Symbolen in grafschilderingen
Archetypen, syncretisme, runnen-tekens, mythen en legenden.

Jan van Hinte

Wie honderden uren heeft moeten doorbrengen in nauwe grafkeldertjes, om van de religieuze afbeeldingen aan de binnenkant ervan nauwkeurige kopieën te maken, heeft daarmee ook veel tijd gehad om na te denken waarom die grafschilderingen daar werden gemaakt. Er zijn jammer genoeg geen schriftelijke bronnen uit die tijd beschikbaar, waarin werd verklaard wat de bedoeling was van die voor ons interessante, meermalen knap getekende en goed gekleurde afbeeldingen. Waarom ook zou men schriftelijk vastleggen wat men toen zo goed begreep.

Maar wij kunnen ons maar moeilijk verplaatsen in de gedachtewereld van de hier wonende mensen uit de 13de  tot en met de 16de eeuw. Het is duidelijk aangetoond dat toen zeer grote waarde werd toegekend aan symbolen en. symbolische handelingen. Vandaar de vaak uitgebreide rituelen bij de drie belangrijkste gebeurtenissen in het leven van de mens; geboorte, huwelijk en dood. Nergens golden echter zoveel voorschriften voor de juiste symbolen en magisch religieuze handelingen als bij de dood en de dodenverzorging.

Als we daar eens rustig over nadenken zien we het zinvolle daarvan in. Geboorte en huwelijk zijn natuurlijk belangrijk in het leven, maar de dood is onverbiddelijk en brengt niet alleen verdriet, maar ook vaak grote moeilijkheden in het leven van de nabestaanden. Bovendien vreesde men dat de overledene wraak zou nemen op ieder die hem tijdens zijn leven leed had toegebracht of schade had berokkend. Dat kon alleen worden voorkomen als men daartegen de juiste magische afweermiddelen nam.

Daarom leidt elke poging een verklaring te geven van symbolen noodgedwongen tot uiteenzettingen hoe de mens, vanaf de vroegste tijden, heeft geprobeerd de hem omringende mysteries van het leven en de dood te kunnen aanvaarden en draaglijk te maken door het toepassen van symbolische riten en daarbij tevens het mysterie uit te beelden in symbolen.

Waarschijnlijk onder invloed van de kruistochten is hier de gedachte opgekomen dat in de afbeeldingen van Christus zijn goddelijke kracht en genade aanwezig was. Ditzelfde gold, zij het in mindere mate, ook voor afbeeldingen van Maria, engelen, apostelen, heiligen en zeker ook voor die van kruisen. Men hoopte dus wellicht dat de apotropaeïsche (onheil afwerend) kracht van de dode omringende grafschilderingen, de “Realpräsenz” dus, afdoende bescherming tegen boze invloeden zou bieden tot aan de dag der opstanding.

Mogelijk hebben we hiermede de belangrijkste reden aangegeven waarom men kosten nog moeite spaarde om de binnenkant van het graf te doen beschilderen met religieuze voorstellingen. Maar waar de mens de eeuwen door graag anders machtiger, voornamer heeft willen zijn dan zijn medemens zal logischerwijs een beschilderd graf als statussymbool toch ook hebben meegespeeld. Want alleen degene die over voldoende geld en aanzien beschikte kon zo'n graf laten maken. Het gewone volk werd ter aarde besteld in een grafkuil op het kerkhof. Soms in een doodskist, soms op een plank of niet zelden ook alleen maar gewikkeld in stro. Soms werd doelbewust een "arme" begraving in stro gekozen omdat stro een werkzaam afweermiddel was tegen boze geesten.

Het moet voor degene die de grafschilderingen moest aanbrengen geen geringe opgave zijn geweest in de weinige uren die hem ter beschikking stonden de vier, zes of acht schilderingen op de nog natte pleister aan te brengen. De regel was immers dat binnen 24 uur werd begraven. De grafkuil moest worden gegraven, de zijwanden van het graf gemetseld en bepleisterd voor de schilder kon beginnen. Dit moeten we goed in het oog houden als we een oordeel uitspreken over deze schilderingen, buitendien mocht de schil­der tijdens zijn werk geen stem zoeken tegen de nog niet hard geworden grafwand. En bij licht moest hij werken. Een anderhalve meter beneden de kerkvloer, in een smalle ruimte waar zelfs overdag nauwelijks licht genoeg was. 's Nachts, wat waarschijnlijk meestentijds noodzakelijk was, bij flakkerend kaarslicht.

Tenslotte moet nog "clementie" worden gevraagd voor de soms minder geslaagde afwerking van de graf- schilderingen vlak boven de bodem van het graf. Daar moest worden gewerkt meer dan een decimeter onder ooghoogte, geknield of in hurkhouding. En dan kan men, ook naar eigen ervaring, eigenlijk niet tot behoorlijke resultaten komen. Daarom moeten we oprechte bewondering hebben voor wat deze (anonieme) "beilde scrivers" toen hebben gepresteerd.     (1)

De conclusie dat de grafschilderingen, die in de 13de  t/m 15de  eeuw in het vroegere graafschap Vlaanderen werden gemaakt, een symbolische betekenis hadden, komt overeen met de conclusie van Mgr. Wilpert, dat aan alle voorstellingen in de catacomben een zuiver symbolische interpretatie moet worden gegeven, ongeacht de herkomst. Ook nam hij aan dat het symbool moest zijn gekozen ter wille van zijn verband met de dood.    (2)

Hoogstwaarschijnlijk was de symbolische betekenis der grafschilderingen dus het belangrijkste. De mensen begrepen die be­tekenis toen ook. Een beschrijving van de stijl waarin geschilderd werd kan hier gevoeglijk achterwege blijven. Evenals een opsomming van de gebruikte verven en eventuele bindmiddelen. Ook de invloed, die zeker aantoonbaar is, van de miniatuurschilderkunst. Beperking dus tot een poging een verklaring te geven van die symboliek.

Een nog grotere beperking in het aantal grafschilderingen dat zal worden beschreven. Er zijn immers na de tweede wereldoorlog enorm veel grafschilderingen aan het daglicht gekomen in het N.W. deel van het vroegere graafschap-

Vlaanderen. In kerken en kapellen die in de tweede wereldoorlog min of meer ernstig waren beschadigd. Ook in tal van reeds vroeger gesloopte kerken werd en wordt een onderzoek ingesteld naar grafschilderingen. Ook bij toeval werden er een aantal ontdekt.

Drs. W.P. Dezutter gaf in zijn "Kunsthistorische en archeologische studie" van de verspreiding van de aan de binnenkant beschilderde graven, het volgende overzicht :

Verspreidingsgebied van de beschilderde grafkelders     

1.Vlaanderen:    

  • St. Andries-Brugge
  • Brugge
    • Annunciatenkerk
    • H. Bloedkapel
    • St. Donaaskerk
    • St. Jacobskerk
    • St. Janskerk
    • Kerk der paters Augustijnen
    • St. Nicolaaskapel
    • O.L.V. kerk
    • St. Salvatorkerk
    • Schilderskapel
  • Damme
  • Doornik    
  • Eename
  • Ettelgem
  • Gent
    • St. Baafsabdij
    • St. Pietersabdij
  • St. Gillis
  • Harelbeke
  • Komen
  • Kortrijk     
  • St. Kruis-Brugge
  • Mechelen
  • Nieuwpoort
  • Nijvel
  • Oostkerke
  • Waasten
  • Watervliet

2. Zeeuws-Vlaanderen:

  • Aardenburg
    • St. Baafskerk
    • Mariakerk
  • St. Anna ter Muiden
  • Axel
  • Hannekenswerve
    • St. Nicolaaskerk
  • Hulst
  • Zuiddorpe

3.Overig Zeeland:

  • Buttinge (Walcheren)
  • Emelisse-weie (verdronken plaats)
  • Kapelle (Zuid-Beveland)
  • Middelburg:
    • St. Maarten of Westmonster-kerk en het voormalige  Augustijnerklooster,  en Korte Brug (buiten de abdij)
  • Waarde (Zuid-Beveland)

4.Overig Nederland:

Provincie Utrecht

  • Utrecht
    • St. Janskerk
    • Mariakerk
    • St. Pieterskerk

Provincie Zuid-Holland :

  • Noordwijk Binnen
  • 's Gravenhage
  • Loosduinen
  • Wassenaar

Provincie Noord-Holland :

  • Egmond-Binnen

Provincie Noord-Brabant :

  • St. Michielsgestel

Provincie Gelderlarid :

  • Ellekom

5.Frankrijk:

  • Ham-en-Artois (Pas de Calais)
  • Chouzy (bij Blois, Loir et Cher)
  • Ivry la Bataille (l’Eure)

6.Duitsland:

  • Bonn
  • Gelders
  • Keulen
  • Lubeck

In het vroegere Hannekenswerve (2 km ten oosten van Sluis) werd in 1964 een unieke grafschildering blootgelegd tijdens een opgraving in de "verdwenen" St. Nicolaaskerk. Deze kerk was in de tachtigjarige oorlog verwoest. Over de restanten werd na 1648, de "Vrede van Munster", een zeedijk aangelegd.

afbeelding 5Afbeelding 5

Deze grafschildering in graf 18 stelde Maria voor met het Kindeke Jezus op de arm. In haar rechterhand hield ze de scepter, gekroond met de lelie (eigenlijk de iris, lisbloem, de Lis). Het werkelijk unieke van deze grafschilde­ring was een zwarte vogel op de leliescepter. Een kraai of een raaf.

Daar geen tweede grafschildering bekend was van een zwarte vogel op de leliescepter is veel moeite besteed aan het behoud ervan. De metselkalk en de pleisterlaag waren echter van te inferieure kwaliteit zodat ze is verloren gegaan. Wel is een nauwkeurige kopie, op ware grootte, gemaakt en zijn kleurenfoto’s genomen.

De leliescepter is heel wel te verklaren. Maria is immers koningin van de hemel, van de aarde en van het dodenrijk. Haar macht wordt hier gesymboliseerd door scepter en lelie.

Ook de macht om genade te verlenen. Vóór het jaar 1000 komt de lelie reeds voor op de boekband van de Gouden Codax van Echternach in de betekenis van "Heilige Geest".

In de tijd dat deze grafschilderingen werden gemaakt droegen keizers, koningen, hertogen e.a. veelal de "lelie-scepter of leliestaf" als symbool van hun macht.    (3)    Deze macht werd toen symbolisch ook wel tot uiting gebracht door de rietstengel. Hier kunnen we dus aannemen dat de grondgedachte van deze beide symbolen, iris, en riet, werd gevormd door het begrip dat alle leven is ontstaan uit het water, het “oer-water”.

"Lelie" zowel als "riet" zijn dus in oorsprong een symbool voor "leven". De Franse "lelie" symboliseerde zeker ook de macht van de koning ("bij de gratie Gods") om het leven van zijn onderdanen te beschermen, ook tegen eventuele vijanden, naast de macht om hun leven te nemen.    (4)

Als symbool voor herleving kwam (en komt) de lelie voor op de doopvonten. Bij het dopen stierf (en sterft) de in zonde geboren mens en volgt zijn onmiddellijke herleving door het doopwater (levenswater).

