Op bezoek bij de familie MONBALLYU

André Desmidt

Op de eerste dag van de grote vakantie worden we vriendelijk ontvangen door E.H. Jos Monballyu, pastoor van de hoofdkerk van Knokke-Heist.

Twee Heistenaars die nu in Knokke wonen keuvelen wat met elkaar en gaan in gedachten terug naar het Heist van voor de fusie, wijken even uit naar Zeebrugge en Oostkamp, en overbruggen een periode van ruim 200 jaar.

“Monballyu is wel een eigenaardige naam, en zeker geen typisch Heistse ?“

Vermoed wordt dat men hier met nazaten te doen heeft van een soldaat van Napoleon, op doortocht in onze Vlaamse kontreien. De eerste sporen van die naam zouden te vinden zijn in Oostkamp. Wat de betekenis van die naam is, valt moeilijk te zeggen. De analytische geest van onze gastheer wijst op een samentrekking van ‘mon’ (=mijn) en van ‘ballyu’ (= baljuw).

Naar analogie met kerk-baljuw zou men kunnen spreken van ‘mijn persoon die aan de balie staat’. Balie is hier dan de afsluiting of scheiding tussen de zittende magistratuur en de gehoorden.

De baljuw zou dan de man zijn die de orde moet handhaven aan de balie. De ‘Dikke Vandaele’ spreekt van een ambtenaar, door de landsheer met rechtspraak in een bepaalde landstreek belast.

‘Verschueren’ zegt : Afgesloten ruimte waarbinnen, bij gerechtszittingen, de pleiters hun plaats hebben.

Van Oostkamp gaan we al over Dudzele, vanwaar er ook een priester E.H. Lode Monbaliu, afkomstig is. Die schreef zeer recent nog een boek over priester Amaat Vyncke.

Ter hoogte van waar nu de Zeebrugse schuilhaven is, was vroeger een hofstede uitgebaat door Petrus Monbaliu, grootvader van Jos. Hij was gehuwd met een Deklerck.

De hofstede lag er in een panne, tot de periode dat de vissersboten niet meer op het strand van Heist konden getrokken worden met hun platte bodem.  

Er werd immers geleidelijk aan overgeschakeld naar schuiten met een kiel, die dus een schuilhaven nodig hadden. De panne van boer Monbaliu, die daar boerde voor een gezin van negen kinderen, werd uitgediept en verbonden met de zee. Daardoor moest uitgekeken worden naar een nieuwe woonst. Het is het begin van de twintigste eeuw.

Een van de dochters was getrouwd met Charles Dejonghe, aannemer die de muur van Zeebrugge heeft hersteld na de eerste wereldoorlog. Men herinnere zich dat de havendam in 1917 zwaar geteisterd werd na de slag met de Vindictive. Er werd na de oorlog trouwens van de gelegenheid gebruik gemaakt om de muur ook te verbreden.

Charles Dejonghe had dan een zoon Gustaaf, die meewerkte in het ouderlijk bedrijf naar op de werf verongelukte in februari 1928.

In deze familietak situeren zich onder meer dokter Raoul Dejonghe en volksvertegenwoordiger Manu Desutter, zoon van Anna Dejonghe.

Gezien de onteigening van de boerderij kon de grootvader van pastoor Monbaliu dus niet meer terug naar de ouderlijke woning te Zeebrugge, gebiedsdeel dat toen nog Lissewege was.

Hij vestigde zich in Heist in de Noordstraat waar hij werkte voor de gas- en elektriciteitsmaatschappij (nu EBES).

Hij maakte er de verdere elektrificatie mee van Heist.

Onder meer omwille van die specifieke tewerkstelling moest hij tijdens de oorlog niet naar ‘t leger, maar moest hij van de bezetter gewoon zijn job verder doen.

Vader Monballyu werd geboren op 7 januari 1885 en was de jongste van een gezin van 9 kinderen. Zo kwam het dat hij naar school mocht gaan. Elke dag ging hij te voet van Zeebrugge naar het Sint-Pietersgesticht te Blankenberge. Elke dag te voet door de duinen...

