheepsbombardementen: zelfs de Scheldemonding wilden ze kunnen onder vuur nemen, voor het geval van die kant uit een landingsmanoeuver zou worden gepoogd. Met die bedoeling werd te Knokke de 30,5 cm Batterie "Kaiser Wilhelm II" opgesteld, die in het voorjaar van 1916 klaar kwam: tot op een afstand van 37 kilometer kon ze haar formidabele projectielen laten neerkomen.

Nu, hoewel de Royal Navy meermaals in actie kwam om onze kuststrook van op zee te bestoken, en pogingen aanwendde om de in­gang en van de Duitse U-Boothavens te versperren - herinneren wij maar aan de fameuze raid te Zeebrugge op St.-George Day 1918 - toch hadden nooit de door de Duitsers gevreesde grootscheepse lan­dingen plaats. Enkel door de aftocht te land werden de bezetters in 1918 gedwongen de kust te ontruimen, nadat de zware stukken onklaar waren gemaakt.

De eens zo gevreesde batterijen werden tot "site de guerre" geproclameerd en waren een bezienswaardigheid geworden voor de "slagveldtoeristen": de verkoop van de boekjes, prentenkaarten met "Les ruines de Knocke Batterie Wilhelm II" of "Batterei Deutsch­land à Breedene" vierde hoogtij! Niemand kon vermoeden dat min­der dan een kwarteeuw later onze riante kust op een nog grotere schaal zou verminkt worden door het aanleggen van schutterskuilen en strandhindernissen, of door de niets ontziende betonkoorts van de "0rganisation Todt" bij het aanleggen van de met zoveel propa­ganda aangekondigde "Atlantik-Wall".

Maar wat gebeurde van Belgische zijde langs onze kust, eens de dreiging van een Tweede Wereldoorlog duidelijk werd? Werd ook wel toen een poging gedaan om dit deel van onze landsgrenzen in staat van verdediging te brengen? Het zijn zaken waarover men zelden iets te lezen krijgt, hoewel de gebeurtenissen toch merkwaardig te noemen zijn, ja zelfs aanknopen bij de plaatselijke historie uit de Eerste Wereldoorlog!

1939 : Mobilisatieperikelen

Voor de verdediging van de kust werd in België beroep gedaan op het 5de Regiment Legerartillerie of om het in de toen gebruikelijke taal te zeggen: het "5 RAA" (Regiment d'Artillerie de l’Armee). Dit onderdeel was samengesteld uit twee "Groepen" nl. de "Groep Kust" en de "Groep Spoorweggeschut".

Over deze laatste Groep hoeven wij, wat de kustverdediging betreft, niet zoveel te schrijven. Het spoorweggeschut is tegen de Duitse invallers in 1940 voornamelijk ingezet geworden in het binnenland. Wel zijn er persfoto's gekend die op 5.4.40 voor publicatie werden vrijgegeven en waarop spoorweggeschut van 28 cm afgebeeld is, behorend tot de 7de Batterij/5 RAA en opgesteld in de buurt van Lissewege (waar later tijdens de bezetting ook door de Duitsers twee 20,3 cm Eisenbahngeschütze een stelling betrokken).

De 1ste Groep van het 5 RAA ofte "Groep Kust" levert meer interessante stof, vooral wegens het kunst-en-vliegwerk dat werd toegepast om daarmede de  kustverdediging te organiseren.

Uiteindelijk zag deze groep er uit als volgt:

  • 1ste Batterij:   4 kanonnen van        17 cm
  • 2de Batterij:    4 kanonnen van        17 cm
  • 3de Batterij:    4 kanonnen van 12 cm (Marine model op sokkel)
  • 11de Batterij:    13 kanonnen van 4,7 cm.

Beginnen we met de "kleine broertjes", de 13 kanonnen van 4,7. Men heeft wel eens de indruk dat de Duitsers een nieuwigheid invoerden toen zij, hij het aanleggen van hun versterkingen aan de kust, zo veelvuldig gebruik maakten van tanktorens, meestal van buitgemaakte Franse tanks, opgesteld op een betonnen onderbouw.