De lisbloem heette ook wel eiberbloem of ooievaarsbloem. De ooievaar kwam tegelijk met de lente, het nieuwe leven. Symbolisch werd hij als drager en brenger van de nieuwe baby’s beschouwd.

afbeelding 6Afbeelding 6

Redenen dus te over om de lelie op de scepter van Maria te kunnen zien als symbool voor het leven. In dit geval in het graf, mogelijk als symbool voor de wederopstanding.

Bij de Germanen werd de noordrichting aangegeven door een lelie. De verblijfplaats van Wodan, Walhal, lag in het noorden omdat de poolster de enige ster aan de sterrenhemel is die altijd op dezelfde plaats staat en waar alle sterren omheen draaien. Dat ene vaste punt was dus heilig. Deze lelie heeft zich tot nu toe weten te handhaven als noordrichting op kaarten.

Eeuwen en eeuwen voor de geboorte van Christus was in het Tweestromenland de lelie het symbool voor het licht en voor reinheid. Ook dat is een van de redenen dat Maria zo vaak wordt afgebeeld met de lelie. Op Middeleeuwse voorstellingen van de "verkondiging" vaak met drie lelies in een vaas.

De vogel op de scepter levert nog meer mogelijkheden, dus nog meer moeilijkheden op dan de lelie. Mogelijk heeft er heel vroeger zelfs een bepaald verband bestaan tussen beide symbolen.

De grondleggers van het onderzoek naar oud-Duitse sagen en sprookjes waren de gebroeders Grimm. In het sprookje "De twaalf broers"    (5)    staat dat deze twaalf in raven veranderden toen hun zusje de twaalf lelies bij hun huisje afplukte. Alleen door zeven jaren lang geen woord te zeggen en zelfs niet te lachen kon het zusje hun dood voorkomen en hen na het verlopen van die termijn weer als broers omhelzen. Hier wordt een duidelijk verband gelegd tussen lelies en raven al blijft dat verband in het sprookje geheel in het duister.

De zwarte vogel die hier op de lelie zit zal, naar we mogen veronderstellen, een raaf moeten voorstellen, maar hij lijkt meer op een kraai. Misschien, als de pleisterlaag wat gladder was afgestreken, waren de eventueel geschilderde afhangende keelveren te onderkennen geweest. Maar wat de lengte van de staart betreft lijkt er een raaf te zijn afgebeeld. Men zal echter in die tijd, deze vogel best als een raaf hebben willen zien.

Aan een kraai zal men wel niet gedacht hebben, vooral niet als men bedenkt dat de raaf in de Christelijke godsdienst vaak het symbool is geweest voor de ongelovige of de afvallige. De kans is echter gering dat de in dit graf afgebeelde raaf zou beduiden dat hier zo iemand zou zijn begraven.

afbeelding 7Afbeelding 7

In de hermeneutiek van de kerkvaders lezen we dat Christus en de duivel meerdere symbolen gemeen hebben, zoals leeuw, vis, vogel. Die vogel als symbool zowel voor Christus als voor de duivel kan zowel een adelaar als een raaf zijn. De nachtraaf (nycticorax) is in de middeleeuwen één van de symbolen geweest voor Christus. Eén van de symbolen voor Wodan was dus bij de invoering van het Christendom heel gewoon overgegaan op Chris­tus. Het is dus mogelijk dat de raaf op deze grafschildering het symbool is voor Jezus.

Zouden we kunnen veronderstellen dat er in Hannekenswerve toen mensen waren met alchemistische denkbeelden, of eerder nog dat de man die deze grafschildering maakte een alchemist was, dan zou men kunnen concluderen dat de raaf hier de "nigredo" (=verrotting of ontbinding) voorstelt. Op afb. 7 wordt duidelijk aangegeven dat de geest en de ziel het lichaam hebben verlaten. Wat resteert is het "ontzielde" lichaam, waarvan de raaf die op het lijk zit het symbool is. Dat ontzielde lichaam is de “nigredo”, het tot stof wederkerende. Dus tot aanvangstoestand van de  materie.    (6)

We zullen wel nooit weten wat en hoe de mensen toen bij deze grafschilderingen hebben gedacht. Maar we kunnen beslist de gedachte niet uitsluiten dat men, meer dan zes eeuwen geleden deze zwarte vogel op de scepter als, symbool voor de Christus en/of als symbool voor de wederopstanding heeft beschouwd.

Over de zwarte vogel op de lelie-scepter van Maria in graf 18 in Hannekenswerve schrijft prof. F. van der Meer : "Vreemd is de zwarte vogel op de “fleur-de-lys” scepter van Maria. Men ziet wel meer scepters bekroond met een vogel, puur decoratief. Zij komen voor in de profane miniaturen, altijd bij koningen, en rechters. Het betekent geloof in niets. Maar hier is de vogel zwart en zit op de scepter, op de lelie, dat is vreemd. Een zielenvogel kan het niet zijn, want die is altijd wit en die beeldt men in de 14de  eeuw nooit meer af. Dat gaat niet verder dan van de oudheid tot in de vroege middeleeuwen. Dan is het ui. In de boeken over Bestiares is, zover ik kan nagaan, geen parallel te trekken. Conclusie : ik weet het niet.

Vele volken over de hele wereld, hebben deze intelligente vogels op de een of andere wijze als een heilige vogel beschouwd. Bij de Germanen lichtten de beide raven Higinn en Muninn Wodan (Odin) in over alles wat er in de wereld gebeurde. Goddelijke raven hebben de Kelten op hun zwerftochten geleid. In de klassieke wereld was de raaf toegewijd aan de lichtgoden Apollo, Helias en Mithras.

In Egypte was de vogel o.a. de mythische verschijningsvormen van de "Zoon Gods”. Bij groepen palaeolithische Siberiërs werd de ziel als vogel uitgebeeld op de toverstaf.

Bij de Indianen werden de raven beschouwd als licht of heilbrenger. Vele volkeren hebben ze beschouwd als de in een vogel veranderde ziel van de overledene.     (7)    Het is dus geenszins uitgesloten deze zwarte vogel op de scepter van Maria hier “theriomorf” (diervormig) als de ziel van de dode te zien.

Maar wat is de ziel? En wat bracht de mens ertoe om het bestaan van de ziel aan te nemen? We kunnen ons zeer wel aansluiten bij de uitleg die De Vries     (8)    hiervan geeft. Hij zegt dat de mens telkens opnieuw ervaart dat in hem wonderbare krachten schuilen die zich als wil, wens of inval openbaren en een geheimzinnige werking kunnen uitoefenen. De stem die ons zo nu en dan in ons binnenste toefluistert, ons voor overijlde handelingen waarschuwt of tot een beslissing aanspoort, kan immers gemakkelijk worden gezien als uiting van een in het menselijk lichaam aanwezig geestelijk wezen. Nog veel belangrijker zijn de droomervaringen. Daar ondervindt de slapende dat hij verre reizen kan maken en in ongelofelijke korte tijd merkwaardige avonturen beleeft. Terwijl het lichaam roerloos ligt, scheidt zich iets af en voert ondertussen een soort eigen leven.

Deze gedachtegang heeft zich nog kunnen handhaven tot op de huidige dag. Zelfs in onze westerse, geïndustrialiseerde maatschappij treffen we nog duidelijk restanten hiervan aan.

De Vries beschrijft hoe de Germanen zich de wensen en gedachten, de geest en de ziel in een lichamelijke gestalte voorstelden. Vaak in de gedaante van een dier. Bij initiatieriten was het gebruikelijk vermomd in een dierenhuid of verenkleed op te treden. Die "geest" werd "hamr" genoemd.    (9)    Het woord "hamr" kon zowel de in diergestalte uitgebeelde geest betekenen, die invloed kon uitoefenen op andere mensen, als de "beschermgeest" die afkomstig was uit het vruchtvlies (Eihaut -helm)) waarin de mens voor zijn geboorte bescherming had gevonden.

Voor de beschermgeest werden door elkaar de benaming "hamingja" en "fylgja" gebruikt, alhoewel met "fylgja" eigenlijk werd bedoeld de ziel die in onzichtbare gestalte de mens overal volgt gedurende zijn leven.    (10)    

Deze voorstelling van zaken leeft niet alleen bij de Germanen. Andere volkeren zijn op spontane wijze tot een soortgelijke gedachtegang gekomen. Zo hoorden we in 1933 in de Batak-landen (Noord-Sumatra) van de datoe   (11) in Balige zijn uitleg over de mens : lichaam, geest (roha) en ziel (tondi). De da­toe van Pangoeroeran, meer dan een dagreis ten N.W. van Balige vertelde bijna woordelijk hetzelfde. Ook hier dus, net als bij de alchemisten in de middeleeuwen in Europa, de gedachte aan een geest zowel als een ziel. Bij de Batak’s echter zijn geest en ziel twee zeer verschillende dingen, die het onderling vaak volkomen oneens zijn. Na de dood van een mens verandert de geest in een spook (begu). De tondi is echter niet van de mens zelf maar een onsterfelijke kracht die uit de wereldruimte, vaak via het vruchtvlies, bij de mens aanwezig is. (te vergelijken met het onstoffelijke vermogen van iemand die "met de helm" is geboren). In het vruchtvlies is, volgens de Ba­tak‘s, veel tondi aanwezig. Daarom zal ieder die bij de geboorte aanwezig is proberen zelf iets van die tondi te bemachtigen door de nageboorte met de nodige eerbiedige zorg te behandelen. (de nageboorte van een paard werd wel niet met respect behandeld maar de grote macht over de toekomst van het veulen werd in de rite duidelijk tot uiting gebracht).

Lévy-Brühl zegt dat rite, mythe in actie is, een herhaling van het gebeuren in de oertijd.

Zowel bij de Germanen als bij de Batak‘s (net als bij vele volken in het zogenaamde primitieve stadium) was er een innig verband tussen religie en cultuur, die duidelijk veranderd waren in hun mythen over het ontstaan van de aarde, de komst van de mens op aarde, het voortleven na de dood, de heilbrenger, de Zoon Gods. De kunstuitingen waren religieus-cultisch gebonden.

Zouden de in acht te nemen voorschriften en de gebruikelijke riten bij geboorte, huwelijk en dood in de 13de  t/m 15de  eeuw in Hannekenswerve, ondanks de overgang tot het Christen­dom enige eeuwen voordien, werkelijk onherkenbaar veranderd zijn ten opzichte van het "heidense" doen en laten der voorouders? Dat is moeilijk te geloven. Veel zal aan het Christen­dom zijn "aangepast" of een andere naam hebben gekregen. Maar zoals was te verwachten zijn er in Hannekenswerve ook nog "hei­dense" symbolen gevonden. Hannekenswerve was een klein vissersdorp, een besloten gemeenschap dus. Elke gemeenschap waarin de mensen onderling zo van elkaar afhankelijk zijn gedraagt zich zeer traditiegetrouw.

Mogelijk dat men bij een vergelijking tussen de grafschildering in Hannekenswerve en die in de toenmalige handelssteden, Brugge en Aardenburg, tot meer pre-christelijke symbolen in Hannekenswerve zou kunnen besluiten, maar daarvoor ontbreekt ten enenmale voldoende vergelijkingsmateriaal uit andere vissersdorpjes uit die tijd. Misschien dat de "verdwenen" kerk van Coxijde hiertoe van enig nut zou kunnen zijn.