Uiteraard ging dit gepaard met het uithalen van allerlei fratsen. Een van de kwajongensstreken was het vangen van meeuwen, wat niet zo gemakkelijk ging.

Een maiskorrel werd vastgemaakt aan een dun koordje, wat dan een eind verder vastgemaakt werd aan het andere uiteinde aan een onder het zand verborgen stokje.

De meeuwen, minder talrijk dan nu, maar even slokkerig, pikten de maiskorrel op en slikten hem in. Het koordje zat dan goed verankerd en de zeevogel bleef sukkelen met het koordje. Bij het opvliegen moest men het stokje grijpen en kon men zo de ongeluksvogel bemachtigen. Veel handigheid kwam er eigenlijk niet mee te pas.

Of de meeuwen opgegeten werden weet men niet, maar men vermoedt van wel. Meeuwen zijn zeer vettig en men beweert dat meeuwenvet goed is voor veel kwalen.

Monballyu was een zeer rechtschapen en stipt persoon. Na de bedrijvigheid op de Zeebrugse havendam zat hij zonder werk. Wijlen burgemeester Robert de Gheldere wist dat en vroeg hem of hij niet op het stadhuis wilde komen werken. En zo startte hij op de dienst burgerlijke stand, om later bij stadsontvanger Edmond Vanbesien te werken.

Na het ontslag van ontvanger Vanbesien vroeg deze zelf aan de burgemeester of Monballyu, die reeds goed ingewijd was in de geheimen van de gemeentelijke financiën, hem zou mogen opvolgen.

De gemeenteraad hield rekening met de kwalificaties van de sollicitant en benoemde Monballyu dan ook tot gemeenteontvanger. Hij vervulde deze hoge opdracht plichtsbewust tot zijn zeventigste jaar, iets wat toen nog voorzien was.

Over zijn werk sprak ontvanger Monballyu thuis geen gebenedijt woord. Af en toe had hij het wel eens over de beslissingen van de gemeenteraad… “Zij beslissen zij wel om dit en dat te doen, maar we zullen nog moeten zorgen dat er geld ervoor is ook...”

Over politiek werd niet gesproken. Een gemeenteontvanger staat ten dienste van allen en iedereen, ongeacht rang of stand, ongeacht kleur of gezindheid.

Vader Monballyu ging op pensioen in 1955, na een rijk gevuld ambtenarenleven. We noteren dat hij zelfs een tijdje in de moeilijke omstandigheden van de oorlogsjaren, waarnemend gemeentesecretaris was.

De ere-stadsontvanger van Heist bereikte de zalige leeftijd van 89 jaar en stierf dan nog eerder onverwacht ingevolge een hersenbloeding op 31 december 1973. Het eigenlijk overlijden werd geregistreerd op 1 januari 1974, wat eigenlijk heel wat financiële gevolgen had, waarover na bijna vijftien jaar wat luchtiger kan over gesproken worden.

Op 1 januari immers werden de tarieven van de wagen voor ziekenvervoer drastisch verhoogd.., het vervoer gebeurde evenwel nog het vorig jaar. Het feit dat het overlijden vastgesteld werd op 1 januari betekende ook dat de maandwedde voor januari ook nog uitbetaald moest worden.

In de moeilijke momenten rond het overlijden heeft men daar uiteraard geen oog voor. Het leed van de familie werd wel gelenigd door de grote schare volk op de uitvaartmis, waaronder trouwens ook heel wat personaliteiten.

Moeder Irma bleef alleen achter, gelukkig in het gezelschap van dochter Maria, die de zorg voor haar ouders op zich had genomen.

Irma Bonte was de dochter van Emiel Bonte en Rosalie Bulcke. Het gezin telde drie flinke dochters. Irma zoals gezegd de vrouw van de gemeenteontvanger. Dan Maria, die getrouwd was met de melk boer Hilaire Vanhove. Die Heistenaar deed legerdienst van 1911 tot 1918...