In feite echter hebben ze hierbij slechts op grotere schaal toegepast wat reeds in België was gedaan voor de Duitse inval. Onze 13 kanonnetjes waren immers niets anders dan tanktorens van het type APX-2 B, dit wil zeggen de tanktoren vervaardigd door de Fran­se "Ateliers de Puteaux", bewapend met een half automatisch kanon model 1935 van 4,7 cm en met een machinegeweer Hotchkiss 13,2 mm coaxiaal ingebouwd. Deze tanktoren, ook geplaats op het dozijn tanks Renault ACG-1 van het Belgisch leger, verschilt slechts in kleine details met de toren APX-2 die door de Fransen werd gebruikt voor hun tanks.

De dertien tanktorens, opgesteld op een onderbouw in baksteen, stonden verspreid op de zeedijk tussen de Nederlandse grens en  Nieuwpoort: een afstand van zowat 50 kilometer. Het spreekt vanzelf dat deze 13 "kleine broertjes" nooit van aard konden geweest zijn om een ernstige vijandelijke landingspoging af te slaan; doch laat ons toegeven: voor een klein land als België, waar altijd de wenkbrauwen worden gefronst van zodra er sprake is van de minste verhoging van het defensiebudget, was het opstellen van die 13 tanktorens al een hele prestatie.

De 12 cm kanonnen op sokkel 3de Batterij waren opgesteld te Zeebrugge, op en bij de zeer lange havenmuur waarop, zoals hoger gezegd, de Britse Marine in 1918 de historisch vermaarde raid had uitgevoerd.

Maar ook de 17 cm kanonnen stonden op historische grond van de Eerste Wereldoorlog. Meer zelfs: de stukken zelf waren reeds herinneringen aan die oorlog. Thans, zoveel jaren later, kunnen we natuurlijk met een geamuseerde glimlach het relaas van die mobilisatieperikelen lezen; maar ja, zowat 40 jaar geleden was er weinig reden om te lachen en heeft gans die "plezante anekdote" onze jongens heel wat zweet gekost.

In 1937 kwam men in België namelijk tot het besluit, dat het wel eens nodig kon zijn alle stukken geschut te gebruiken die nog in het legerarsenaal waren opgeslagen. Daarbij waren ook 14 Krupp kanonnen van 17 cm, door de Duitsers in 1918 in België achtergelaten.

Vermits de Groep Spoorweggeschut over dezelfde vuurmonden beschikte, ook van Duitse oorsprong doch op platte spoorwegwagens geplaatst, werd aan dit onderdeel opgedragen de veertien kanonnen te testen. Het waren eerder lompe stukken en voor het opstellen ervan mocht men per vuurmond rekenen op anderhalve dag zwaar labeur, vooraleer de afzonderlijk vervoerde onderdelen van het ge­schut waren in mekaar gebouwd. Uiteindelijk stonden de 14 exemplaren op het terrein van "Het Kiel" te Antwerpen klaar voor inspectie. Zes ervan werden onmiddellijk afgekeurd wegens te grote slijtage in de loop. Er bleven dus 8 stuks over, wat precies voldoende was voor de realisatie van de plannen van de legerstaf: het lag nl. in de bedoelingen twee voormalige Duitse kustbatterijen opnieuw te bewapenen; en wel de "Batterie Wilhelm II" te Knokke en de "Batterie Deutschland" te Bredene.

De Genie en de mannen van het Spoorweggeschut moesten de handen uit de mouwen steken: verschillende blinkers stonden vol water en ze moesten eerst worden droog gepompt; gepantserde deuren en elektriciteitsleidingen dienden te worden aangebracht en in oktober 1939 was men nog aan het werk om de zware brokstukken van de vernielde kanonnen van 1918 uit de betonnen kuipen te hijsen. Voorlopig werden de 170’s op het batterijterrein in veldstellingen klaargezet en daar leerden de kanonniers voor het eerst de dienst aan de stukken. Op 20 november 1939 echter werd het laatste 17 cm kanon definitief in de betonnen opstellingen gemonteerd en in de internationale pers verschenen de foto’s van die oerzware kanjers met de verbazend grote wielen, met onder de foto de ronkende uitleg: "Belgium is ready"!