Een van de weinige "Christelijk" lijkende symbolen is de sluier van Maria. De sluier is hier het symbool van de maagdelijkheid van Maria, ook na de geboorte van Jezus. Ook dit symbool is echter overgenomen uit de voorchristelijke tijd.

Jan de Vries schrijft hierover; "Die Verschleierung der Braut findet in magischen Schutzmasznahmen ihre Erklärung. Sie war schon in der heidnischen Zeit üblich".   (12)

Maria draagt in deze grafschildering als koningin van hemel, aarde en dodenrijk een kroon op het hoofd. Volgens de rooms-katholieke leer is die kroon haar in de hemel op het hoofd gezet door Christus.

Om het hoofd van Maria is de eenvoudige, cirkelvormige nimbus getekend, Over de nimbus schrijft Dr. Roes in haar boek "Symbolen uit het oude Oosten": "In de eerste eeuwen onzer jaartelling zien we in het Oosten zonne- en lichtgoden en hun aardse vertegenwoordigers de vorsten aangeduid door een nimbus, zoals die, waardoor later de kerk haar heiligen kenbaar maakte”. Behalve menselijke figuren zien we echter in de Sassanidische (226-651) en de latere Islamitische kunst van Perzië ook vogels van een nimbus voorzien.

Roes vermeldt echter ook dat in de Christelijke kunst dit voorkwam. De heraldische arenden op de "mantel van Karel de Grote" in Metz o.a. zijn voorzien van een nimbus.

afbeelding 8Afbeelding 8

Rond het hoofd van Jezus de kruisnimbus. Jezus is in "Het Licht der Wereld", dus de zon. Het duizenden jaren oude symbool voor de zon, is een cirkel met daarin een kruis, het radkruis of zonnerad. Wie in de vorige eeuw is geboren en zijn jeugd heeft doorgebracht op de arme zandgrond ten noorden van de grote rivieren zal waarschijnlijk tijdens de Paasdagen op straat (afb. 8) hebben lopen pronken met toen daar voorgeschreven paas-attributen. Om de hals een netje met gekleurde eieren, sinaasappels en noten. In de hand een stokje, versierd met een bosje palm (buxus), met daarop een kunststuk van de bakker t.w. een van deeg gebakken haantje (een kukelhaantje). Tezamen vormend een volledige "Palmpaas".

Het is duidelijk dat de palmblaadjes herinneren aan de in­tocht van Christus in Jeruzalem, het zonnerad een symbool voor Christus is Pasen, is volgens de kerk de herdenking van de kruisiging en wederopstanding van Jezus, maar de hele Paasviering was, zeker in het begin dezer eeuw nog, in vele opzichten een heidens vruchtbaarheidsfeest.    (13)

Tenslotte nog de vogel in de hand van het kindeke Jezus. Stelt deze vogel een duif voor? Dan zou het een symbool kunnen zijn van de "heilige geest", van vrede en verzoening, van de goddelijke inspiratie of zelfs van de ziel van de overledene. Zowel op schilderijen als in beeldhouwwerken wordt Jezus vaak voorgesteld als spelende met een vogel. Een veel aardiger verklaring zou mogelijk zijn als we het oosterse verhaal over de jeugd van Jezus met zijn vriendjes, bezig is zonnerad met kukelhaantje en vogeltjes van klei te kneden.

afbeelding 9Afbeelding 9 Zonnerad met kukelhaantje

Maar alleen het vogeltje dat Jezus had gemaakt vloog op toen Hij in de handen klapte. Het verhaaltje eindigt dan : "Hij gaf het te drinken en het dronk en Hij gaf het te eten en het at." Wellicht geeft Dr. Oscar Doering in zijn hoek "Christliche Symbole" op pag. 121 de meest juiste verklaring als hij zegt dat de vo­gel in de hand van het Kindeke Jezus het symbool is voor "die glaubige Seele".

In Hannekenswerve werd ook in graf 19 een unieke grafschildering bloot gelegd. Een “sauwastika” volkomen op zijn plaats hier. De sauwastika is immers het symbool voor de dood. In tegenstelling met de swastika als symbool voor geluk, voorspoed, leven. De swastika en sauwastika zijn, als symbolen voor de zon, afkomstig uit het oude Midden-Oosten. Waarschijnlijk kunnen we de cirkel met kruis (a) beschouwen als het oudste symbool voor de zon. Dit is via (b) en (c) geworden tot (d) en (e) en (f) en (g) of zelfs tot (h) en (i).    (14)

afbeelding 9B

Als we naar de zon kijken verplaatst die zich voor ons naar rechts. De naar rechts draaiende swastika (d) werd logischerwijze beschouwd als symbool voor voorspoed, geluk, leven. Dat naar rechts draaien is immers in overeenstemming met de kosmische orde. De naar links draaiende sauwastika (e) is dus in strijd met de kosmische orde, het betekend tegenspoed, ongeluk, dood.

afbeelding 10Afbeelding 10

Het is waarschijnlijk dat men niet overal dat onderscheid maakte tussen links- en rechtsdraaiend. Bovenstaande afbeelding is daarvan mogelijk een voorbeeld. Een urn diende om de as van mens te bergen. Een sauwastika zou hier dus op zijn plaats zijn geweest. Maar wie zal ons zeggen of met de rechtsdraaiende swastika's op deze urn niet een duidelijk symbool voor wedergeboorte werd bedoeld. Dus voor nieuw leven.

Als we de afbeelding nader bekijken zien we vier ronde uithollingen (viermaal de zon) tussen de vier armen van bet hakenkruis (zelf een symbool voor de zon). Op deze urn dus een tautologie van symbolen. We kunnen aannemen dat men dacht dat van het symbool "zon" meer kracht uitging.

De swastika vinden we in Zweden nu nog als kerstgebak. Gebak van duidelijk geel gekleurd, deels in de vorm van een swasti­ka. Het christelijke Kerstfeest is in de plaats gekomen van het heidense feest van de winterzonnewende, de terugkeer van de zon.

afbeelding 11Afbeelding 11

In Zweden worden voor de Kerstdagen ook wel koeken gebakken die de zon moeten voorstellen. Een ronde schijf met "stralen". Hier zouden we kunnen denken dat deze stralende zon het symbool voor Christus zou zijn, als we de vergelijking trekken met de stralende zon op de handschoen van paus Pius XII, die met het inschrift I.H.S. (Jezus Hominum Salva­tor) duidelijk op Christus doelt.

Maar het kerstgebak in Zweden, in de vorm van een stra­lende zon, stelt werkelijk de zon voor. Op de Zweedse taart is immers meermalen een, van deeg met een andere kleur, vogel gebakken. Een bewijs dat symbolen een taai leven hebben, want het is wel al  heel lang geleden. dat de vogel aan de zon was toegewijd en ook als symbool voor de zon werd beschouwd. Jan de Vries schrijft hierover in zijn "Altgermanische Religionsgeschichte" op pag. 139: "Im Osten war des Hakenkreuz schön langst bekannt. Es wird schön in der Indus-Kultur von Mobenjo-daro, etwas 2500 v.C. gefunden und hat sich nachher aucb zu anderen Völkern Asiens verbreitet....”

De swastika was reeds in het 3de  millennium voor Christus in gebruik bij de Sumeriërs. Maar dan wel in zeer ingewikkelde vorm. Bv. in de vorm van vier ineengevlochten of elkaar vasthoudende mensen. Roes schrijft hierover dat er na het 2de  mil­lennium een lange lacune is in onze kennis van deze vormen en dat ze daarna opnieuw opduiken in citaten: “ van de oudste christelijke kunst van Ierland en Schotland, waar ze stenen kruisen helpen versieren. Ook hier weer bijna altijd mensenfiguren in een telkens wisselende kombinatie”.

afbeelding 12Afbeelding 12  Harry Mulisch- het sexsuele bolwerk - Afbeelding 13  Perthshire

Roes acht het waarschijnlijk dat deze swastika's via Egypte het Westen hebben bereikt, maar dan niet het oude Egypte maar het veel latere Egypte met dan in zijn kunst een mengsel van Oosterse en Griekse vormen.

Naast de afbeelding van Roes van de versiering van een ste­nen kruis uit Perthshire is hier de advertentie geplaatst voor het boek van Harry Mulisch "het seksuele bolwerk". Aan de ontwerper van deze advertentie is gevraagd waarom hij de versie­ring uit Perthshire als voorbeeld had gebruikt. Het antwoord was dat in het boek van Mulisch o.m. de denkbeelden waren besproken van Wilhelm Reich over seksuele energieën en dat de "swasti­ka waarschijnlijk daarom zo'n grote invloed had op de massa, omdat het volgens Wilhelm Reich in het onderbewustzijn de indruk wekte van twee copulerende paren, dus hier de verbinding nationaal socialisme - seksualiteit".

Dat onderdrukte seksualiteit een der oorzaken kan zijn van masochisme, gewelddadigheid, sadisme en dat het uiteindelijk kan leiden tot fascisme is welbekend, maar dat de massa in de swastika twee copulerende paren zou zien is moeilijk te geloven. Als ons onderbewustzijn zich manifesteert zal de swa­stika toch wel echt het duizenden jaren oude symbool voor de zon zijn.

afbeelding 14Afbeelding 14  Gammakruis met Orante - Afbeelding 15  St. Brigitta kruis

In het boek "Het christelijke getuigenis der catacomben" van F. Hendricks S.J. staat de bovenstaande afbeelding met als onderschrift : "Gammakruis met Orante". Het hakenkruis blijkt dus reeds in de eerste eeuwen na Chr. in Rome als een christelijk symbool te zijn aanvaard. De oudste benaming voor dit kruis is “sauwastika”.

In "Irland" van Hans Gsänger wordt uitvoerig geschreven over St. Brigitta, patrones van Ierland. Ook over de sagen en legenden die in de loop der eeuwen aan deze vrouw zijn geweven. Toen zij 21 jaar oud werd, was zij op onverklaarbare wijze plotseling, met haar vader Sughall, in Bethlehem, waar zij voor één nacht het kindeke Jezus in haar beschuttende mantel mocht dragen. Dit is de reden dat zij ook “Brighde-nam-Brat” (Brigitta met de mantel) wordt genoemd. Een ander verhaal is dat zij met 19 nonnen een vuur verzorgde waarin geen as overbleef.