En dan was er ook nog Pharailde

Ze hadden de bijnaam : ... van de gardens, in functie van het beroep van vader. Pharailde was getrouwd met Frans Vlietinck, met wie ze negen kinderen had. Ze stierf op de gezegende leeftijd van 94 jaar.

Frans Vlietinck was eigenlijk Franciscus en had de roepnaam: Sissen de smid.

Vader Emiel was, zoals reeds terloops aangestipt, garde, toen nog een beroep met aanzien.
Elk jaar ging hij mee met de lotelingen naar Damme, waar bepaald werd wie legerdienst moest doen en wie niet. Het was een hele klus om die jonge mannen samen in Damme te krijgen...  maar nog een grotere opdracht om ze weer samen thuis te brengen.
 
De enen dronken van vreugde omdat ze uitgeloot waren en dus geen legerdienst moesten doen... de anderen verdronken hun verdriet.  

Onder de jongelieden waren steeds twee blokken: die van ‘t Noorden en die van 't Zuiden. We zouden ook kunnen zeggen: de boerezoons en de anderen.

Na wat ophitsend gezang kwam het steeds tot handtastelijkheden vooral op het ogenblik dat ze de vaarten moesten oversteken.

Het strijdlied was toen :

En ‘t Noorden dat zo schone blinkt
en ‘t Zuiden dat naar koeiestront stinkt ...

Viva ’t Noorden, Heist is hier, Heist is hier
Viva ‘t Noorden, Heist is hier.

De garde woonde in de Pannestraat op de hoek met de Moeffe, toen nog een steegje. Rondom was het duin en men had er een huisje met een tuintje.

In de magere grond werden toch allerhande groenten gekweekt om op te eten en tomaten als versiering.
De rijpe rode tomaten fleurden de hof wat op en vervingen eigenlijk de schoonheid van de bloemen. Bloemen kweken en snijbloemen in huis was toen nog geen gewoonte bij het gewone volk.

Zij woonden daar eigenlijk vredig tussen de vele vissersgezinnen. Waard om te vermelden is wel dat zij het laatste koppel waren dat getrouwd werd in de oude kerk van Heist (ter hoogte van het vroegere oude kerkhof en naast het Boerenhof).

Zij volgden trouwens van nabij de bouw van de nieuwe kerk, bouw die gepaard ging met heel wat moeilijkheden. De aannemer trok er immers op een bepaald ogenblik vandoor met het geld naar Amerika. Hierdoor moest de kerkfabriek heel wat bezittingen aanspreken om het huis God’s toch te kunnen afwerken. Dat verklaart onder meer waarom de kerkfabriek Heist niet zo goed bij kas zit.

Keren we nu terug naar de ouders van Jos Monballyu. Moeder Irma werd geboren op 18 mei 1885 (ook de geboortedag van de huidige Paus).

Na een vrijage van een tiental maanden trouwden ze, nadat ze evenwel eerst reeds een huis hadden gebouwd. Een uitzonderlijke toestand voor de tijd van toen. Het huis staat er nog steeds, Sint-Jozefsstraat 26, en wordt thans bewoond door de dochter Maria.

Ze trouwden ook zeer laat.., namelijk om 9 uur ‘s morgens... Dat was uitzonderlijk laat in die tijd.

Pastoor Froidure zegende het huwelijk in in de kerk van Sint-Antonins Abt, zowat bij de buren.., we noteren 23 april 1913 (later een belangrijke datum, namelijk de herdenking van Saint-George-Day, zeeslag in 1917).

En toen kwam er een volgende generatie Monballyuutjes...

Emiel de witte pater

De eerste was een zeer freel jongetje, die aanvankelijk bijzondere zorg nodig had. Hij liep school in de frères te Heist, doch veranderde van school toen hij na een accidentje met een tand minder naar huis kwam.

