Schoolreglement 1948

(uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad Heist)

Hoofdstuk I: Over de opvoeding en over het onderwijs in het algemeen.

Art. 1. - De onderwijzer houdt zich voortdurend bezig met de lichamelijke, de ver­standelijke en zedelijke opvoeding der kinderen.

Hij verwaarloost geen enkele gelegenheid om zijn leerlingen de voorschriften der zedenleer in te prenten, om hun het plichtbesef, de liefde tot het Vaderland, de eerbied voor onze Nationale instellingen en voor de openbare Overheden de verkleefdheid aan de grondwettelijke vrijheden, in te boezemen.

Bij het geven van zijn onderwijs, onthoudt hij zich van elke aanval tegen de personen of tegen de godsdienstige overtuigingen der gezinnen wier kinderen hem zijn toevertrouwd.

Hij zorgt er oplettend voor dat zijn leerlingen te alle tijde de regels van welvoeglijkheid naleven.

Hij legt er zich inzonderheid op toe bij hen gewoonten van zindelijkheid, orde, zuinig­heid en matigheid aan te kweken en hun gevoelens van eerbied jegens de personen, van goedheid jegens de dieren en van eerbiediging der beplantingen en openbare gedentekenen in te prenten.

Art.2 - De onderwijzer doet zijn best om op de hoogte te blijven van de vooruitgang der wetenschap over het algemeen en inzonderheid van de vooruitgang der opvoed­kunde en der methodenleer. - Hij verliest het psychologisch onderzoek van elk zijner leerlingen niet uit het oog ten einde in staat te wezen de kinderen op te leiden over­eenkomstig hun aanleg; bij het geven van zijn onderwijs doet hij zoveel mogelijk beroep op het volledige aanschouwingsvermogen van het kind, inzonderheid op zijn lichamelijke, zijn sensorische werkzaamheid en op zijn spierkracht, opdat de leer­lingen de nodige kennis zouden kunnen aanwerven, ze in onderling verband brengen en toepassen.

Hij draagt zorg de waarnemingsgeest, het nadenken en zelfzoeker bij de leerlingen op te wekken; hij gewent er de kinderen aan hun eigen opmerkingen, hun eigen oordeel, eenvoudig doch nauwkeurig uit te drukken; hij let er op dat de aangeleerde begrippen altijd nauwkeurig zijn, hij doet talrijke toepassingen en herhaalt voortdurend, waarbij er echter gezorgd wordt voor afwisseling in de oefeningen.

Hij volgt de methodes en werkwijzen welk als de beste bekend staan. - Te minste één maal per maand doet hij een behoorlijk voorbereid schooluitstap.

Art.3 - Het leerplan omvat de vakken vermeld bij art.17, lid 1 der wet tot regeling van het lager onderwijs.

2015 06 18 135753

Art.4 - Het onderwijs omvat vier graden welke elk twee jaren duren.

Art.5 - Het getal afdelingen der leerlingen wordt bepaald door het College van Burgemeester en Schepenen, na voorlegging van een ontwerp hiervan door het Schoolhoofd.

Art.6 - Het onderwijs wordt gegeven ingevolge leerplan vastgesteld bij artikel 17 der Wet op het Lager Onderwijs. - Het leerplan berust in het archief van elke klas.

Art.7. - De tafel van werkzaamheden per dag en per uur en bij voorkomend geval per studiejaar, wordt opgemaakt door de hoofdonderwijzer en na goedkeuring door het college van Burgemeester en Schepenen, in elke klasse aangeplakt. - De onderwijzer volgt stipt de aanduidingen der door de overheid opgemaakte tafel van werkzaam­heden, tenzij hij in het belang zelf van het onderwijs verkieslijk oordeelt er toevallig van af te wijken, hetgeen moet blijken uit de voorbereiding van lessen die in zijn klasseboek vermeld staan.

Art.8 - Behalve voor het onderwijs in de godsdienst, zullen de boeken welke aan de leerlingen worden overhandigd, de boeken bestemd voor de schoolbibliotheken en voor de prijsuitdelingen evenals de leermiddelen over het algemeen, op voorstel van het schoolhoofd door het College van Burgemeester en Schepenen, verschaft worden.