Dat waren precies 19 nonnen, 12 + 7. Twaalf tekens van de dierenriem en zeven planeten. Dus in overeenstemming met de kosmos. Dit asloze vuur werd na de dood van Brigitta in 523 of 525 brandende gehouden tot Harry de Dondres in 1220 het vuur met geweld doofde. De na haar dood heilig verklaarde non Brigitta vertoont in meerdere opzichten echter ook kenmerken van de heidense godin Brigit. Dit verklaart mogelijk dat op de feestdag van Brigitta tot op de huidige dag door vrouwen een Brigitta-kruis wordt gevlochten in de vorm van een swastika. Een symbool voor voorspoed en geluk.

afbeelding 16Afbeelding 16

De graf schildering (afb. 16) in graf 22 in Hannekenswerve     (15)    is een duidelijk voorbeeld van het vasthouden aan de oude vertrouwde Germaanse symbolen. Het zijn runentekens.

afbeelding 17Afbeelding 17

Of men toen heeft gedacht aan de rune (a) of (b) of aan de ru­ne (c) zullen we nooit weten. Het teken (c) komt o.m. voor als 15de  rune in een runen-rij van 20 runen in de "Duitse runen-rij van Charnay" uit de 6de  eeuw.    (16)    Wat in de loop der eeuwen ook de betekenis mag zijn geweest van teken (c), zeker is dat het een belangrijk teken was, dat we zelfs in de christelijke kerken terug vinden. Zoals bv. in de Romaanse kerk van “Cividale del Friuli” (N.O. Italië). Het is geenszins verwonderlijk daar heidense symbolen aan te treffen. In de 6de eeuw hadden zich daar de Longobarden gevestigd, een volksstam uit de groep der Oost-Germanen die zich tot het Christendom had bekeerd.

Ook in de grafschildering van de kerk van Räntmaki (Fin­land) is het runenteken (c) afgebeeld. De conclusie dat we in deze beide kerken met echte Germaanse symbolen hebben te maken, wordt nog versterkt door het feit dat er in deze kerken tevens meerdere afbeeldingen zijn van de achtster (d). Bij de Germanen een symbool voor de kontakten van de mens in alle richtingen, dus de verbondenheid met de kosmos.

In "Die Germanischen Runennamen" schrijft Karl Schneider dat hij van mening is dat (a) of (b) de oudste vorm is van de­ze rune met de "Symbolwert Walküren". Walküren is de naam van de godinnen van het slagveld en de overwinning in de Germaanse mythologie. Ze werden door Odin uitgezonden om de slag te besturen en de gesneuvelden naar het Walhalla te voeren. Nu dacht men zich deze Walküren vaak in de gedaante van een zwaan. Een duidelijk voorbeeld dat de dode held door een Walkurezwaan bij Odin en Freya wordt gebracht geeft afb. 17. Met een beetje fantasie zouden we kunnen zeggen dat de zwaan kop en hals door de "omheining" van het dodenrijk steekt om te zien of alles volgens protocol verloopt.

Dat de rune (a) of (b) de "beeldwaarde" heeft van een vliegende zwaan kunnen we gemakkelijk besluiten uit afb. 18. Een schetstekening van een zwaan die juist boven ons vliegt. Het is dus niet uit te sluiten dat de grafschildering in graf 22 gemaakt is met de bedoeling aan te geven dat een zwaan de dode naar het dodenrijk heeft begeleid.

Schneider geeft in zijn boek over runen in tafel I en III; "Die Urgerm. Runennamen der 24ste  Reihe" aan (a) en (b) de betekenis "zwaan". In Tafel II, "Die Runennamen der Anglo-Fries/lngwäon und der sog. Nordhymbr Erweiterung" geeft hij voor (a) de betekenis "testis, scrotum" met de symboolwaarden "Erdgott Ing". In Tafel V "Die Struktur der Ingwäonisch- en Gesamterwei­terung" staat voor de betekenis "testis, scrotum", symboolwaarde Erdgott Ing en als Polarität "Leben". In een graf zou deze rune dus eventueel kunnen wijzen op wederopstanding.

afbeelding 18Afbeelding 18

Schneider schrijft verder op pag. 45: "Unsere Runennamendeutung baut auf vier aus den 9-14 JH. stammen “den germanischen Runengedichten auf, da diese als die ältesten germ. Interpretationen der Runennamen unserer Ansicht nach für die Forschung die einzig verläszlichen Quellen darstellen”.

Als we dan bedenken dat de grafschilderingen in graf 22 het vissersdorp Hannekenswerve waarschijnlijk is gemaakt rond 1300 dan begrijpen we dat men daar nog volop in runentijd leefde. De Roomse kerk heeft dan al enige eeuwen zijn invloed doen gelden om Odin (Wodan) en de Walkuren uit de gedachtewereld van de gelovigen te bannen.

En terzelfder tijd datzelfde symbool (b) de betekenis te geven "wederopstanding" (de gewone vorm van het kruis der Gothische kazuifels). Dat week niet veel af van de heidense betekenis van de man-rune (b) omdat in de heidense tijd de Germanen geloofden dat alle Odin gewijde mannen na hun dood door Odin tot nieuw leven werden gebracht als hij hen het (b) teken inritste.

In de tijd dat de lijken werden verbrand en de as werd bijgezet in een urn ging dus het inwijdingslitteken (b) verloren. Mogelijk bracht men daarom op de urn dit symbool aan.

In de Edda staat het volgende "lied"    (17)    over de twaalfde rune:    (18)

Dat ken ik ten twaalfde, als ik zie aan een tak
een lijk dat beweegt door de wind: ik rits en ik kleur de runen dan,
dat hij gaat van de galg en woorden wisselt met mij.

afbeelding 19 Afbeelding 19  Urn uit de oudste ijzertijd - Afbeelding 20 

Jan de Vries zegt dat dit "lied" duidt op necromantie, dus op het door middel van runen verwerven van kennis die de doden bezitten. Maar het valt niet te ontkennen dat door het inritsen van het magische runenteken (b) de dode werkelijk herleeft. Hij gaat van de galg en hij spreekt.

Ook in de roomse kerk heeft het teken (b) eeuwenlang grote betekenis gehad.

Dorothea Forstner    (19)    denkt dat het gaffelkruis ( Y , ypsilon) de oorspronkelijke vorm van beademing van het doopwater door de priester is geweest. Met de betekenis van levensboom. Maar dit is onwaarschijnlijk. Altijd en overal is niet de 2 maar de 3 een heilig getal geweest. Op pag. 47 schrijft D. Forstner dat de priester driemaal in de vorm van een psi (Ψ) het te wijden doopwater beademt terwijl hij de "Paaskaars" in het water laat zakken en daarbij driemaal in stijgende toon zing : "Es steige herab in diesen vollen Born die Kraft des Heiligen Geisten". De priester eindigt dan met : "Und befrüchte die ganze Substanz dieses Wassers, dasz es die Wiedergeburt bewirke".  (20)                                                       -

D. Forstner vervolgt dan: "Dieses Ψ wird heute ziemlich allgemein auch von bedeutenden Liturgikern als Anfangsbuchstabe des Wortes psyché und Zeichen des Heiligen Geistes gedeutet. Manche wollen auch in seiner Form die Gestalt einer fliegender Taube sehen. Psyché heiszt in seiner Grundbedeutung "Lebensodem", der sowohl dem beseelten Menschen als auch dem Tiere eigen ist. Gottes Lebensodem ist allerdings, bildlich gesprochen, der Heilige Geist, doch wird er in der Heiligen Schrift und Liturgie niemals "Psyché" sondern immer nur "Pneuma" genannt”.

afbeelding 21Afbeelding 21  Aardenburg St. Baafskerk

Timmers     (21)    vermeldt (in 662/13) duidelijk dat het  kruis (crux decussata of gaffelkruis) een runenteken is. Hij zegt er niet meer van dan dat het in de Duitse kunst vrij veel voorkomt en dat het tevens de gewone vorm is van het kruis der gotische kazuifels.

In 662/14 zegt Timmers: "Een afwijkende vorm der crux decussata bestaat uit slechts drie balken in de vorm ener Y”. Maar deze vorm zou nu juist gaffelkruis moeten heten.

Jammer dat de meest deskundige in Nederland op het gebied van symboliek en iconografie niets zegt over de betekenis van dit (Ψ) symbool dat logischerwijs erg veel voorkomt op oude, mooie doopvonten. De lelie is het symbool van het leven. Staat de lelie "op zijn kop" dan is de symbolische betekenis in het tegendeel veranderd. Dan is de lelie dus het symbool voor de dood.

De enige tot dusverre blootgelegde grafschildering waarin de lelie omlaag wijst is, in graf 10, in de St. Nicolaaskerk in Hannekenswerve.

Opnieuw een bewijs dat dit vissersdorpje een traditiegetrouw besloten gemeenschap was.

2017 04 25 130609Afbeelding 22

In het midden van het hoofdeinde van dit graf staat het "opstandingskruis". Dit kruis stelt volgens Bauerkreis     (22)    "geen geringere voor dan de Heer zelf" op het ogenblik van Zijn Wederopstanding uit het door soldaten bewaakte graf. Het is het symbool voor Christus als "het Leven".

Praktisch altijd is op het hoofdeinde van een beschilderd graf de kruisiging geschilderd. Dus Christus. Ook hier is dat zo, al is Hij hier vervangen door Zijn symbool voor de we­deropstanding. Aan weerszijden van dit wederopstandings- kruis is in de hoeken van het graf een naar omlaag wijzende lelie geschilderd. (afb. 23)

Men heeft toen daar nog duidelijk geweten dat in een graf zowel een symbool voor het leven als voor de dood moest worden aangebracht.

In fig. a en in fig. b van afb. 22 staat de levensboom op de kosmische berg (middelpunt der wereld). Zowel het kruis als de lans (hier vervormd tot boom) vormen de verbinding tussen de mens en de hemel. Die verbinding is hier gesymboliseerd door de hemelberg, de sacrale plaats, en daarop de heilige boom, de kosmische boom, die met zijn wortels in de aarde en met zijn kruin tot in de hemel wordt gedacht. Altijd en over de hele wereld heeft de mens behoefte gehad aan contact met zijn god, aan de mogelijkheid dus een ver­binding te creëren tussen hemel en aarde. Opvallend in de fig. a en b (afb. 22) is de grote overeenkomst tussen de beide hemelbergen. De symbolische uitbeelding van de heilige plaats waar de godheid nabij is.     (23)    In praktisch alle mythologieën komt de hemelberg voor. Vaak als trap van de hemel naar de aarde.

2017 04 25 130629Afbeelding 23  uiteinde graf 10

De mens heeft ook altijd en overal de gedachte gekoesterd dat het leven bij de dood niet kon zijn afgelopen. Dit wordt in fig. c en fig. d op verschillende wijze uitgebeeld. Fig. c is de lansmaat-levensboom op het schip van Tempoen Telon waarmee hij de zielen van de overledenen naar het hiernamaals brengt.     (24)    Daar staat zijn vrouw klaar om die zielen met het levenswater te besprenkelen om ze te doen herleven. In fig. d bestaat het kruis uit twee aaneengehechte boomstronken. Dit kruis is volgens Timmers     (25)   identiek met het Lignum Witae. Symbool voor het leven na de dood. In deze beide figuren de loodrechte verbinding tussen hemel en aarde met zon en maan links en rechts van de "kosmische as". In Indonesië, tot in deze eeuw, nog het volledig "kosmisch-gebonden" denken. De ziel gaat door de sferen naar zijn bestemming en passeert daarbij de zon en maan. In de middeleeuwse grafschildering ook zon en maan, maar hier een "aarde-gebonden" denken. Want zon en maan zijn hier symbolen voor de joden en de heidenen, voor de synagoge en de heilige kerk, voor het oude en nieuwe testament of voor Christus en de Heilige kerk.    (25)

De fig. a en d zijn grafschilderingen in de St. Baafskerk in Aardenburg. De fig. b en c zijn afbeeldingen uit Indonesië. Vooral bij de Dajaks op Borrneo heerste de gedachte dat de ziel van de overledene niet direct na het overlijden de reis naar het hiernamaals kon aanvaarden. Daarom hing (hangt) men voor het huis van de overledene een plank waarop aan de achterzijde de fig. b is aangebracht. Daar verblijft de ziel dan tot de dag dat er genoeg geld is verzameld om een passend dodenfeest te geven, waarna de grote reis kan worden aanvaard op het zielenschip dat in verschillende streken (ook in Suis-Sumatra) andere vormen kan hebben maar waarop vaak drie maar minstens 1 mast staat ongeveer in de vorm van fig. c. Bij navraag krijgt men echter nogal uiteenlopende langdradige verhalen te horen o.a. ook dat Tempon Telon elke 24 uur de zielen der overledenen naar het hiernamaals brengt van welke reis dan fig. c de symbolische voorstelling is.