Van toen liepen de kinderen school in de gemeenteschool. Later ging Miel, net zoals zijn jongere broers, naar ‘t College in Oostende. Daar vroeg men van de ouders een zware financiële inbreng, zodat moeder Irma een frank bij moest verdienen met naai-en verstelwerk thuis.

Moeder Irma ontpopte zich tot naaister van “trouw- en rouwkleren” en had wat men noemt een goede clientèle. Toch moest zij als moeder van zes kinderen vaak ‘s nachts doorwerken, vooral wanneer het rouwkleren betrof.

Na het College te Oostende trad Miel in bij de Witte Paters en vertrok na zijn priesterwijding met het eerste vliegtuig na de oorlog dat vloog naar Afrika. Een vliegtuig vol missionarissen.

Maar ondanks deze hoogstaande passagiers ging het niet te katholiek met het vliegtuig, want het moest een noodlanding maken in de Sahara, waardoor de paters een grote afstand te voet moesten afleggen tot Philippeville.

Miel kreeg er zijn vuurdoop als jonge priester-missionaris. Na 11 jaar kwam hij voor de eerste keer terug naar Heist. Nu is hij reeds 42 jaar werkzaam in Zaire, maar komt wel regelmatiger naar huis terug,

Maria van ‘t Kinderwelzijn

Zoals reeds aangestipt bewoont Maria nog steeds het ouderlijk huis waar zij vader en moeder steeds met de beste zorgen heeft omringd.

Zij had vroeger een eerder zwakke gezondheid... maar in Heist zegt men dat krakende karren het langst blijven lopen. Zij was een rappe leerlinge en ging naar school bij de zusters te Heist. Wellicht is het een microbe uit het gezin, maar ook zij stelde zich actief op en nam haar taak op in het sociale leven. Zo was zij medestichter met E.H. Noreeuw van het Kinderwelzijn te Heist. Organisatie waarin zij tot op heden actief is.

Maria was ook ijveraarster van de H. Hartbond en het zal niemand verwonderen dat zij ook een speciaal boontje heeft voor de missiewerking met 2 broers-missionarissen.

Als bewoonster van het ouderlijk huis ontvangt zij nog regelmatig de broers “thuis”. Zij is nu de ideale binding van de familie.

Piet de Deputé

Bij de Monballyu’s kwam er na elke jongen een meisje en na elk meisje dan weer een jongen. Na Maria kwam Piet.
Piet liep in het spoor van zijn broer gemeenteschool in Heist en college in Oostende, in ‘t internaat.

Hij begint er als goede leerling met latijn, doch dit zint hem niet en de resultaten zijn navenant. Omwille van de lage score gaat hij over naar het vijfde jaar “commerce”. Hij komt er als eerste uit, doch hij aardt zich ook daar niet en wil naar de vakschool voor timmerman.

Daar vindt hij zijn draai en beëindigt elk jaar als primus. Reeds op school richt hij de K.A.J. op, komt zo in kontact met latere voormannen uit de christelijk-sociale sector zoals Marcel Vandewiele die leerde voor drukker. Later stichtte Piet ook de K.A.J. in Heist. Hij trouwde met Maria Dhaene, familie van E.H. Alfons Beel, proost van K.A.J. West-Vlaanderen en persoonlijke vriend van de stichter van de K.A.J. kannunik Cardijn. Zijn vrouwtje uit Meulebeke was dus ook zeer vertrouwd met deze sociale organisatie.

Na de vakschool werd hem gevraagd of hij vrijgestelde wilde worden voor de K.A.J.
Omdat er bij de Monballyu’s nog andere waarden waren dan geld, werd daar positief op gereageerd, waardoor Piet Monballyu later ook terecht kwam in Brussel, waar hij andermaal Marcel Vandewiele ontmoette.

Later werd hij gevraagd als secretaris van het A.C.W. in het Kortrijkse, waardoor het nog maar een kleine stap was naar de politiek. Uiteindelijk kwam hij als C.V.P.-mandataris terecht in de provincieraad van West-Vlaanderen, waar ook de Heistse Burgemeester J.B. de Gheldere een prominent figuur was. Twee Heistenaars die aan politiek deden vanuit verschillende invalshoeken, figuurlijk elkaar in de haren zaten, maar toch positief dezelfde waarden verdedigden.