Mei 1940 : geen enkel doelwit ...

Achteraf bekeken kunnen we natuurlijk wel de verzuchting slaken: "en al die moeite voor niets"! Maar wie had toen kunnen voorzien dat men gedurende de ganse veldtocht van mei 40 geen enkele keer een doelwit op zee zou zien opdagen en dat het Duits offensief zich uitsluitend te land en in de lucht zou afspelen...

Toen op 26 mei duidelijk werd dat de Wehrmacht weldra de kust ging bereiken, werd overleg gepleegd op de commandopost te Zeebrugge.  Men besloot de Oostkust te ontruimen en terug te trekken naar het westen, achter het kanaal Brugge-Zeebrugge. Onmogelijk de zware stukken uit de opstellingen te Knokke weg te krijgen; laten springen! Dat was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan: behalve de groepscommandant had geen enkel gegradueerde ooit met springstoffen leren omgaan. De bevelhebber zelf deed dan maar de ronde om een handje toe te steken en die avond, om 22 uur, was reeds heel dat werk verricht: te Knokke had men de sluitstukken van de 17 cm kanonnen laten springen, de drie 47 mm stukken van de tank torens in Het Zoute, te Duinbergen en te Heist waren vernield en een lading van 33 ton munitie was via de kusttram uit Knokke naar Adinkerke op transport gesteld.

Op 27 mei kwam men opnieuw bijeen: indien, zoals te verwachten was, de vijand de volgende morgen opdook, dan zou de 3de Batterij te Zeebrugge in actie treden; vuren tot wanneer alle munitie verbruikt was, vervolgens de stukken vernielen en trachten te ontkomen. Dit zou de bittere vuurdoop betekend hebben voor deze batterij waarvan het personeel, gezien de opstelling op de ver in zee lopende havendam, praktisch geen kans tot ontsnappen kon hebben.

Met uitzondering van haar commandant, een luitenant van 28 jaar, was haar kader uitsluiten uit reservisten samengesteld. Voeg daarbij nog dat ze 5 maand vroeger, bij haar oprichting, vooral personeel had gekregen waarvan de militaire zakboekjes flink wa­ren gevuld... Het is dan ook normaal dat de Groepscommandant zich naar die batterij spoedde om er poolshoogte te nemen, nu die laatste opdracht voor de boeg lag. Doch wat een stemming trof hij er aan bij die "zware gevallen": ze waren enorm enthousiast! Meer nog: de batterij had zelf reeds een initiatief genomen. Twee luitenants waren aan boord gegaan van een cargo die door de Britse Admiraliteit in de rede tot zinken was gebracht en ze waren teruggekeerd met 2 Britse luchtdoelmitrailleurs en circa 10.000 spoortrekkers (luxe-munitie die men in de batterij zelf nooit had gezien). En wat een vreugde wegens dit nieuw speelgoed: blij als de mannen waren nu ze eindelijk eens het vuur konden openen op een vijand, werd vanaf dit ogenblik ieder overkomend Duits vliegtuig enthousiast begroet met een kogelbui,

De feeststemming duurde echter niet lang: men kreeg het bericht van de aan de gang zijnde onderhandelingen en de te verwachten capitulatie van het Belgisch leger. De 3de Batterij, met haar ontembare knapen, vroeg toestemming om zich van al haar munitie te ontdoen in de richting van het vliegveld van Het Zoute " op haar eigen verantwoordelijkheid"; wat werd geweigerd. Terecht, zoals wij thans weten, werd er op gewezen dat ze aldus uitsluitend eigen volk zouden kunnen treffen.

Einde van de veldtocht: de Belgische kustverdediging kreeg bevel al het materiaal te vernielen. Of dit echter wel grondig werd uitgevoerd valt te betwijfelen: zekere Duitse foto's later in de oorlog genomen; tonen zowel Belgische tanktorens in gebruik genomen door de bezetters, als Belgisch 12 cm geschut waarmee door de Duitsers wordt geoefend op de havenmuur te Zeebrugge.

Zwaar Geschut langs onze Kust

Jo De Vos

Rond de poldertorens
1977
03
131-137
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26