Van de lans-boom-mast van het zielenschip van Tempon Telon springen de gedachten gemakkelijk over naar een vers van Venantius Fortunatus (een der belangrijkste dichters in de Merovingische tijd, kort na 600 gestorven als bisschop van Poitiers): "Lenke, o Christus, du die Seelen durck dieses Gewoge mit dem Kreuez, dem Mast und der segelgesckmückten Antenne, bis deine starke Hand uns nach allen Stürmen der Zeiten sicher vor Anker legt im Hafen des ewigen Lebens".

Als we zelf nog niet op de gedachten zouden zijn gekomen, dat dit een "bewerking" is van de mythe van de Odyssee dan drukt Dorothea Forstner ons er duidelijk met de neus op. Zij schrijft (hoofdstuk "Mythologische Gestalten und Mischgestalten" in "Die Welt der symbole"); "Aus dem Mythos vom Helden Odysseus, der durch Homers     (26) Dichtung seit ältester Zeit in der gebildeten Welt bekannt war, hat die Christliche Literatur und Kunst die Hauptszene herausgegriffen und zum Symbol gestaltet".

Dat was het beeld dat de Hellenistische Christen voor ogen zweefde en dat de kerkvaders bracht tot de symbolische vergelijking dat ket kruis van Christus de mast was in het schip der kerk. Zodat ieder die zich vrijwillig vastklampte aan ket crucifix alle moeilijkheden te boven zou komen en veilig in het hemelse paradijs zou komen.

Fig. a van afb. 22 kunnen we, tezamen met afb. 24, beschouwen als de beide oudste grafschilderingen in Aardenburg.

2017 04 25 130648Afbeelding 24

Ze werden blootgelegd in bet middenschip van de in Schelde-Gotiek gebouwde St, Baafskerk, In beide voorstellingen een kruis (de hemelas) op de hemelberg, al is er in de hemelberg in fig. 24 niet veel meer te herkennen. In alle beide eindigt het kruis mogelijk ook in runderhorens. Ook dat kunnen we waarschijnlijk aanmerken als aanwijzing dat het "vroege" grafschilderingen zijn. Het is niet onmogelijk dat we deze horens van de aardstier waarin nieuwleven verwekkende kracht school. Wederopstanding. Maar meer verspreid was bet geloof in een moedergodin, soms symbolisch voorgesteld door een koe met de zonneschijf tussen de horens (Isis, de Egyptische moedergodin, droeg de maanschijf op haar hoofd tussen de horens).

James     (27)    vermeldt dat de naam van de vruchtbaarheidsgodin in Al’ Ubaid (Tweestromenland) Nin-Khursag de betekenis had van "Zij die de doden leven schenkt".

Brede Kristensen   (  28 )   beschrijft dat de horens behoren bij de onderwereld, het dodenrijk, waar het nieuwe leven ontspruit. De horens zouden hier dus de wederopstanding kunnen beduiden.

D. Porstner (Die Welt der Symbole) zegt : "Die Kirchenväter sehen in den Hörnem ein Symbol des Heiligen Kreuzes und erlösen den Kraft Christi".

De horens in deze beide grafschilderingen symboliseren mogelijk dus de verlossende kracht van Christus.

Schneider legt op pag. 72, 73 en 74 van zijn boek over runentekens uit dat de rune     oorspronkelijk de betekenis had van woonbuis, verblijfplaats, grot. Waar de gedachte dat het graf de woonplaats van de overledene was wijd verbreid was en in de Christelijke tijd het graf als "rustbed in de aarde" werd gezien, zouden we kunnen veronderstellen dat het de bedoeling van de maker van deze beide grafschilderingen is geweest,het Kruis in deze "grafrune"     te doen eindigen. Daarmede dus alleen maar aan te geven dat de dode nu in zijn "woonhuis in de aarde" verbleef.

Tenslotte nog een andere poging tot verklaring van de figuren aan bet einde van de kruisen op afb. 22a en afb. 24. En mogelijk is dit wel de meest steekhoudende. De rune    komt namelijk voor in Schneider's boek over runen in tafel II (Anglo-Fries / Ingwäon) en in tafel V (Ingwäon) met de symboolwaarde "membrum virile" (mannelijk lid). Deze rune duidt dus op leven, nieuw leven. Hierbij moeten we ons dan herinneren dat Plinius en Tacitus de Ingwäon als een grote stammengroep Germanen beschouwden die woonden aan de kusten der Noordzee. We mogen waarschijnlijk aannemen dat de runentekens van deze Germanen ook nog in de 13de  en 14de  eeuw, toen de grafschilderingen in de St. Nicolaaskerk in Hannekenswerve werden aangebracht door de bevolking daar nog werd begrepen.

Het kruis in afb. 24 is wel een zeer ongewoon kruis. Vijfmaal een cirkel met daarin een Grieks kruisje. Tussen die cirkels telkens twee ruiten. Aan de uiteinden daarvan de "horens" geschilderd met daartussen nogmaals een ruit. Dat dit kruis "zo maar", dus zonder duidelijke bedoeling op deze wijze is geschilderd is niet aan te nemen. Trouwens de symbolische betekenis van deze figuren past volkomen in een graf.

De cirkel met daarin een kruisje heet wijkruis, apostelkruis of radkruis. Het radkruis was een symbool voor de zon. (Daarom wordt Christus dan ook afgebeeld met een radkruis kruisnimbus rond bet hoofd). Bij de heidenen was het rad­kruis het symbool voor het komen en gaan der generaties. Voor de Christenen was bet het zinnebeeld voor de vergankelijkheid van het leven. Een “memento mori”, een gedachtenisteken.

De acht plus drie ruiten van dit kruis kunnen we eigenlijk alleen maar verklaren als Ing-runen. In de verschillende runenrijen komt de ing (ng) voor als: 

2017 04 25 130704

2022 02 23 114916

In de kerkmuur naast een gotisch kerkraam in Borculo, is een grote Ing gemetseld. Hier in een lichtgekleurde steensoort. Beide Ing-runen, zowel in Hilvarenbeek als in Borculo zijn "gekerstend" door er kruisjes boven op te zetten.

In 1876 liet de familie Tilmans, uit dank voor een genezing, op hun erf te Eienbroek-Oostkerke een kapelletje bouwen. Langs de buitenkant van de achtermuur is met donkere stenen een hemelberg ingemetseld. In de zijmuren is er een Ing, deze is door de horizontale boven- en onderlaag enigszins gewijzigd en dus geen echte Ing meer. Op de beide ingangsdeuren is er wel een echte Ing in reliëf aangebracht.

Het ijzeren kruis heeft in het midden een ruitvormige Ing en op de balken viermaal de Odal. De vorm van dit symbool bestond uit twee cirkels (zonnen) verbonden door een rechte lijn. De Odal had in de Germaanse tijd de betekenis van bescherming van huis en hof.

2017 04 25 131011Afbeelding 25

2017 04 25 131029Afbeelding 26

Afb. 26 geeft duidelijk details van de grafschildering van graf XVI in de St. Baafskerk te Aardenburg. Hoogstwaarschijnlijk is in dit graf een priester begraven. (detail van afb. 22)

2017 04 25 131102Afbeelding 26

In de jaren dat in de St. Baafs de vele gemetselde grafkeldertjes werden blootgelegd zijn tientallen Vlaamse geestelijken, en daar waren meerdere erkende geleerden bij, hiernaar komen kijken. Praktisch zonder uitzondering gaven ze als hun mening dat, als de kruisiging op de oostwand van het graf stond en het kruis een takkenkruis was, dat dan een priester was begraven in dat graf. Met de toevoeging dat ook tegenwoordig nog een priester als regel, nog wordt begraven met het hoofd in het oosten, de voeten in het westen, en dat de volksmond dit een "graf verkeerd" noemt. De verklaring voor de op deze wijze georiënteerde begraving is simpel. Op de dag der opstanding zal de priester, de ingewijde, met de Heer tezamen, de opgestane doden vanuit het oosten, vanuit het Licht tegemoet treden.    (29)

Wat in deze schildering de aandacht trekt is dat zo nadrukkelijk het "zoenbloed" is weergegeven. Niet alleen uit de speerwond in de borst, maar ook uit de door enorme nagels doorboorde handen. Dat door de voeten geen nagel is geschilderd en geen bloed moeten we toeschrijven aan de grote haast waarin het schilderen moest geschieden. Gewoon vergeten. Daarentegen is veel tijd besteed om de sporen, nagelaten door de geseling vooraf, aan te duiden.

Dat er verband zal hebben bestaan tussen deze weergave van het zoenbloed in de grafschilderingen en de bloed- processies die in Brugge en Aardenburg vanaf de 13de  eeuw jaarlijks werden gehouden valt niet te bewijzen, maar ligt toch wel voor de hand.    (30)

Deze grafschildering behoort mogelijk tot een van de laatsten die in de St. Baafs zijn vervaardigd. Dezutter schrijft hierover dat hij een datering in de XVI de eeuw aannemelijk acht.

Volgens Mâle (“L’art réligieux de la fin du moyen âge en France”) zou de XV de en XVI de eeuw de tijd zijn waarin het mysterie, het woord dat het geheim bevat van het Christendom, niet meer "liefhebben" zijn maar "lijden". Hij is van mening dat geen enkele geleerde helderder de kern van het evangelie tot uitdrukking heeft gebracht dan de beeldhouwers van Chartres, Parijs, Amiens, Bourges en Reims. Namelijk "liefhebben". Mâle schrijft dat in de XV de eeuw de kunst niets brengt dan uitbeeldingen van smart, lijden en dood. Jezus leraart niet meer, hij lijdt of eerder nog schijnt hij ons zijn wonden en zijn bloed te tonen als hoogste goed. Hij geeft Machiavelli (1469-1527) niet geheel ongelijk toen die schreef dat het Christendom stervende was toen Franciscus van Assisie (1181/’82-­1226) het deed herleven omdat die in woord en daad de liefde tot alle mensen en medeschepselen predikte. In de gedachtegang van Emil Mâle is het opnieuw beantwoorden aan de leer der liefde als gevolg van de invloed van St. Franciscus, die in de XV de eeuw als weer verdwenen.    (31)

De bovenkant van deze grafschildering (afb. 26) wordt ingenomen door golflijnen. Bij de "zon" blijkbaar een beetje beter uitgevallen dan bij de "maan".