Piet Monballyu was jarenlang Deputé of Bestendig Afgevaardigde in West-Vlaanderen en geniet nu van een welverdiende rust. Wanneer Heist nog eens een Député krijgt blijft een open vraag...

Zuster Johanna

Na Piet kwam er weer een meisje: Jeanne. Zij liep net als Maria school bij de zusters te Heist, waar zij trouwens na haar studies ook binnentrad. Zij werd religieuze bij de Zusters Onbevlekt Ontvangen te Heist.
Zij had artistieke begaafdheden, zoals tekenen en muziek. Het lag dus voor de hand dat zij ook die talenten optimaal zou gebruiken.

Zij werd dan ook wat men nu zou noemen lerares plastische kunsten. Aldus kon zij haar eigen kunde doorgeven aan de jongeren met een grote bezieling en creativiteit.

Bij de bouw van de kliniek te Knokke, een van de vele initiatieven van de zusters, verhuisde zij naar Knokke en werd werkzaam in de kliniek, in het laboratorium.

Zuster Johanna was er de nauwe medewerkster van dokter Boelaert, de arts die bij zeer velen goed gekend was. Te noteren dat dr. Boelaert de eerste persoon was die begraven werd op het nieuwe kerkhof, de parkbegraafplaats te Westkapelle.

Gans de week had zij een drukke beroepsactiviteit, doch tijdens de week zowel als tijdens de weekends droeg zij de verantwoordelijkheid voor de kapel. Vele kleine Heistenaartjes, geboren in ‘t moederhuis van de kliniek Onze Lieve Vrouw ter Linden, werden voor het doopsel gedragen door die zuster Johanna. Bij het nakijken van de oude foto’s zult u ze zeker herinneren en herkennen.

Haar vele kontakten met de jonge moeders en de familie waren voor haar aangename momenten in haar drukke leven. Na het overlijden van dr. Boelaert leefde zij eerder wat teruggetrokken en had af te rekenen met depressies. Tot aan haar dood bleef zij evenwel omringd door de goede zorgen van alle mede zusters.

Pastoor Jos

Ooit had men in het college van Oostende vier muzikanten uit één familie: de vier zoons van Monballyu uit Heist. Het was de goede oude tijd... toen Jos nog geen eerste viool speelde, maar zich voorbereidde op het priesterschap, waarvoor hij eerst het klein-seminarie te Roeselare doorworstelde, om later de studies af te werken aan het Grootseminarie te Brugge.

Na het seminarie kwamen de oorlogsjaren, met veel hongeren en bange dagen. In 1946 werd hij priester gewijd door Mgr. de Hemptinne, missiebisschop en apostolisch vicaris van Katanga. De wijding had plaats in de abdij van Zevenkerken.

Waarom hij niet samen met de andere seminaristen gewijd werd door de bisschop van Brugge was doordat Jos Monballyu het laatste jaar ziek viel, en dus vertraging opliep. Eind goed, al goed evenwel. In 1947 werd hij als jonge priester onderpastoor in een gedroomde parochie, Hemelgem. Hij voelde zich dus onmiddellijk in de hemel in dit dorpje bij Izegem.

In 1958 stond hij voor een zware beslissing, wat een keerpunt in zijn leven zou betekenen. Het was in dit jaar van de wereldtentoonstelling dat Mgr Desmedt, bisschop van Brugge een reis ondernam naar de missiegebieden, onder andere Belgisch Kongo waar veel West-Vlamingen als missionaris werkzaam waren.
De bisschop was zeer onder de indruk van hun levensomstandigheden en bij zijn terugkomst deed hij een oproep naar alle parochiepriesters om te vertrekken naar de ontwikkelingslanden.
Enkelen reageerden positief en werden missionaris. Jos Monballyu voelde zich niet zo geroepen, maar... Na een persoonlijk onderhoud met en ver zoek van de Brugse bisschop werd hij korte tijd nadien een “witte paster”.