Art.9 - De onderwijzer is redelijk verplicht zijn hulp te verlenen tot het tot stand brengen van naschoolse of andere werken die de opvoeding beogen, vergaderingen voor opvoeding in het huisgezin, bibliotheken, lessen voor volwassenen, oud-leerlingenbonden, leerlingen patronaten, uitstappen en voordrachten met letterkundig, wetenschappelijk of kunstdoel enz.

Hoofdstuk II: Over het onderwijzend personeel en over zijn betrekkingen met de gemeenteoverheid.

Art.10 - Het toezicht over het Lager Onderwijs, door de Gemeenteoverheid wordt door het College van Burgemeester en Schepenen uitgeoefend.

Art.11 - Het toezicht over het onderwijs in de Godsdienst en in de zedenleer wordt uitgeoefend door de afgevaardigden van de hoofden der eerediensten, zoals bepaald bij de dienaangaande genomen Koninklijke besluiten.

Art. 12 - Het schoolhoofd leidt de schoolwerkzaamheden met doorzicht en vaste hand. Hij zorgt ervoor dat er eenheid zij in het onderwijs, regelt de arbeid zijner onderwijzers, oefent er toezicht op uit en maakt zo nodig aanmerkingen, hij handhaaft de tucht in de school. - Hij bezoekt de klasse telkens als hij het nodig oordeelt, in dit geval laat hij zich in zijn eigen klasse vervangen door de onderwijzer wiens leerlingen hij inspecteert. Hij is verantwoordelijk voor al hetgeen er in de school verricht wordt. Het schoolhoofd alleen is belast met de administratieve betrekkingen met de overheden en met de ouders der leerlingen. - De onderwijzers zijn zijn onderge­schikten. Hij maakt hun briefwisseling langs hiërarchischen weg aan de Overheden over. -

De briefwisseling door de gemeenteoverheid gericht aan het schoolhoofd met betrek op het onderwijzend personeel worden oorspronkelijk aan de leerkrachten medegedeeld door het schoolhoofd.

Het Schepencollege verdeelt, het schoolhoofd gehoord, de lessen tussen het school­hoofd en de onderwijzers. - Het is geraadzaam voor de onderwijzers de ouders op de hoogte te houden van het doen en laten van hun kinderen en nodigen (nvdr) desnoods ten minste één maal per jaar de ouders der leerlingen en de onderwijzers uit op verga­deringen waarop de onderwijzers om de beurt de ouders vertrouwd maken met de methodes van opvoeding op school en met de beste methodes van opvoeding in het gezi

klas meester alois walgraeveKlas meester Aloïs Walgraeve

Art.13 - Het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de overtredingen welke het niet zou beteugeld hebben, of bekend gemaakt aan de gemeenteoverheid. - Het schoolhoofd brengt ten minste één maal per kwartaal zijn medewerkers samen om met hen te beraadslagen over al hetgeen in verband staat met den goeden gang der school en om eenieders werkzaamheid zo te richten dat de eenheid van het onderwijs en van de opvoeding der leerlingen er door bevorderd wordt. - Die vergaderingen worden onmiddellijk na de schooluren gehouden. Een der onderwijzers, welke door de vergadering als secretaris wordt aangesteld, maakt er beknopte notulen van op.

Art.14 - De onderwijzers moeten gezamentlijk en onder leiding van het schoolhoofd een nauwlettend toezicht houden op de leerlingen bij hun aankomst op de speelplaats, bij het verlaten der klassen en gedurende de speeltijd. -

De speelplaats der school wordt ten minste een kwartuur vóór de aanvang der klassen geopend. - De klasselokalen worden ten minste één half uur voor en na de bij art.33 bepaalde uren geopend en ter beschikking gesteld van der onderwijzers. - De onderwijzers zijn verplicht hun leerlingen bij schooltuitstapjes te vergezellen en ze behouden terug te brengen.