De meest aannemelijke verklaring van deze golflijnen is nog steeds die welke pastoor Dierick gaf toen de schildering pas was blootgelegd: "Deze golflijnen zijn de op aarde nederdalende wolken die het treuren der gehele schepping uitbeelden op bet ogenblik van de dood van Christus".  Het mag toch niet geheel uitgesloten worden geacht dat deze golflijnen het "scheuren der voorhang van de tempel" moeten voorstellen. Dan zouden de golvende plooien der "voorhang" dus aangeven dat de heilige Geest, de levensadem Gods, waaide bij bet ster­ven van Jezus.    (32)

2017 04 25 131123Afbeelding 27

In de meeste afbeeldingen van de kruisiging zijn de armen van Christus horizontaal of bijna horizontaal. Nu werden in de XV de en XVI de eeuw tijdens een pestepidemie dergelijke kruisbeelden soms uit de kerk verwijderd om te wor­den vervangen door een crucifix waarbij Jezus zowel als het kruis de vorm had van een man-rune zoals in afb. 27. Of misschien een pestepidemie of een andere ramp de reden is geweest dat in afb. 27 Jezus met de armen schuin omhoog, dus in de vorm van een man-rune is afgebeeld, is niet na te gaan. Alleen al omdat de grafschildering niet werkelijk te dateren valt.

Begrijpelijk maar jammer dat de papegaaien in deze grafschildering afb. 26 bij zoveel bezoekers veel aandacht trekken, terwijl juist aan deze papegaaien hoogstwaarschijnlijk geen enkele symboolwaarde kan worden toegekend. De hemelberg, het takkenkruis, de wolken, zon en maan, al deze dingen hebben symbolische betekenis. Maar van de papegaaien die niet alleen naast de kruisiging zijn afgebeeld, maar ook op de zijwanden kan mogelijk alleen maar gezegd worden dat in dit graf iemand begraven werd die lid of erelid was van het St. Sebastiaangilde. In Biekorf jg. XLIII (1937) vinden we de volgende gegevens : "Dit naervolgende zijn de juwelen van der Ghilde van Sint Sebastiaan : Item een zilveren staefken daer up staende een zelveren Paoeghay an anggbende vijf schilden ende een schildeken  int beexken van ghay". De Zutter vermeldt dat in de periode van 1472 tot 1595 zeer veel geestelijken lid werden van het Sint-Sebastiaangilde, terwijl verschillende de functie vervulden van "capelaen van der ghilde". Dat in dit graf een geestelijke die verbonden was aan het Sint-Sebastiaangilde werd begraven mogen we dus niet onwaarschijnlijk achten.

2017 04 25 131152Afbeelding 28

Het meest bijzondere in afb. 28 is dat Maria duidelijk enige korenaren op haar kleed heeft. Dit was in de Middeleeuwen geen zeldzaamheid.

Zo geeft afb. 29 een houtsnede weer uit bet midden der XVde  eeuw. In de middeleeuwse dichtkunst wordt Maria soms zelfs de tarwegarve (of tarweschoof) genoemd. Dit zou dan verklaard kunnen worden uit bet feit dat de tarwe het fijnste meel levert voor het maken van hosties. Waarbij we dan tevens moeten bedenken dat volgens de rooms katholieke leer de ronde dunne, schijf tarwemeel (hostie) na de consecratie is veranderd in het lichaam van Christus.

Maria met de korenaren kunnen we beschouwen als een gekerstende vorm van de Moedergodin uit verschillende prae-christelijke religies. De Maagd-Moeder die baart zonder bevruchting. Neumann schrijft hierover : (33) "Die gebärende Jungfrau, die grosze Mutter als Einheit von Mutter und Jungfrau, ist schon früh die Jungfrau mit der Ahre, dem himlichen Sterngold, das dem Irdiscben Weizen-und Ahrengold entspricht. Diese goldene Ahre ist ein Symbol des Lichtsohnes, der auf untere Stufe in der Erde und in der Krippe als Korn geboren wird, auf oberer Stufe als unsterblicher Lichtsohn der im Nacht am Himmel erscbeint. So ist der Jungfrau mit der Spica,der Ahre, und die Packelträgerin, die Phosphora, identisch mit der Jungfrau, die das Kind trägt.

2017 04 25 131221Afbeelding 29

Hippolytus (170-235) schrijft in zijn "Apostolische Uberlieferung über Gnadengaben ; "Dieses Kind aber, sei es nun Jakchos, Plutos, Dionysos, Zeus, Zagreus oder Phanes Eros, ist das göttliche Kind, das identisch ist mit der Epoptie, der schweigend gezeigten Ahre afb. 30 die nachspäter, aber in Wesentlichen richtiger,Deutung das vollkommene grosze Licht ist, das vom Undarstellbaren kommt'

Afb. 30 (hieronder) stelt een grafschildering voor van Maria met de aar. Dorothea Forstner schrijft hierover op pag. 270 en 271 in ; "Die Welt der Symbole" : "Die Ahre war Attribut der Muttergöttin Demeter und Sym­bol nicht nur der ständigen Erneuerung in der Natur sondem. auch des glücklichen Fortlebens im Jenseits.

"In seiner Geburt gleicht der Heiland eine Ahre, die dem Erdriech des jungfräulichen Mutterschoszes entprossen ist."

Opvallend is dat in de grafschildering van afb. 28 zowel als in afb. 29 niet de gewone tarweaar is afgebeeld, maar de "gebaarde tarwe". Ook de korenaren op de handschoen in afb. 11 hebben duidelijk kaf-naalden. (34)

2017 04 25 131307Afbeelding 30 : Grafschildering St.-Salvatorkerk, Brugge Gruuthuse Museum

2017 04 25 131335Afbeelding 31

In bet Babylon van ver voor onze jaartelling werd de helderste ster uit bet sterrenbeeld "Maagd" Ab sin genoemd. Bij de Grieken, net als nu nog bij ons heet(te) die ster Spica. Beide namen betekenen "aar". In Babylon, noch in Griekenland, groeide toen tarwe, wel gerst, met lange kafnaalden. In afb. 31 staat de Babylonische vegetatiegodin Shala met in haar hand de gerste-aar, die hier de plaats inneemt van de ster Ab sin.

De Griekse vegetatiegodin Demeter (Deaimeter» gerstemoeder) zouden we kunnen beschouwen als een opvolgster van de Babylonische Shala. Dan zou eigenlijk ook Maria zoals zij in deze grafschildering in de St. Baafs in Aardenburg is afgebeeld, met op haar kleed korenaren, kunnen worden gezien als opvolgster van Demeter. Maar dan slaan we een heel belangrijke schakel over, namelijk Isis. De Egyptische godin die in de loop der eeuwen van gemalin van haar broer (de graangod Osiris) godin van het dodenrijk, later ook van hemel en aarde, vruchtbaarheidgodin en Almoeder werd. De equivalent van Isis in het noorden was Nerthus en later Freya. (Goden en mythen van Noord-Europa door H.R. Ellis Davidson, pag. 148.

Isis, de godin met de vele namen. In de Hellenistische tijd werd ze gelijkgesteld zowel met Demeter als met Aphrodite. De Isisreligie heeft zich in de loop der eeuwen, in gewijzigde vormen, verbreid. Eerst heel vroeg naar het zuiden, naar Nubië en zelfs tot in Soedan (Bilad-es-Sudan = land der zwarten). Daar zal de godin dus heus wel met een erge donkere huid zijn afgebeeld. Later, als de overzeese handel opbloeit verrijzen ook in Noord-Afrika, Griekenland, Italië, Frankrijk en Spanje Isistempels. Nog als de Romeinse legioenen een enorm imperium hebben geschapen is de Isisdienst veelal een mysterie wedergeboorte geworden. Dan vinden inwijdingsriten voor de Novieten plaats in tempels maar ook in grotten. Die inwijding betekend immers het gaan naar de duisternis van het dodenrijk om daarna tot herleving, tot wedergeboorte te komen.

In de derde eeuw na Chr. was de mysteriedienst van Isis een machtige concurrent van het Christendom, En nog in 394 werden er in Rome Isisprocessies gehouden.

2017 04 25 131415Afbeelding 32 Lakshmi Devi Shri, echtgenote van Vishnu (de instandhouder) is de godin van rijkdom en schoonheid. Hieronder is ze afgebeeld met aar. Op Java is Lakshmi eigenlijk alleen bekend (bij de Tani) onder de naam Dewi Shri.

We weten niet of Isis bij deze processies als een blanke of als een zwarte godin werd uitgebeeld. Bouman    (35) schrijft dat er in Egypte een cultus was van een zwarte Isis. De priesters van deze cultus droegen tonsuur, gebruikten wijwater en wijwaterkwast. Hij vermeldt ook dat Pausanias (godsdiensthistoricus in de 2de  helft van de 2de  eeuw na Chr.) gewag maakt van een "Aphrodite melaina" (zwarte Aphrodite), een "Demeter melaina" en een standbeeld van "Artemis Ephesia", een zwarte godin voorstellend. Bouman verondersteld (dat is naar alle waarschijnlijkheid een juiste veronderstelling) dat de godinnen in oorsprong chtonische godinnen (aardgodinnen) waren "representing the deified earth, a female deity personifying fecundity and prosperity, who, according to the ruling pantheon, took the schape of Isis, Demeter, Aphrodite or the Virgin. As "Madonna Nera" she survives in the adoration of the Virgin, a most venerated and sacred deity". Hij vermeldt tenslotte nog een tiental zwarte Madonna’s in Italië, Spanje, Duitsland en Frankrijk waar pelgrims uit de hele wereld heengaan om hun devotie te doen. Dat tot 1890 de "Zwarte Madonna" nog steeds leefde in deze streken vertelt de volkskundige R. Lambrechts ons in zijn prachtige boek : "Bezem en Kruis" . Hij schrijft daarin op p. 318 : "Op Heist-Achterheide staat nog het stenen kapelletje van O.L.V. van Halle, aldaar omstreeks 1890 uit dankbaarheid gebouwd door de familie Croonen, omdat hun zoon door voorspraak van de zwarte Madonna er uitgeloot was.

Deschner   (36)   schrijft dat de zwarte Madonna’s vooral in Rusland in een roep van bijzondere heiligheid kwamen te staan. Vooral belangrijk is dat hij aantoont dat het syncretisme tussen heidendom en Christendom veel omvattender en bepalender is geweest dan tot dusverre werd aangenomen.

"Lange vor Maria verehrte man die heidniscbe Madonna (Isis) als lieve Herrin" "Liebreiche Mutter", "thronende Göttin, Himmels-Königin ", "Meeresköningin", " Gnadenspenderin" , "Retterin", "Unbefleckte", "Sancta Regina" und "mater do­lorosa" .

De Brockhaus Enzyklopädie geeft een beschrijving van Isis als "eine der voorgestalter Maria’s mit dem Kinde".

