Cinema te Knokke
Danny Lannoy
Naast de fotografie was de “cinema” beslist één van de belangrijkste uitvindingen op het einde van de l9de eeuw. De cinema evolueerde van rondreizende kermisattractie tot vertoningen in vaste bioscoopzalen.
Thomas Edison kwam na heel wat jaren van experimenteren, in 1894 op de proppen met bewegende beelden of “Kinetoscope”. In Frankrijk daarentegen werd in 1895 de cinematografie gedemonstreerd door de gebroeders Lumière. In hetzelfde jaar kwamen ze naar Brussel om hun uitvinding aan de Belgische pers voor te stellen.
Een filmvoorstelling zonder klank of “stomme film”, werd meestal begeleid door aangepaste pianomuziek en was een echte revelatie voor het publiek. De cinema uit de pionierstijd evolueerde geleidelijk tot een echte filmindustrie en tot een onvervangbaar medium. Naast de geschreven pers werd de cinema een bron van wereldnieuws.
Samen met de hoofdfilm kwam de wereldactualiteit in beeld en later ook in klank.
De eerste filmvoorstellingen in Knokke waren enkele openluchtvertoningen op de markt. De cinema was een attractie van formaat voor de eenvoudige burgers van de ontluikende badplaats. Wanneer kunnen we spreken van een bioscoop te Knokke?
Bij de toeristische ontplooiing van het landelijke dorp tot badplaats was het consortium Verwee-Van Bunnen-Dumortier de eerste verkavelaar. Louis Van Bunnen bouwde in 1889 het eerste dijkhotel bij de pas aangelegde zeedijk. Het “Grand Hôtel de Knocke” was een indrukwekkend gebouw voor zijn tijd. In navolging werden, in de buurt van de dijk en de latere Lippenslaan, tal van hotels en woningen opgericht.
In maart 1908 richtte hoteluitbater Van Bunnen een aanvraag aan het gemeentebestuur om in het Grand Hôtel “cinematograaftoestellen” te mogen plaatsen. Deze aanvraag diende openbaar bekend gemaakt te worden door middel van brief en aanplakbiljet.
Op de hoek van de Rue “V” (latere Leopoldlaan) en de Rue “G” (latere Kongostraat) werd een gebouw opgetrokken dat dienst deed als bergplaats-garage met op de bovenverdieping een zaal met 100 stoelen om films te vertonen. Het “Grand Hôtel” beschikte over een eigen dynamo om elektriciteit op te wekken. De cinemazaal was enkel in de zomermaanden opengesteld en had geen vast programma. Het was uiteraard bedoeld om hotelgasten en toeristen te lokken. Hoelang er films werden vertoond, weten wij niet, maar volgens de mondelinge overlevering staat het vast dat de films werden begeleid door een pianist.
De eerste bioscoop bevond zich op de eerste verdieping van de garage van het Grand Hôtel.
Bij de sloping van het “Grand Hôtel” in 1986 verdween de eerste bioscoop van Knokke. In 1912 werd een cinemazaaltje ingericht in het “Hôtel des Arts et des Sports”, in de Lippenslaan, bij Cornelius Verbrugghe. Het kreeg de naam “Cinéma Parisien”.
Bekendmaking van het installeren van de eerste cinematoestellen te Knokke.
Links op de foto de «Cinema Royal» in de Lippenslaan.
Tot in de vroege jaren ‘20 moest Knokke wachten op een grote cinemazaal. In 1922 liet Camille Verleye in de Lippenslaan een zaal bouwen die de naam “Cinema Royal” kreeg. Op de muren werden zeemeerminnen geschilderd en kwamen gipsen afbeeldingen van vreselijke vissen. Op 23 december 1922 werd “De Passie van Christus” er vertoond.
Ook de eerste “gesproken film” of klankfilm, “The Jazz Singer” met Al Jolson (1886-1950), was er te zien in 1927. De naam van de cinema was ondertussen veranderd in “Nova”. Toen werden nog grote langspeelplaten gebruikt die synchroon met de beelden moesten gedraaid worden.
De luidsprekers waren oorspronkelijk ingewerkt in de waaiervormige wandverlichting. Bij latere verbouwingswerken ging het geluidseffect gedeeltelijk verloren.
Jozef Rombout werd cinema-uitbater van de Nova vanaf 1938 tot aan zijn overlijden op 11 oktober 1960. Zijn schoonzoon en zijn dochter Gilbert Neirinck-Rombout zetten zich verder in om het filmaanbod voor Knokke en omgeving aantrekkelijk te houden (Gilbert Neirinck kocht later Ciné Prince’s en de East Side. De Minerva huurde hij en werd er ook de uitbater van).