Gekleed als de Paus kwam hij in Heist preken, kort voor zijn vertrek naar Kongo. In het spoor van zijn broer Emiel werkte hij er hard en maakte van zeer nabij de evolutie mee van koloniaal regime naar onafhankelijke staat Zaïre. En dit in zeer moeilijke omstandigheden.

In Kongo, wat in 1960 Zaïre werd, maakte hij er de evolutie mee van koloniale staat naar autonoom ontwikkelingsland. Iedereen herinnert zich nog wel de gruwelen waarmee zulks gepaard ging. Roven, moorden, verkrachtingen, onrust en onzekerheid. Zelf werd E.H. Monballyu 19 keer beroofd. In 1973 werd het hem te zwaar en kwam hij terug naar België, waar hij op 15 augustus 1973 (nu toch ook reeds 15 jaar) in alle stilte geïnstalleerd werd als pastoor van de H. Margaretaparochie te Knokke, en meteen ook pastoor van de hoofdkerk van Knokke-Heist.

Ondertussen is zijn statige pastorie (dit jaar 50 jaar oud) uitgegroeid tot een jeugdherberg of toevluchtsoord van allen die in moeilijkheden verkeren. “Klopt en u wordt opgedaan” is hier geen ijdel woord. Als het kan wordt je er met open armen ontvangen, maar vooraf weet je nooit wie de deur zal opendoen.

Pastoor Monballyu ijvert te Knokke vooral voor het in ere herstellen van de oude kerk van Knokke, of wat er van waardevolle voorwerpen nog van overblijft.

Anderzijds liet hij ook een uurwerk installeren in de toren, uurwerk dat met de precisie van de Zwitsers ons de juiste tijd meldt want het wordt via telecommunicatie bestuurd vanuit Geneve.

De kerktoren is blijkbaar de “dada” van de pastoor, want hij liet er ook een klokkenspel installeren, en voorziet ook geleide bezoeken aan Knokke’s hoogste bouwwerk.

Robert de koster

Na het college te Oostende ging Robert op advies van thuis naar de universiteit voor de apothekerstudies. Robert zag het evenwel méér zitten in de muziek, en met verliefde blikken keek hij telkens weer naar het kerkorgel, waarop na enige tijd niemand mocht spelen... behalve Robert.

Zus Maria werkte vroeger waarschijnlijk een beetje in ‘t zwart, want zij had een speciaal spaarpotje voor broer Robert, waarmee zij de opleiding in de muziek van broer Robert betaalde.

Koster Raeckelboom had een boontje voor Robert van de ontvanger. Hij liet hem dan ook geregeld spelen. Op een middag zat de koster wat profijtig op zijn stoeltje achter ‘t orgel, bij zoverre dat hij er op een gegeven moment afviel en een heupbeen brak. Robert werd aangesproken om even in te springen en dezelfde namiddag van het ongeval probeerde hij reeds de vespers.

Hij had succes en gelet op zijn kloeke stem bleef hij invaller voor de ganse duur van de ziekte van de koster. De arme man overleefde uiteindelijk zijn val niet en zo werd de droom van Robert werkelijkheid, heer en meester van het kerkorgel, spelend onder het welwillend oog en oor van pastoor Masschelein.

Robert werd aangesteld als koster.

Tijdens de oorlog dook Robert onder bij de kajotterscentrale te Brussel, waar hij tijdens een razzia tot op het dak moest vluchten. Te Brussel leerde hij ondertussen de stiel van fotograaf. Zijn beroepscarrière eindigde hij bij EBES, waar hij contactpersoon was voor de slechte en moeilijke betalers.

We hopen dat de achtbare lezer genoten heeft van dit panoramisch overzicht van een voorname familie uit Heist.., en er komen er nog.

Op bezoek bij de familie Monballyu

André Desmidt

Heyst Leeft
1988
03
009-015
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:44:32