Inderdaad "eine der voorgestalten" want ook Artemis moet tot die Vorgestalten worden gerekend. Artemis was in het begin waarschijnlijk een hemelkoningin. Later meer een moedergodin. In Griekenland was ze de meest geliefde godin en werd vooral vereerd als geboortegodin. In Efeze was Artemis een echte vruchtbaarheidsgodin. In het museum in Napels staat een beeld van Artemis uit de 2de  eeuw na Chr. (van brons en albast) met 17 borsten.   (37)

De cultusdiensten van Isis en Artemis vertoonden veel punten van overeenkomst. Trouwens ook wel met andere moedergodinnen. In het oude Egypte droeg Isis de titel "Moeder Gods".

Als in de 5de  eeuw in alle hevigheid de strijd ontbrandt tussen de verschillende christelijke kerken over de vraag of Maria de "Moeder van Jezus" is of de "Moeder Gods", wordt in 431 n.C. op het concilie van Efeze, na een volkstemming, Isis, Artemis als Moeder Gods van de troon gestoten. (Over dit conci­lie geeft ook de "Grote Larousse Encyclopedie" zeer waardevolle en duidelijke gegevens.)

Deschner schrijft hierover: "Im 5. Jahrhundert musz Isis ihre Titel "Gottes Matter", "Gottesgebärerin" (deipara, theotokos) nach einem langen dogmatischen Streit in 431 auf dem Konzil van Ephesus endgültig an die Mutter Jesu abtreten". "Sogar die vom Himmel gefallenen Bilder der Artemis von Ephesus gingen im Glauben an die Himmel-Gefallenen Marienbilder in die Kirche über. "Die christliche Masse jener Tage vollte die Gottesmutter auch in der neuen Religion besitzen". "Selbst die Empfängnis Maria legte die Kirche auf Grund einer in die lukaninischen Legenden hingedeuteten Berechnung in dieselbe Jahreszeit, in der auch die Empfängnis der Isis stattfand, deren Schwangerschaftsdaten im Egyptischen Festkalender ungewöhnlich genau registriert waren. Auch ihren blauen sternengeschmückten Mantel vererbte sie in den künstlerischen Darstellungen als "Madonna" ihrer Nachfolgerin. Ebenso erhielt Maria die Isisattribute Halbmond und Stem" .

Maria Warner vermeldt op p. 348 van haar boek "The myth and the cult of the Virgin Mary", dat tussen 400 en 500 de tempel van Isis in Soissons (125 km ten N.O. van Parijs) werd ingewijd voor de eredienst van de maagd Maria. Of dat voor of na het concilie van Efeze was staat er niet, maar logisch is dat het na 431 was. De cultus van de Egyptische "Moeder" tevens vruchtbaarheidsgodin Isis, blijkt dus in grote delen van Europa, vanuit de Middellandse Zee te zijn doorgedrongen. Dat Isis vaak werd uitgebeeld als een zwarte godin is begrijpelijk. Het gebied waar de Isiscultuur is ontstaan en heel sterk verbreid was, is Egypte en de Soedan. Deschner schrijft : "Ein Isisfest, das navigium Isis wird an der südfranzösischen Küste bis heute weiter gefeiert!"

Als we gaan nadenken over de figuur Maria kunnen we niet anders dan concluderen dat altijd en overal de gewone mensen behoefte hebben gehad aan een "moeder" tot wie zij zich in hun nood konden wenden. Böttcher    (38) schrijft in zijn "Gott hat viele Namen" terecht: "Der Gedanke der Mutterschaft und des von der Mutter geborenen unsterblichen Sohnes, steht über den Religionen.  Er ist rein Menschlich". "Keine Religion wird den Wunsch haben, wirdt den Wunsch durchsetzen können, sich von ihm zu lösen. Immer wieder wird die Religion, sie mag sein, welche sie will, den Müttergedanken und den Sohnesgedanken mit den Vorstellungen verbinden, die zu allen zeiten des menslichen Seins Mütter erlebten und in sich trugen und weitertrugen, wenn sie an den ewigen Sohn dachten".

De gewone mensen hebben nooit deelgenomen aan de voor de theologen van de vele, onderling verschillende Christelijke kerken brandende vraag gedurende vele eeuwen over de juiste onderlinge verhouding tussen de drie begrippen van de "Heilige Drie-éénheid" : "God, Christus en de Heilige Geest".

Over de gehele wereld zijn bij opgravingen beeldjes gevonden, die de moedergodin voorstellen met haar zoon aan de borst: in Mesopotamia, 4500 jaar geleden, in Egypte tussen 2000 en 1700 v.Chr. Op Cyprus beeldjes in terracotta gedateerd 2000-1700 v.Chr. Bij de Hethieten en op Sardiniê beeldjes van brons van een 1500 v.. Chr. Beeldhouwwerk in steen van de Moeder met haar Zoon in Mexico van 1000 v. Chr. In alle landen aan de noord- en oostkant van de Middellandse zee, beeldjes van de Moedergodin uit de eeuwen vöor onze jaartelling. Beeldjes en beelden van hout van de Moeder met het Kind in Kongo, Nigeria, Liberië, Goudkust. Vele eeuwen oud, maar ook van de laatste eeuwen.

Ook de vraag of Maria moest worden gezien als "Moeder Gods" of alleen maar als de moeder van Jezus, was in feite een twistpunt tussen patriarchen, bisschoppen, pausen en vorsten onderling. Voor de gewone gelovigen is altijd het begrip "Moeder" het belangrijkste geweest. Neumann schrijft hierover:   (39)   "Die tiefenpsychologischen, Forschung hat nachgewiesen dasz die Entwickelung der Menschheit in Ganzen und der menslichen Persönlichkeit in Einzelnen in positiver Abhängigkeit von dem in Unbewuszten schlummemden geistkräften verlaufen ist und verlaufen musz. So erfahrt der moderne Mensch auf neuer Ebene das Gleiche, was der ursprungliche Mensch intuitiv und überwältigt erfahren hat. Es ist im Unbewuszten der gebärenden und nährenden, schützenden und wandelnden weiblichen Kraft der Tiefe eine Weisheit wirksam, die der Weiskeit des Tagesbewuszseins unendlich überlegen ist und die, als Ursprung von Vision und Symbol, Ritual und Gesetz Dichtung und Wahrheitsschau, erlösend und richtunggebend, gerufen und ungerufen in das menschliche Leben eingreift. Diese "weiblich-mütterliche Weisheit ist eine Weisheit lebender Bezogenheit, kein absträkt "interesseloses" Wissen.

Wellicht is nu verklaarbaar hoe de Egyptische Isis in de christelijke godsdienst Maria werd. Natuurlijk heeft ook de legende zich meester gemaakt van de metamorfose Isis-Maria.

In de legende van de drie broers    (40)    die deelnamen aan de eerste kruistocht (1099) en door de Turken gevangen genomen werden, probeert de sultan (de duivel) hen over te halen tot het mohammedanisme. Hij gebruikt daartoe zijn mooie zwarte dochter Ismerie (Isis-Maria). In hun  nood smeken de broers de Heilige Maagd Maria hen te helpen. Dan brengen de engelen ‘s nachts een prachtig mariabeeld, waardoor Ismerie wordt bekeerd tot het Christendom. In haar droom treedt de zwarte Ismerie in de plaats van Maria. Hierdoor wordt aannemelijk dat het beeld niet meer Maria maar de Egyptische Ismerie -  Isis-Maria wordt en dus zwart moet zijn. Dan verplaatst het toneel zich tijdens de slaap naar Frankrijk en doopt bisschop Barthelemy de Vix te Liesse Ismerie en zorgt voor de bouw van de eerste kerk (1134) waarin dus een zwarte Madonna. (Notre Da­me de bon  Secours).

In de twintigste eeuw in Frankrijk "Notre.Dame de bon Se­cours". Begin 2de  eeuw in Numibië (Oost-Algerije) dicht Lucius Apuleius in zijn hymne aan Isis: "Gij schenkt zoete moederliefde aan allen die in nood verkeren... Geen dag, geen nacht, geen enkel ogenblijk gaat voorbij zonder dat Gij uw weldaden schenkt. Op de zee en op het land behoedt Gij de mensen.... Op uw wenken waaien de winden, regenen de wolken, kiemen de zaden, ontspruiten de helmen",

Met deze laatste regels zijn we duidelijk bij de vruchtbaarheidsgodin Isis, de godin van het koren. De zwarte Madon­na is ook de godin van het graan. In haar processies zijn immers nadrukkelijke groene kaarsen voorgeschreven. Symbool van het groene graan. Ook D. Förstner schrijft : "Grün ist die Farbe der frisch-sprossenden Vegetation, der Erwartun kommender Ernte".

Met het syncretisme van de Isis-Maria aanbidding en daarmede de transfiguratie van Isis in Maria verstaan we ook hoe men zal zijn gekomen tot "O.LV. met het korenkleed" in Milaan. Althans als we indachtig zijn aan de uitspraak van F. de Coulanges: (41)   "Het verleden sterft nooit helemaal voor de mens. De mens kan het wel vergeten, maar hij draagt het altijd in zich mee; want hij is wel in elke tijd zichzelf maar hij is tevens het product en de samenvatting van elle voorafgaande tijdperken".

Vanaf het einde van de 14de  eeuw zijn er mensen uit het noordwestelijk deel van het graafschap Vlaanderen ter bedevaart gegaan naar "O.L.V. met het arenkleed" in Milaan. De grafschildering in Aardenburg (afb. 28) moeten we in verband daarmee zien. Maria is hier godin van het koren, maar Maria is vanzelfsprekend in de eerste plaats de "Moeder" die "zoete moederliefde schenkt aan allen die in nood verkeren". (Apu­leius ).

Het is niet onwaarschijnlijk dat in dit graf een priester begraven werd die zelf de pelgrimstocht naar Milaan heeft gemaakt. Een priester omdat aan de oostwand van het graf de afbeelding staat van de kruisiging, waarop Christus aan een takkenkruis hangt. Er is nog iets bijzonders in deze graf­schildering. Maria houdt in haar rechterhand een twijgje met rode bloempjes. Mogelijk mogen we aannemen dat deze bloempjes rozerood hadden moeten zijn. Bloemen van de amandelboom. Heel vroeg in het voorjaar reeds komen aan nog naakte takken van de amandelboom roze bloemen. De kerkvaders beschouwden deze bloemen aan naakte takken als symbool voor de wederopstanding. (42)   

In een grafschildering in Sluis beeft Maria ook takjes met bloemen in haar rechterhand (afb. 33). Maar hier heeft bet takje zijtakjes met rode bloempjes aan de uiteinden. Het is mogelijk dat er aan deze vertakte twijg blauw gekleurde blaadjes waren geschilderd. Maar dan was er door vele beschadigingen slechts één blaadje herkenbaar aanwezig. Ook in deze grafschildering het symbool voor de wederopstanding.

De Maria in de grafschildering in graf X in de St. Baafs in Aardenburg heeft echter een heel andere tak in haar hand (afb. 34). Is het hier de bedoeling geweest een levensboom te schilderen? Met zoals bij meerdere volkeren over de gehele wereld dit symbool werd uitgebeeld, drie maal twee zijtakken.

2017 04 25 131445Afbeelding 33   Sluis  - Afbeelding 34  St. Bavo graf X

Schrijnen (43) schrijft dat het volksgeloof in België de kinderen liet groeien aan rozemarijnstruiken. Woordelijk schrijft Schrijnen: "Waarom juist aan rozemarijnstruiken? Zeker is het niet toevallig, dat het jeugdige echtpaar bij voorkeur met rozemarijn is getooid en dat "de slag met de levensroede" die de vruchtbaarheid beoogt, veelal met rozemarijnstengels wordt toegediend".