De Nova sloot haar deuren in 1990.
De decoratieve zaal van de Nova
Gilbert Neirinck, links op de foto, in de projectiekamer van het Cultuurcentrum Scharpoord.
Hotel Prince’s met Cinema op de hoek van de Lippenslaan en de Elisabethlaan.
Publiciteit voor de Knokse cinemazalen uit 'Le Guide du Touriste” (1952).
In 1923 deed Louis Demey beroep op bouwmeester Henri Buytaert om het Prince’s Hotel met een cinemazaal te bouwen. Het imposante gebouw in modernistische stijl had een brede gevel aan de westkant op de Lippenslaan. De wanden waren versierd met oosterse elementen, waarschijnlijk het werk van een Italiaans kunstenaar.
Het hotel en de cinemazaal werden in maart 1925 verkocht aan Raimond Verheye-Meysman. De overnameprijs was toen 657.051,90 fr. De cinemazaal van de Prince’s noemde in 1927 “Cinema Modern” en kreeg later de naam “Royal”.
In oktober 1933 vermeldde het Brugsch Handelsblad dat het toneelgezelschap “Willen is Kunnen” geen voorstellingen meer kon geven in de Prince’s Royal. “De apparatuur voor de sprekende film op het toneel stonden in de weg.”
Met Gilbert Raepsaet (1912-1989) veranderde de naam van de cinema opnieuw in de Prince’s.
Gilbert Neirinck werd de nieuwe eigenaar-uitbater van de Prince’s en hield de zaal verder open tot in 1985.
Toen werd het gedurende een korte tijd het lunapark “the Golden Nugget”, later een Italiaans restaurant “Papa Pasta” en in 1994 kwam er het Chinees eethuis “Ming Dynasty”. De gevel van de Prince’s is nog duidelijk herkenbaar op de hoek van de Elizabetlaan en Lippenslaan. Op de frontons zien we nu nog in reliëf “Prince’s Hotel”.
Elektriciteitsrekening van september 1940 van de Ciné Prince’s.
De Minerva, voor WO II, toen nog Hotel-Restaurant met dancing.
In 1922 kwam het echtpaar Remi Pyck - Ida Boxoen naar Knokke om het Hotel-Café-Restaurant “Minerva” uit te baten, aan de oostkant van de Lippenslaan. Ze investeerden in een grote danszaal met draaiorgel. Aan de kant van de Pierslaan was er een grote garage. Heel wat villabewoners parkeerden daar hun automobiel gedurende de zomermaanden. Hun chauffeurs hadden meestal een kamer in het Hotel Minerva. Pyck zelf was taxiuitbater. Gedurende de bevrijdingsmaanden in 1944-1945 was de danszaal het middelpunt van het nachtleven te Knokke. Er werd verbroederd en “verzusterd” met Canadese en Engelse militairen.
In 1952 werd de danszaal omgevormd tot “Cinema Minerva”. Na het overlijden van Remi Pyck baatte de weduwe met zoon Robert en dochter Hélène, samen met Prosper Tavernier de zaak verder uit.
In de krant van september 1954 werd medegedeeld dat de Minerva als eerste cinema in Knokke de “Cinemascope” zou voorstellen. De Nova volgde en ook de Prince’s sloot tijdelijk haar deuren voor verbouwingen. De panoramische film kreeg “stereofonisch” geluid.
In 1959 waren er in de Minerva interne aanpassingswerken. Het café verdween en in de plaats kwam een ruime inkomhal.
Gilbert Neirinck nam de cinemauitbating over. De Minerva ging dicht in 1980.
De feestzaal “Capitole” was jarenlang het centrum van de plaatselijke toneelverenigingen die er het toneelminnend publiek van Knokke verwenden. Er werden ook heel wat bals gegeven en Volksontwikkeling hield er zijn wintervoordrachten. Halfweg de jaren ‘60 bouwde Walter Lamote de zaal om tot “Cinema East Side”.
Toen drukker Lamote het succes van zijn publiciteitsblad “Tam-Tam” zag stijgen, liet hij de cinemauitbating over aan G. Neirinck. Het filmaanbod in de East Side bleef bestaan tot in 1989.
In 1928 dienden R. en O. Putzeys een aanvraag in om de Cinema “Du Zoute” te bouwen in de Kustlaan tegenover de Sparrendreef. De nooduitgang kwam uit op de binnenkoer van de omliggende gebouwen.
Na Putzeys kwam een zekere Lummersheim, die nog een drietal bioscopen te Gent uitbaatte. De Cinema du Zoute profileerde zich door haar aparte filmkeuze. Verschillende genres kwamen aan bod, zowel kunstfilms, thrillers, karakterfilms alsook de meer “gedurfde” films.
