Mededelingen
6. Studiereis naar Essen - Zondag 26 juni 1983
Karel Aernoudts
Een der hoogtepunten van de activiteiten van onze Heemkundige Kring, is zeker voor veel Leden de jaarlijkse studiereis. Niet alleen de gezelligheid, de aangename sfeer en het feit dat de grote St.-Guthagofamilie eens een volle dag samen uit is, maar ook het doel van de uitstap spelen een grote rol in het steeds weerkerend succes. Soms is het een bezoek aan een oude historische stad, maar dit jaar speelde de heemkunde, de folklore, dorpsleven, de oude ambachten de hoofdrol.
Op zondag 26 juni '83 ging het naar Essen heel in het noorden van de provincie Antwerpen, tegen de Nederlandse grens.
Twee cars haalden de Leden keurig op in de verscheidene gemeenten van ons werkterrein; en het gezelschap, 76 man sterk, bereikte over de nieuwe autoweg naar Antwerpen, op het voorziene uur onze reisbestemming. Het weder was prachtig: stralende zon!
In Essen werden we opgewacht door Voorzitter en Bestuur van de plaatselijke, zeer actieve Heemkundige Kring "De Spijker". Voorzitter Jordaens heette ons welkom en, onder leiding van hun bestuurslid, tevens ere-gemeentesecretaris, de heer Janssens bezochten we het stadhuis. Niet om aldaar saaie administratie te ondergaan, maar eenvoudig omdat het zeer interessante heemkundig museum "Gerard Meeusen" aldaar op de zolderverdieping is ondergebracht. Wellicht niet de ideale plaats voor een heemkundig museum, maar wel praktisch. De verhouding gemeente-heemkundige kring is er dan ook uitstekend!
Het museum bevat een twaalftal zalen, beter gezegd reconstructies van kamers, werkplaatsen, woonplaatsen, zoals ze een eeuw geleden werkelijk bestonden. We vermelden de voornaamste: een Kempisch boereninterieur, het karnhuis, een dorpsschooltje, een winkel, een herberg, een schoenmakerij. Alles rijkelijk voorzien van oude gebruiksvoorwerpen.
Ook nog een kapel van de St.-Sebastiaansgilde. Verder een lokaal met talrijke gildevlaggen (de oudste van kort na 1600). Hier ook broederlijk naast elkaar de vlag van "Les Amis de la Gare" (ja, ja, in de Antwerpse Kempen!) en een mooie student en vlag met Vlaamse Leeuw, naar een ontwerp van Joe English (1905).
Ook een rijke verzameling oude klederdrachten, met onder meer een volle pronkkast met kanten mutsen.
De gids wees er op dat vroeger het gildeleven veel meer beleefd werd dan nu. Verre reizen, auto's, televisie, radio, het was alles onbekend. Dus men zong, musiceerde, speelde toneel, richtte alle soorten spel en vermaak in ter plaatse, en ... men bleef in het dorp!
Bij het buitenkomen uit het stadhuis, verwijlden we enige ogenblikken op het dorpsplein, met linden begroeid. Een merkwaardig monumentje in 't midden, genoemd De Pomp, is later aangepast als oorlogsmonument en bevat de namen van gesneuvelden uit drie oorlogen.
Om 12 uur werden we verwacht op de Kiekenhoeve, alwaar we een degelijk warm middagmaal geserveerd kregen. De Kiekenhoeve is een mooie abdijhoeve uit 1767 van de Abdij van Tongerloo. Thans uitgebaat als restaurant en cafetaria. Na de maaltijd bezochten we in een enig kader verschillende loodsen, waar alle soorten wagens, karren, koetsen stonden tentoongesteld. Thans bezit het "karrenmuseum” reeds ongeveer 150 exemplaren, maar de verzameling groeit steeds aan. Laatste aanwinst (van vorige week!) een zeer ruime zigeunerwagen, om te bouwen tot documentatiecentrum. Maar er is nog veel werk aan! dat zagen we zo!
Het best van al zijn de verschillende werkplaatsen van oude ambachten. We vermelden vooral: de smid, de wagenmaker, de wielmaker, de imker (bijenhouder). Onze gids leerde ons heel wat over het harde maar boeiende leven van onze voorouders. Voorzeker, velen waren analfabeet en ze hadden geen boekengeleerdheid, maar hoeveel stielvaardigheid: praktische toepassing van opgedane ervaring ging over van vader op zoon, geslachten lang! Een openluchtmuseum van de bovenste plank, een klein Bokrijk, dat reeds druk bezocht wordt.
Om 4 uur vertrokken we naar ons derde reisdoel: de Bakkersmolen van Wildert, een wijk van Essen. De molen is van het type "stellingmolen": een hoge stenen romp en daarop een houten kap (de kapzolder), die kan gedraaid worden of gekruid naar de wind. Langs de steile trappen en door de zolders, die namen droegen als baalzolder, meelzolder, steenzolder, luizolder, bereikten we na een flinke klimpartij de hogere regionen. Twee mulders traden op als gids en gaven ons heel wat deskundige uitleg. Onze gids was niet van humor gespeend en gaf ons talrijke spreuken en spreekwoorden ten beste in verband met de molens; hij zong voorwaar een paar molenliedjes. De wieken werden tweemaal in werking gezet, zodat we het malen van graan ter plaatse konden meemaken.
Die molen is slechts een onderdeel van een groter complex, namelijk een hoeve die thans als cafetaria uitgebaat wordt. In de bijgebouwen kon ter plaatse gebakken boerenbrood, molenkoeken en wat al niet, gekocht en gegeten worden. Ook een bakkerswinkel, zoals die er uitzag rond de eeuwwisseling, en een museum waar ongeveer 3000, vroeger in het bakkersbedrijf gebruikte voorwerpen, werden samengebracht.
Vooraleer te vertrekken, kreeg ieder van ons gezelschap een lekker, op steen gebakken, molenhoevebrood aangeboden.
ft Was tijd om de terugtocht aan te vatten. Door mooi beboste omgeving, waarin talrijke villa's die kennelijk niet door doppers bewoond werden, bereikten we terug de stad Antwerpen. Hier was nog een korte pauze voorzien voor een verfrissing of versterking van de inwendige mens.
Op een goed uurtje waren we terug op ons vertrekpunt. Gans het gezelschap was uiterst tevreden over deze uitstap. De Voorzitter bedankte ons voor de grote opkomst; maar is het niet veeleer wij die de organisators moeten danken?
We vermelden inzonderheid Albert De Keyser voor de vlotte organisatie en Maurits Dekeyzer voor de reisdoelen in Essen.
Tot volgend jaar !!