Bokskoning: Robert Koning
Fernand Mus
Ongeveer wanneer Robert Koning als hulpmonteur gas aan de slag kon bij Desclée in Brugge, begon hij ook met boksen. Hij was nauwelijks 16 jaar oud; we schrijven 1940. Robert ging in 1984 met pensioen met 44 jaren dienst “indegaze” Het boksen stopte hij reeds in 1949, maar toch jeukt het nog altijd in zijn vuisten, hij was dan ook een van de betere boksers uit de Knokse kampioenenstal van toen.
Wanneer ik aanbel ten huize van Robert in de Meerlaan te Knokke-Heist, word ik meteen naar de sofa geloodst want de videoplayer staat klaar met een op video gekopieerd zwartwitfilmke uit 1947. Een uniek filmdocument, over een kamp Koning - De Schrijver (uit Gent) ter hoogte van de Zeedijk, in open lucht en in geïmproviseerde omstandigheden. Met hoorbare nostalgie vertelt Robert over de tijd van toen. Hij duwt me daarbij een krantenartikel in de hand uit Het Volk, waarin een zekere Dominique Segaert hem heeft geïnterviewd.
BOKSEN OP DE TRAM
Bij Robert en Rosa, bokshandschoenen en het rijkgevuld fotoalbum als “bewijsmateriaal” op tafel.
“Het” begon tijdens de mobilisatie, toen ik met andere jongens naar de Belgische soldaten stond te kijken die hier in barakken gelegerd waren. Om de tijd te doden organiseerden ze boksmatchen. En wij maar dromen om ook boksers te worden.
Dagelijks trok ik met een paar toekomstige kampioenen – Alex Sinnaeve en Leon Sys die naar de Vakschool ging – met de tram naar Brugge om er te gaan werken. Op zekere dag had ik een paar bokshandschoenen mee en werden er op de tram matchkes georganiseerd waar bij de ene de rechter- en een ander de linkerhandschoen aantrok.
De eerste jaren van de oorlog probeerden we als amateurs de bokssport te beoefenen maar we hadden nood aan een échte vereniging en een manager. Het was mijn kompaan Pierre Cochard die ex-bokser Achiel Vandeputte (door iedereen “Dupuis” genaamd) aansprak om onze trainer en manager te worden. Met Dupuis zouden we beroeps worden en een korte maar gouden boksperiode beleven die nooit meer terugkomt.
POPERINGE, 1943
Die gouden periode van de bokssport begon voor ons in Poperinge in 1943. Toen stuurde Dupuis drie van zijn “novices” naar het Kampioenschap van West-Vlaanderen.
We vertrokken ‘s morgens om 7 uur met de trein om er door de oorlogsomstandigheden, pas om 19 uur te arriveren. Alex Sinnaeve bokste er zich meteen kampioen! Cochard verloor zijn wedstrijd, maar bewees de aanwezigen achteraf overtuigend zijn kunnen “buiten wedstrijd”. Ikzelf bokste naar verluidt een prachtige wedstrijd, maar verloor op punten.
KONING VAN DE RING
Robert Koning, 16 jaar, bij de prille start van een mooie bokscarrière.
In 1945 werd ik beroepsbokser. 1945 was een vruchtbaar jaar trouwens. Ik versloeg onderandere de gevreesde Deconinck uit Moeskroen in vier ronden. Ik nam deel aan de Welterkamp (tot 66 kg) in Antwerpen waar ik nipt op punten verloor van de Bruggeling William Wims. Op5 oktober won ik van Joe All in Knokke en verdiende daarmee een premie van 1600 fr. die uitgeloofd werd door Borrek, een Pools soldaat die bij ons in de weerstand zat.
Die avond had Borrek zoveel gedronken dat hij gevaarlijk begon te schieten, zelfs op Engelse wachten die niet wisten waaraan ze het hadden en hem doodschoten ter hoogte van de Lippenslaan.
Ik spreek van 1600 fr., dat was heel veel geld. Als je weet dat ik als gasmonteur 2 frank per uur verdiende, dan kon je rekenen. Bij de liefhebbers kon je zo’n 25 fr. per kamp meepikken, bij de beroeps kon dat oplopen tot 4 000 frank.
EEN BRAVE MET TERE OREN
Mijn sterkte als bokser lag niet in mijn kracht, maar in techniek. In de pers werd ik dikwijls geprezen om mijn techniek en men had het ook over mijn “benenspel”. Iemand knock-out slaan was niet mijn stijl, integendeel, men zei dat ik te braaf was, want als ik iemand had neergeslagen dan liet ik hem eerst rustig tot zijn positieven komen alvorens verder te boksen.
Niemand heeft me ooit knock-out gebokst, maar mijn tere plek zijn mijn oren! Als ik daar klop op kreeg was dat bijzonder pijnlijk. Dokter Mattelaer (een zeer gekend figuur in Knokke-Heist) heeft ze dikwijls moeten repareren en ook mijn verzorger Omer Doossche moest er verzachtende zalfjes aan smeren.
OLIEBOLLEN EN ROSA VAN HORTENSE
Na elke boksmatch gingen we reuzels (oliebollen) eten bij Hortense, de moeder van Rosa Doossche (jawel, familie van de verzorger) met wie ik in 1947 getrouwd ben. Nog in ‘47 herinner ik mij zeer goed de overwinning die ik behaalde op de Gentse De Schrijver, ja, die van op de video. Ik heb er ook foto’s van (en die staan hier in Inkijk).
Af en toe boks ik een partijtje met mijn kleinzoon, maar da’s om de herinnering levendig te houden, want die tijd komt nooit meer terug.
Dat boksen viel stil rond 1949. Dupuis vertrok, Cochard ging naar Amerika, Sinnaeve naar Canada, anderen waagden hun kans in Brussel.
De meeste boksliefhebbers zullen zeker de verdere carrière van Leon Sys kennen. Maar ook Alex Sinnaeve was een heel knap bokser. Alex bokste tot in 1958 maar liefst 78 kampen met 51 overwinningen, zelfs tot in Australië. Hij overleed in 1986, Sys is ook al gestorven, tja, eigenlijk is de bokssport in Vlaanderen gestorven! We hebben nog wel een jaarlijkse reünie met enkele veteranen, maar daar blijft het bij.
DE ZOETE NASMAAK
Echtgenote Rosa pikt actief in op de babbel van Robert. Ze weet er alles van en ze heeft altijd graag haar Robert zien boksen zegt ze, nooit dacht ze eraan dat hij wel eens een kwade slag zou kunnen krijgen. Nu ze ouder geworden is denkt ze daar wel aan wanneer hij de bestofte bokshandschoenen nog eens opneemt tegen z’n kleinzoon.
Robert is fier op wat hij toen heeft gepresteerd en we gunnen hem en zijn Rosa “de zoete nasmaak” van harte in lengte van jaren.
Rechts: Robert en zijn verzorger Omer Dossche (de neef van zijn echtgenote).
Links: 1947, Knokke-Heist. Match tussen De Schrijver (Gent) en Koning, mét de flinke slag van Robert