Verslagen - Vlaamse Kunst op Perkament

Jacques Larbouillat

11 Oktober 1981: echt herfstweer op de binnenkoer van Gruuthuse. De bruingele bladeren en de groene, opgejaagd door de wind, spelen “kat en muis”. Voorzitter René De Keyser telde meer dan 30 personen (omwille van de toegangsprijs!) bij de suppoost van dienst.

De heer W. Le Loup, conservator, ontving de leden van Sint-Guthago in de Wapenzaal, waar hij met grote kennis van zaken en vol humor, het vervaardigen van de handschriften en de miniatuurkunst uiteenzette. Nadien begeleide hij ons door deze unieke tentoonstelling, waar de nadruk werd gelegd op de handschriften uit Brugse instellingen van de 12de  tot de 16de eeuw, alsook op deze afkomstig uit de abdijen van de kuststreek.

Gedurende de middeleeuwen was de gebruikelijke vorm van een handschrift de boekvorm, zoals we die thans nog kennen. De productie van een handschrift was vrij ingewikkeld. Diverse specialisten kwamen er aan te pas. Eerst moest de drager worden klaargemaakt.

Hiervoor gebruikte men perkament. Het beste perkament kwam van schapenhuid. Om een groot boek te maken moest een ganse schapenkudde onder het mes! Het vel onderging verschillende bewerkingen: zoals het weken in een kalkbad en het schoonschrapen.

Vervolgens werd het vel op maat gesneden. Voor boeken met grote afmetingen, vouwde men de vellen éénmaal in het midden; waarna telkens een aantal van zulke dubbelgevouwen bladen tot katernen werden samengevoegd. Bij handschriften van kleiner formaat, werden twee onversneden vellen elk tweemaal geplooid en daarna in elkaar geschoven: dit leverde een kwartoformaat. Een octavoformaat bekwam men door één vel driemaal te vouwen. Voor het plooien en de wijze van samenvoegen waren trouwens verschillende formules in omloop.

Met het oog op het regelmatig uitzicht van de katernen bakende men vervolgens de schrijfruimte af. Binnen de schrijfruimte trok men de schrijflijnen. In de marge werd soms in cursief schrift aangegeven waar de teksten moesten staan. Bij het maken van de lay-out werd ook de plaats van de miniaturen aangewezen. De liniëring van een handschrift gebeurde bij middel van prikken. Voor het prikken werd een droge naald gebruikt; wat het voordeel bood dat men door meerdere vellen tegelijk kon doordrukken.

Dan kon de kopiïst aan het werk, Op basis van een legger op model, schreef hij een tekst zo correct mogelijk over. Wegens de soms lange duur van het schrijfwerk, de ongeriefelijke houding en de soms barre omstandigheden waarin het moest geschieden, was deze arbeid geenszins te onderschatten. Na het eigenlijk kopiëren van de tekst, waarvoor gewoonlijk zwarte of bruine inkt werd gebruikt, volgde het rubriceren. Met rode inkt werden bijzondere aanduidingen aangebracht in verband met de structuur van de tekst, zoals titels en paragraaftekens.

De miniaturist begon pas wanneer de kalligrafie van het handschrift voltooid was. Het begrip “boekverluchting” moet zeer breed worden opgevat, om ze van illustratie- en decoratievormen te voorzien.

Op de laagste trap staan de eenvoudig vergrote letters van één of meerdere regels hoog en in één kleur uitgevoerd. Soms worden ze verlevendigd met gekleurd penwerk dat de letter geheel omgeeft en eventueel uitloopt in de marges.

Een trede hoger staan de gedecoreerde aanvangsletters, uitgevoerd in diverse kleuren en vaak opgesmukt met bladgoud.

Verder is er de gehistoriseerde aanvangsletter. Verschillende varianten kunnen hier worden onderscheiden: men poogde de vorm van het initiaal na te bootsen bij middel van mensen of dieren, die zich speels plooien of gebaren maken als acrobaten. Een bijzonder succes kende, in de latere middeleeuwen, het type waarbij in het oog van de letter een thema of verhaal wordt uitgebeeld.

De boekenillustratie onderging een grote evolutie. Terwijl in het begin, de achtergronden effen waren geschilderd, of hoogstens voorzien van een decoratief patroon, werd sedert de gotiek aandacht besteed aan de weergave van een interieur of van een landschap. Aanvankelijk was dit nog sterk gestileerd, doch op het einde van de middeleeuwen kregen de achtergronden. een realistisch en 3-dimentioneel uitzicht.

Miniaturen werden ook op afzonderlijke bladen geschilderd, die al dan niet in de manuscripten konden worden ingelast als tekst illustratie.

Tenslotte moest het handschrift ingebonden worden. De binder gebruikte meestal houten borden die met leder werden overtrokken. Soms werden deze versierd met koperen garnituren, ivoor, emailwerk of edelstenen. De handschriften werden vaak van sloten voorzien en van een ketting om aan de lessenaars te worden bevestigd tegen diefstal.

De kostprijs van een verlucht handschrift mag vergeleken worden met de kostprijs van een huis!

Gedurende de rondgang konden wij ons in de loop van de namiddag, een idee vormen van de soberheid der handschriften uit de ateliers van de cisterciënzersmonniken van de Duinenabdij en van Ter Doest. Alhoewel Jan Crabbe, Abt van Ter Duinen en mecenas (tweede helft van de 15de  eeuw) prachtig versierde handschriften kocht. Monnik Adriaan de But, kroniekschrijver van Ter Duinen, waagde in zijn handschrift zelfs een grapje op zijn Vader Abt. Zijn tekening in een R-initiaal stelt een potvis (But) voor, die gebeten wordt door een krab (Crabbe).

Verder waren er de prachtig verluchte getijdenboeken, eertijds het statussymbool bij rijke kooplui en burgers. Naast de godsdienstige werken, kregen de profane werken evenveel aandacht. Een streling voor het oog en van een verblindende schoonheid waren de miniaturen in de manuscripten uit de librije van Lodewijk van Gruuthuse!

Al bij al was het voor ons een leerrijke, interessante en welgevulde namiddag in de merkwaardige sfeer van het Gruuthusepaleis.

Verslagen - Vlaamse Kunst op Perkament

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1981
04
179-181
Chantal Dhont
2023-06-19 14:44:32