2017 04 25 131512Afbeelding 35  St. Barbara in de St. Nicolaaskerk in Hannekenswerve

De rozemarijnstruik heeft echter donkerblauwe lange bloemtrossen. In geen van de twijgen in de hand van Maria in de grafschilderingen van afb. 28, 33 en 34 is echter een rozemarijnstruik te onderkennen. Desondanks is het wel degelijk mogelijk alle drie als een levensroede te zien. En in een grafschildering kan dit symbool, net als de amandelbloem, op nieuw leven duiden. In een graf dus op wederopstanding.

Eigenlijk tegen de verwachting in staan er maar weinig afbeeldingen van heiligen in de beschilderde graven. In Aardenburg in de St. Baafskerk: St. Barbara, St. Catharina van Alexanderie en St. Sebastiaan. In de (verdwenen) St. Nicolaaskerk in Hannekenswerve alleen St. Barbara en St. Catharina.

Mogelijk is St. Sebastiaan afgebeeld omdat er, ook toen al, een boogschuttersgilde in Aardenburg bestond dat de naam droeg St. Sebastiaan. Volgens het vaste patroon is hij ook hier afgebeeld doorboord met pijlen.

De grafschildering van St. Barbara was zodanig beschadigd dat er niet veel van te herkennen was. Wel was er nog iets van een toren te herkennen. Maar niet een toren in de hand als haar attribuut maar een grote toren. Zoals ook Van Eyck haar voorstelde. Aan de voet van een in aanbouw zijnde toren. De St. Catharina afbeelding in de St. Baafs is volgens een geijkt patroon. Met in haar linkerhand het rad, met zwaarden bezet, als attribuut. In haar rechterhand een boek.

In de St. Nicolaaskerk in Hannekenswerve waren St. Bar­bara en St. Catharina tegenover elkaar in een graf geschilderd. Barbara aan het oostdeel van de noordwand van het graf, Catharina aan de zuidwand. Barbara met in haar linkerhand de toren, in de rechterhand de palm der overwinning als algemeen attribuut der martelaren.. Toen de schildering van St. Catha­rina was blootgelegd (1964) bleek die zodanig beschadigd dat slechts met moeite haar attribuut, het rad kon worden onderkend in haar rechterhand. Van de linkerarm viel niets meer te ontdekken. Wat in deze grafkelder opviel was, dat zowel bij Catharina als bij Barbara, zowel achter als voor de heiligen op de grond, tussen grassprietjes, een vegetatief gaffelkruis was geschilderd. In de vorm van drie blaadjes (bloemen) bovenaan een loodrechte blad (bloem) stengel. Natuurlijk komt de gedachte op dat hier de man-rune is bedoeld. Het symbool voor leven. In een graf dus wederopstanding. Timmers schrijft: "Wordt Catharina samen met de H, Barbara voorgesteld, dan vertegenwoordigt Catharina het contemplatieve, Barbara het actieve leven. Barbara, Catharina en Magdalena, "de drie Santinnen", worden beschouwd als de verpersoonlijking van Geloof, Hoop en Liefde."

Ook wordt Catharina wel beschouwd als de vertegenwoordigster van de verstandelijke wijsheid en Barbara als de verpersoonlijking van de wijsheid die uit de ziel voortkomt. Catha­rina was de patrones van de nonnen, schoolmeisjes en maagden, dit in verband met haar mystieke huwelijk met Jezus. In verband met het rad was zij de patrones voor spinsters, wagenmakers, molenaars, scharenslijpers, pottenbakkers, chirurgen en barbiers. Barbara was de patrones van de artilleristen, geschutgieters, klokkenluiders, klokkengieters en mijnwerkers.  Dit naar aanleiding van de enorme donderslag die volgde op de bliksems die de vader van Barbara doodde onmiddellijk nadat hij zijn dochter had onthoofd.

De rooms-katholieke gelovige mens bidt meermalen met een bepaalde doelstelling tot een bepaalde heilige. Voor verloren voorwerpen bidt men tot St. Antonius. In de hoop een reis zonder ongelukken te volbrengen bidt men tot St. Kristoffel. Veel automobilisten (ook niet-rooms-katholieken) hebben deze heilige als mascotte in hun auto tegen verkeersongelukken. Maar een belangrijker heilige voor de mens in de middeleeuwen was St. Barbara. Zij was de belangrijkste der "noodheiligen". St. Barbara werd aangeroepen in stervensnood. Tot St. Catharina werd met eenzelfde doel gebeden. Ook zij was een "noodhelpster" (net als nog 12 andere heiligen).

Boven deze heiligen stond natuurlijk de Moeder Gods, Ma­ria. Moesten in een graf Barbara en Catharina genoegen nemen met een plaats aan een der zijwanden in een graf; een afbeelding van Maria (praktisch altijd tezamen met het Kindeke Je­zus) stond altijd aan het voeteneinde van het graf. Dacht men toen dat de dode Haar daar kon zien? En zich dus direct tot Maria kon richten om voorspraak? Voorspraak, ook nog na de dood? De tegenwoordige mens kan zich dat maar moeilijk indenken, maar zal het de middeleeuwse mens onmogelijk hebben geschenen?

Even vanzelfsprekend blijkbaar was dat aan het hoofdeinde van het graf, dus achter het hoofd van de overledene de kruisiging werd afgebeeld in het graf. Jezus aan het kruis met aan zijn rechterzijde zijn moeder, aan de andere kant Johannes. Of vaak ook alleen Jezus aan het kruis. Daardoor voor iedereen veel duidelijker te begrijpen de woorden: "Eli, Eli, Lama sabachtanie".

Op de zijwanden der grafkeldertjes bevinden zich meerma­len ook afbeeldingen van engelen, die zwaaien met een wierookvat. Dacht men zich in de hemel ook plechtige riten met de win­ding en de sfeer van wierook? Een enkele keer zijn het musicerende engelen. Uitbeelding van hemelse muziek in het hiernamaals of muzikale begeleiding door engelen tijdens de mis in de hemel? En de soms op de zijwanden voorkomende schilderingen van bloemen? Mogen we die verklaren als uitbeelding van de voorstelling die men zich van de hemel maakte?

Het is ten enenmale uitgesloten de grafschilderingen, zoals die zijn gevonden in het N.W. deel van het vroegere graafschap Vlaanderen, te begrijpen als we niet proberen ons zo goed mogelijk in te denken in de omstandigheden en vooral de gedachtewereld waarin de mensen hier in de 14de  en de 15de , 16de  eeuw leefden. De godsdienst was toen een van de belangrijkste factoren in het leven van de mens. De kerk die berusting in het vaak harde levenslot predikte en die met zijn voorschriften en geboden heel veel dingen regelde. Zelfs de aan de kerk te brengen offers. De kerk die het hiernamaals afschilderde als een paradijs maar tegelijkertijd de angst aanwakkerde voor de eeuwigdurende verschrikkelijke pijnen in de hel. Prof. Dr. J.J.M. Timmers schrijft in zijn "Symboliek en iconografie" dat onder invloed der laatmiddeleeuwse ascese in de 14de  en 15de  eeuw, dood en sterven een der meest geliefde motieven in de kunst wordt. En de verschillende soorten kunstenaars beijveren zich dan om vooral die hellepijnen overduidelijk uit te beelden. Als in de jaren 1315-1317 er ernstige hongersnood heerst waarbij 1 op de 7 of 8 mensen sterft en in 1345, 1346 tot 1352 in grote delen van Europa de pest woedt, waarbij in sommige streken meer dan een kwart van de bevolking sterft, neemt in de loop der jaren de angst voor een onverwachte dood zodanige vormen aan dat in het begin van de 15de  eeuw er blokboeken  (44) worden gedrukt over de kunst om goed te sterven. “Ars bene moriendi”. Met prenten die duidelijk de strijd uitbeelden tussen engelen en duivels om het bezit der zielen van de stervenden. Hemel of hel. Volkomen verklaarbaar dus dat Maria een steeds belangrijker plaats gaat innemen in het leven der gelovigen. De "Moeder" tot wie men zich in angst en nood kan wenden.

Timmers zegt hiervan: "Gedurende heel de periode der Middeleeuwen beweegt zich de verering der Moeder Gods in stijgende lijn. Bernardus en Sermonus passen alle vergelijkingen uit het Hooglied, alle schone en diepzinnige benamingen, die in de H. Schrift te vinden zijn op Maria toe, en daarmede zetten zij slechts een van de ouds bestaande traditie voort. Maria is het brandende braambos, de Arke des Verbond, de sterre, de bloeiende twijg, de vacht van Gedeon en het bruidsvertrek de gesloten poort, de omheinde hof, het morgenrood, de ladder van Jacob. Het oude verbond voorspelt op elke bladzijde zijner boeken de komst van haar, die de Moeder Gods zal zijn. Het Speculum Beatae Mariae en de Laudibus Beatae ademen een zelfde geest. Een gedachte die aan al deze werken gemeen is en waarop zij telkens terugkomen, is Ma­ria's koningschap. Maria aldus het speculum Beatae Mariae is. tergelijker tijd Koningin des hemels, want daar troont zij te midden der engelen, Koningin der aarde, daar openbaart Zij voortdurend haar macht en Koningin der Onderwereld, want zij is oppermachtig over de duivelen. Ook de beeldende kunst legt de nadruk op dit koningschap. Maria is de Koningin, die de Koning van het heelal op haar schoot draagt. In de loop der Middeleeuwen zal haar beeld zich ontwikkelen van hiëratische majesteit tot moederlijke tederheid".

Maria Koningin der onderwereld (het verblijf der afgestorvenen) en oppermachtig over de duivelen. Logisch dat er ontelbare legenden en mirakelverhalen ontstaan waaruit die macht van Maria blijkt. In een daarvan kan Maria zelfs als een zondaar, die als verdoemd is gestorven, doen herleven, hem de tijd geven berouw te tonen en te biechten en hem daarna, als zijn zonden hem zijn vergeven, opnieuw, maar nu "zalig" te laten sterven. Volgens de theologie is dit natuurlijk slechts een legende omdat Maria zich hier de prerogatieven van Jezus heeft toegeëigend. Usurpatie dus. Maar in de volksmond vond het toen gretig gehoor.

Wel, in overeenstemming met de theologie is de legende van "Onze Lieve Vrouw met de Inktpot" zoals die in het laatst van de 13de  eeuw ontstond in Aardenburg. 

Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg

In de jaren na ons Heeren Incarnatioen als men schreef duizend ende driehonderd, dan bestierde ende regeerde ons Vlaanderen. de goede Grave Lowys, met name van Cressy. Ende

2017 04 25 131550Afbeelding 36   O.L.V. met de inktpot, stadhuis Brugge.
Beeld van de Brugse beeldhouwer Prosper Hendrickx op 4 juli 1926 ingehuldigd

Symbolen in grafschilderingen

Jan van Hinte

Rond de poldertorens
1982
02
055-096
Mado Pauwels - Chantal Dhondt
2023-06-19 15:26:46