De houten bevloering van het gebouw voldeed niet langer aan de nieuwe voorschriften en door de te hoge kosten sloot de Cinema du Zoute haar deuren in 1957.
Cinema du Zoute in de Kustiaan met «pancarte» en affiches (1938).
In de Marie-Joséstraat, bij de Zeedijk, was er een kleine cinemazaal die verschillende namen kreeg toebedeeld. Vòòr 1936 was het de garage van Hotel Excelsior en later een bergplaats voor tweedehandswagens van “Piet Brugge”. In 1957 werden de namen “Savoy” of “Cinébref” vermeld, maar de bioscoop was beter gekend onder de naam Superciné. M.J. Putzeys was eveneens uitbater. Langs een lange smalle gang kwam men de zaal binnen juist onder het scherm. Er was een betonnen helling maar geen balkon. In 1959 vinden we nog een aankondiging, maar begin der jaren ‘60 sloot de ciné haar deuren. Er kwam een bierstube en luna-park in de plaats.
Na W.O. II werd in de Noordzee de cinema “Monty” geopend. Hotel Noordzee had een toneelzaal en was in 1923 gebouwd naar de plannen van architect Huib Hoste. Het middenstandsverbond alsook tal van katholieke verenigingen hadden er hun lokaal. Grote voorstander voor een Vlaams centrum was toen Dr. Raimond Debeir. Het hotel werd omgebouwd tot appartementen en het café bleef behouden. Naast de gelagzaal was een gang die leidde naar de achtergelegen zaal die nu een cinemazaal werd.
Van februari 1946 tot mei 1947 waren Jacques Nuyttens-Reniers de bioscoopuitbaters. In juni 1947 kwam het echtpaar Lucien Loris-D’Haens naar Knokke om de zaak over te nemen.
In de Pierslaan was er een ingang die enkel geopend werd voor de namiddagvoorstellingen. De moeder van mevrouw Loris, Irma De Gryse, hielp mee met de uitbating en zat meestal aan de kassa van de Piers de Raveschootlaan. In de gang had Luc Peire (1916-1994) fresco’s geschilderd.
In 1964 sloot ook de cinema Monty te Knokke haar deuren. De zaal deed nog een tijdje dienst als dancing en werd achteraf als autostandplaats verhuurd. In het café werd de laatste pint getapt op 31 maart 2002. Lucien Loris overleed in 1968 op 58-jarige leeftijd. Het merkwaardig gebouw, een modernistisch kunstwerk, werd niet weerhouden voor klassering.
Toch opteerde het St.-Lucasarchief voor het behoud van het gebouw.
De jaren ‘50 waren kenmerkend voor het cinemaleven. Het bioscoopbezoek was enorm populair. In de grote steden had men “doorlopende vertoningen”. De Belgen stonden aan de top van het cinemabezoek. Hoogdagen voor de uitbaters waren de “matinees” vooral op zondagnamiddag.
Hotel Noordzee in de late jaren ‘20.
Het filmepos “Gone with the wind”, een productie uit 1939, was in Europa pas te zien na W.O. II en deed de cinemakassa’s rinkelen. De Amerikaanse films stonden aan de top dankzij hun superaanbod.
In bepaalde stadswijken werden nieuwe zalen geopend. Antwerpen telde bij de 80 zalen. In 1950 waren er in Brussel 130 zalen; in Luik een honderdtal. Zelfs Knokke telde op een bepaald ogenblik zes cinema’s. In veel steden en gemeenten kregen de bioscopen dezelfde namen. Men vond de Nova in Brussel, Nijlen, Antwerpen en Knokke. De Ritz, Rialto, Rio en Forum waren veelvuldig gebruikte namen.
De aankondigingen van de wekelijkse programma’s verschenen in lokale bladen of regionale kranten. “Ciné Revue” legde het privé-leven bloot van heel wat acteurs. De artikels waren verlucht met foto’s en werden gretig gelezen door alle lagen van de bevolking. In de States hadden de concurrerende bedrijven meestal hun eigen acteurs. Grote productiehuizen waren MGM, Paramount, Warner Bross, Columbia, 20th Century Fox, United Artists.
In 1947 en 1949 waren er filmfestivals in België. De affiche van dit uitzonderlijk gebeuren was een ontwerp van René Magritte (zie Cnoc is Ier, Nr. 38, blz 28-31, 2001). De activiteit greep plaats te Brussel en te Knokke. Van Cannes was toen nog geen sprake.
De toneelzaal omgevormd tot Cinema Monty. De bovenlichten waren verduisterd, de structuur bleef grotendeels behouden.
