Verslag
Onze Wandeling te Damme op 25/9/77

Germain Vandepitte

Weerbericht: Mooi tot bewolkt... met plaatselijk een bui.

' t Was nog waar ook! Gekomen aan het bastion St.-Hildefons (later meer daarover), kregen we onze spoeling. Onze geëerde Voorzitter had ons vooraf gezegd, bij het vallen van de eerste regendruppels: "Wordt het erg, dan springen we in de eerste de beste herberg". Ook dat was waar, maar hij vergiste zich van deur en vluchtte de kerk binnen.

Ondanks de concurrentie van al de plaatselijke kermissen, waren toch een veertigtal leden opgekomen. Het was een uiterst aandachtig en dankbaar publiek dat onze Voorzitter op sleeptouw nam bij het Vissersmuseum. Het was ondoenlijk, langs deze "snorrebaan", om een woordje tot de toehoorders te richten. Vandaar dat van meet af gestart werd aan de Rabattenstraat waar het welkomstwoord werd uitgesproken, en het onderwerp werd aangevat, namelijk: de militaire versterkingen van Damme.

Wanneer Damme zijn eerste versterking kreeg, is niet zeker geweten. Was de stad reeds versterkt toen Pilips-August, de Franse Koning, in 1213 het stadje platbrandde? L. Macquet schrijft dat de graaf van Salisbury de poorten van de stad verdedigde en grif mag aangenomen worden dat, indien er poorten waren, er ook een zekere omwalling was.

Het jaartal 1230 schijnt ons meer zekerheid te geven nopens een verdedigingsgordel omheen de stad, want in 1270 werd deze uitgebreid en verstevigd..  En de kaart van Damme, getekend door Pourbus en gedateerd omstreeks 1573, vertoont ons ten noordwesten en ten zuidoosten een dubbele ringgracht, die de oude veste genoemd werd. In de stadsrekeningen en ommelopers werd gewag gemaakt van de oude en de nieuwe vesten.

Zowel Pourbus als Marcus Geeraerds tekenden zeven stadspoorten. Volgens Gilliodts van Severen, in zijn commentaar nopens het stadsplan door Deventer opgemaakt, waren er zes poorten. 't Kan allemaal waar zijn, gezien de verschillende dateringen en het feit dat ze in Damme de stadspoorten om de haverklap een andere naam gaven.

Zijn huidige gedaante, in de vorm van een zevenpuntige ster, kreeg Damme toen het, tussen 1609 en 1621 onder Albrecht en Izabel­la, uitgebouwd werd als vesting en garnizoenstad, bedoeld om de Cantelmolinie (de forten St.-Paulus, Izabella, St.-Donaas, St.-Job, St.-Frederik, e.a.) te ondersteunen en aan te vullen. Dit was noodzakelijk geworden doordat Maurits van Nassau de steden Sluis en Aardenburg veroverd had op de Spanjaarden in 1604.

Bij de aanleg van de stad Damme als vestingstad werd niets ontzien. Het plan moest mathematisch uitgevoerd worden zoals de militaire voorschriften het bepaalden. Een groot gedeelte van de stad werd daardoor opgegeven en zo verdwenen tal van gebouwen, onder andere het begijnhof, de Kruiskapel; terwijl het Augustijnenklooster afgebroken werd en de gronden ervan gebruikt werden om er de militaire magazijnen op te trekken. De zeven punten van de ster waren evenveel bastions, die onderling verbonden waren door betrekkelijk korte courtines, terwijl een doorlopend front van ravelijnen met smalle courtines de brede stadswal in twee afzonderlijke grachten verdeelde.

In 1702, onder het Frans-Spaans bewind van de hertog van Anjou, werd een nieuw bolwerk toegevoegd aan de bestaande versterkingen, te weten aan de noordoostelijke bastions. Deze nieuwigheid werd Hoornwerk genoemd en het was bedoeld als bijkomende zekerheid tegen mogelijke Nederlandse invasie. Het Hoornwerk lag op of tegenaan het einde van de Slekstraat aan de noordzijde van de Witte Brug, langs weerszijden van het Zuidervaartje. Van dit Hoornwerk is ons niets gebleven: het werd volledig geslecht. Door het aanleggen van dit Hoornwerk, werden de restanten van het Zwin en de Reie afgedamd. De Zoute Vaart bleef nog in verbinding met de Lieve doordat gebruik werd gemaakt van de buitenste vestinggracht.