Art.15 - Het indelen der leerlingen in de verschillende afdelingen behoort tot de bevoegdheid van het schoolhoofd, behoudens beroep bij het College van Burgemees­ter en Schepenen de uitspraak doet na het advies van het schooltoezicht ingewonnen te hebben.

1953 1954 klas meester vlietinckSchooljaar 1953-1954 - Klas meester VIietinck - foto Potloodje

namen van links naar rechts, van boven naar onder:

Cardon - De Groote Fr. - Poppelier Fr. - Vandewalle - Desmidt R. - Nys A. - Verbeke Ch. - Mahieu R. Savels J. - Engelrelst E. - Bossier - Vandenberghe R. - Desmedt Y. - Sorgeloos W. - De Graeve Pol - Brouckaert - Godefroid - Dekeyser P. Rappé E. - Deman R. - De Winne Fr. - Houteman W. - Hallemeersch L.

Art.16 - De onderwijzer houdt een klasseboek waarin van dag tot dag en bij voorkeur vak per vak de voorbereidingen van lessen alsmede de toepassingswerken in ‘t kort vermeld staan. De voorbereidingen van lessen mogen eveneens op steekkaarten aangetekend worden. In dat geval moet het klasseboek enkel het onderwerp der lessen vermelden.

De onderwijzer tekent insgelijks de niet bij het reglement voorziene verlofdagen in zijn klasseboek aan en geeft er de redenen van op.

Er wordt in de 2de, 3de en 4de graad een beurtschrijfboek gehouden waarin de leerlingen elken dag en om de beurt de korte inhoud der lessen en de toepassings­werken schrijven.

Het schoolhoofd ziet te minste één maal per maand het klasseboek der onderwijzers zorgvuldig na en viseert het, hij wijdt vooral zijn aandacht aan de bewijzen van ondernemingsgeest welke door de onderwijzer gegeven worden in de dagelijkse uitoefening van zijn ambt en aan de ernstige voorbereiding der lessen, zowel wat de inhoud als wat de methode betreft.

Art.17 - Onder de schooluren wijdt de onderwijzer al zijn tijd aan het onderricht en aan de opleiding der kinderen. Hij is streng verplicht ofwel les te geven, ofwel de praktische toepassingen welke uit die lessen voortvloeien, werkdadig te bewaken.

De werken der leerlingen moeten geregeld nagezien en verbeterd worden. Het onderwijs moet in al de scholen op gelijke wijze aan al de leerlingen verstrekt worden. De onderwijzers mogen sommige leerlingen niet bijzonder verzorgen bij voorkeur boven de andere of tot dezer nadeel.

Art.18 - De onderwijzer zorgt er voor dat alle leerlingen de voor het onderwijs vereiste boeken en voorwerpen bezitten. De boeken, de schrijfboeken en de andere voor de leerlingen noodzakelijke schoolbehoeften worden kosteloos door de gemeente verstrekt aan de kinderen welke recht hebben op de kosteloosheid dier schoolbehoeften. De onderwijzer houdt er de hand aan dat de leerlingen steeds zorg dragen voor en spaarzaam omgaan met de boeken en de schoolbehoeften welke hun worden verschaft.

Art.19 - Het is aan de Onderwijzers verboden:

  • Smeekschriften of intekenlijsten in de school in omloop te brengen.
  • De leerlingen cinémavoorstellingen of andere vertoningen te laten bijwonen zonder bijzondere toelating van het Schepencollege.
  • De leerlingen met gelijk welke boodschappen buiten de school te belasten.
  • Geschenken van de leerlingen of van dezes ouders aan te nemen.

Art.20 - De klasseonderwijzer houdt onder zijn eigen verantwoordelijkheid twee afzonderlijke stamboeken voor het schoolbezoek, het ene voor de jongens het andere voor de meisjes. Die stamboeken worden opgemaakt overeenkomstig het door de Regering voorgeschreven model.

(wordt vervolgd)

Schoolreglement 1948

Redactie

Heyst Leeft
1998
04
011-015
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22