Lucien Loris (1910-1968).
Dochter Arlette Loris en hondje bij de ingang van de Monty in de Pierslaan.
Verbroedering in de «Wiener Weinstube» van de uitbaters van de Ciné Monty, Lucien Loris-Dhaene
en van de uitbaters van ciné Nova, Gilbert Raepsaet Lucie Verheye.
Amerikaanse sterren kwamen de première bijwonen, zoals Gregory Peck, Rock Hudson en Jane Mansfield. Toch bleven de Franse acteurs populair in ons land. De Italiaanse diva’s Sophia Loren en Gina Lollobrigida waren ook regelmatig te gast in Brussel.
Kassuccessen waren “Singing in the rain” met Gene Kelly (1952), “The Glenn Miller Story” met James Stewart (1954), en “White Christmas” met Bing Crosby en Danny Kaye (1954).
Aankondiging van Cinema Monty uit 1954.
Roger Vadim zorgde voor beroering met de sexbom Brigitte Bardot in “Et Dieu créa la femme”. De rebel James Dean lokte volle zalen en deed de harten van de jeugd sneller slaan in “Rebel without a cause” (1955). In 1957 kwam Elvis Presly met “Jailhouse Rock”, het werd een nieuwe rage in de filmwereld. “West Side story” kreeg 10 Oscars, “Ben Hur” met Chariton Heston kreeg er elf. Alec Guinness, de Britse steracteur speelde in “The Bridge over the River Kwai” (1957). Heel apart waren de boeiende thrillers van Alfred Hitchcock. Het jeugdig publiek vond zijn gading in de vele Disney-producties.
Gedurende de matinees ging de jeugd westerns bekijken of de Tarzan-reeks met zijn verschillende vertolkers van Johnny Weissmuller tot Gordon Scott.
Nieuwe klanksystemen of “stereofonische geluidsweergave” konden enkel mits grootschalige kosten, de buurtcinema’s konden zich dit niet permitteren.
In het volgende decennia kwam er een sterke terugval in het cinema-bezoek. Door het mindere comfort sloten de kleinere zalen hun deuren. De brandvoorschriften dienden te worden nageleefd met als gevolg zware kosten voor de uitbater. Publiciteit voor de film werd dan ook aangepakt in de jaren ‘60. Grote affiches moesten de bezoekers lokken. Neonlicht creëerde een speciale sfeer om en rond de cinema’s. Er werd niet veel aandacht besteed aan de hall of het foyer, die gedurende de pauze een sociale verzamelplaats was voor de jeugdige “koppels”.
Een “ouvreuse” bracht je naar je zetel als je wat te laat binnenkwam. Bij haar kon je ook terecht voor foto’s van de “filmstars” of in de pauze voor een “frisco”.
De TV had het cinemabezoek sterk doen dalen in de jaren ‘70. Ook in Knokke verdwenen de oudere zalen. Zoals reeds vermeld: De Minerva in 1980, de Prince’s in 1985, de East Side in 1989 en de Nova in 1990.
Films gaan bekijken werd opnieuw een attractie in de loop der jaren ‘90 en werd een onderdeel van het avondleven. Grote maatschappijen zorgden in het land voor megazalen met alle comfort, gezellig ingericht, goede zetels en kwaliteitsfilm. Het huidige filmaanbod is voor jong en oud weggelegd. Sommige producties zijn geëvolueerd tot staaltjes van kunst. Belangrijke elementen zijn de “special effects” en de filmmuziek die ook reeds op CD te verkrijgen is.
Kassa van de Ciné East in 1966. De toegangsprijs was 40 Bfr voor het balkon en mezzanine, op de parquet 30 Bfr, voor de matinees was het 20 Bfr.
De familie Lamote in de hall van de East Side.
Bij de bouw van een nieuw complex op de site van het vroegere “Grand Hôtel” werd de “Beverly Screens” geopend in 1988 met vier zalen. Eerste uitbater was de heer Muylle (uitbater Ciné Kennedy, Brugge). Na zijn plots overlijden in 1987 volgde de familie Marc en Sofie Noseda hem op en baten nog steeds het cinemacomplex uit. Waar eens het eerste cinemazaaltje van Knokke stond, kwam in 1988 de Beverly Screens.
De cirkel is rond!
Bibliografie
- André D’Hont: Dagklapper uit Knokke, Hoe het groeide en bloeide te Knokke, 1976.
- Een woord van dank aan Arlette Loris en Eddy Neirinck.
Foto’s
Gh. Degroote, Archief Cnoc is Ier, D. Lannoy, A. Loris, E. Neirinck, A. D’hont.