Op het eind van het Slekstraatje werd even halt gemaakt bij het opgegraven sasje. Moeilijk uit te maken van wanneer dat sasje dateerde. lets verder werd de plaats bereikt waar ergens de Hoge Brug gelegen was over de Lieve. De vermoedelijke loop van de Lieve werd ons getoond aan de hand van een nog bestaand klein grachtje.

Wat waarschijnlijk niemand van ons wist, werd ons aangetoond door de Heer De Smet, namelijk een deeltje van de oude Malelei, daterend van voor zijn omleiding.

Zoals gezegd werden we nabij de St.-Katherinapoort uitgeregend en moesten we noodgedwongen schuilen. Daardoor werd een kleine wijziging in het programma aangebracht en gingen we eerst de molen bezoeken. De Damse "Scellemuelen" blijkt in oorsprong eerst een watermolen te zijn geweest. Door Gravin Margareta werd het ge­bruik van "nostre auwe", van "ons water" en het maalrecht aan de stad Damme geschonken. Sedert werd deze molen door de stad verpacht bij publieke aanbesteding. In 1867 werd de houten molen vervangen door de huidige stenen constructie. De molenwal werd ingericht als oliestampkot, terwijl boven het korengemaal zijn plaats vond.

De molen werd onlangs door het Provinciebestuur aangeworven en prachtig hersteld. Jammer genoeg liet de wind het afweten, zodat we de molen in werking niet konden bekijken.

Van de molen naar de Kristoffelhoeve was maar een sprongetje. Achter de hoeve, langs de Waterstraat of het Dams kalsijdje, mochten we het genoegen smaken nog een bastion te bezoeken. Daar snijdt de straat dwars door de versterking heen, zodat men een uitstekend zicht heeft op de doorsnede. Daarbij werd ons gewezen op de dubbele ringwal die de stad omgaf. Vóór de buitenste gracht lag nog een vrij schootveld dat men "de honderd voeten Brabants" noemde.

Op deze strook mocht niets worden aangeplant of gebouwd.

Tot slot hadden we nog even tijd om het sasje van de Lieve te bezoeken. Maar hetgeen ons nog meer interesseerde was de  plaats waar de Lieve de stad binnenkwam doorheen de nog bestaande vestingen. Dat bleek een overwelving te zijn geweest van ongeveer 20 m lang en drie meter breed (+plus een kleinigheidje). De heer Heyneman wist ons te vertellen dat hij onlangs nog het voorrecht had van daarbinnen te gaan en dat men heel gemakkelijk kon rechtop staan langs de zijwanden. Gezien het feit dat het grondpeil verhoogd werd om er het water buiten te houden, en de constructie te gebruiken als bewaarkelder, moet het zeker een indrukwekkend geheel geweest zijn.

Al de Damse versterkingen werden omstreeks halfweg 1700 afgebouwd en later verkocht aan particulieren. In al die jaren is er nog heel wat van verkaveld, waardoor het praktisch onmogelijk geworden is om er nu wandelpaden aan te leggen. Men zou evenwel een begin kunnen maken met het klasseren van deze versterkingen als beschermd landschap, voornamelijk dan het gedeelte achter de Kristoffelhoeve waar het profiel van de versterking en de beide stadswallen nog duidelijk te zien zijn.

Het aanschijn van Damme wordt bepaald door zijn uniek kader.

We menen dan ook dat we voor het bewaren ervan onze beste krachten moeten inzetten.

Rest nog een woordje van dank aan onze Voorzitter voor deze leerrijke uitstap. Dank ook aan alle trouwe leden voor hun niet aflatende aandacht.

Verslag - Onze Wandeling te Damme op 25/9/77

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1977
04
205-208
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26