Verslagen
2. Folkore in de "Zei-spreuken"
Jacques Larbouillat
Wat nu het "cultureel centrum" wordt genoemd, gelegen in een van de schilderachtigste hoekjes en in de schaduw van een polderkathedraal, is de prachtig gerestaureerde "Zeventiende eeuwse oude Pastorie" van Lissewege. Gebouwd in 1634 door bouwmeester Jan Joyens, werd deze verder met een "camer" vergroot in 1653 door Walram Rombout, die er 500 pond Vlaams voor kreeg.
Twee wegen leiden er naartoe. Bij het vertrekken aan het kerkportaal, is langste weg de gemakkelijkste. Daartoe slaat men links af, het hoekje om. De kortere weg is deze rechts naast de kerkingang, dwars door het kerkhof, waar men voor een ijzeren hekken komt te staan, dat gesloten is, op 5 meter van het "cultureel centrum"! Een sprongetje over het kerkhofmuurtje ... en de culturele verrijking kan beginnen.
In dit cultureel centrum had op zondag 20 november een voordracht plaats over de folklore in de zei-spreuken. Voordrachtgever was de heer Daniël De Beul uit Ranst bij Antwerpen, verzamelaar en publicist van een 6000 zei-spreuken in woord en beeld, zo uit het volk gegrepen.
Spreker leidde zijn voordracht in met een wetenschappelijke benadering: "In het Nederlands taalgebied heeft er zich een eigenaardige ontwikkeling voorgedaan op het gebied van de volksspreuken. De zei-spreuk, een bijzondere vorm van de volksspreuk, wordt in Vlaanderen algemeen gebruikt. In andere Germaanse taalgebieden kent men ook deze speciale vorm van humor, scherts en gewoonlijk bestaat een Zei-spreuk uit drie delen, en in zeer weinige gevallen uit twee delen. In dit geval is er alleen het onderwerp en de zegger.
Deze drie delen zijn:
- het thema, of actie, of stelling;
- de uitvoerder, of zegger, of slachtoffer;
- het doen, de kwalifikatie, het resultaat.
Het eerste volksspreukenboek in de vorm van zei-spreuken zou in 1706 verschenen zijn en de schrijver Anna Folie noemde ze "Rariteiten". Ook Carolus Tuinman, een predikant uit Middelburg, gaf in deze periode een werk uit met "zei-spreuken". Hij schreef dat "wat onder het volk gezegd wordt, ook mag geschreven worden".
Jacob Cats was ontegensprekelijk de grootste spreukendichter van het Nederlands teelgebied, Hij zegde over de volksspreuk het volgende: "Een spreuk is een invallende gedachte op een voorvallende gelegenheid".
Guido Gezelle, Vlaanderens grootste dichter, zegde over de volksspreuk: "De spraak is het volk, en 't volk is de spraak. Het zijn luimige gezegden uit het volk ontsproten".
Het Westvlaams is rijk aan zei-spreuken. Die bevatten gewoonlijk humor, levenswijsheid of zelfverdediging of gelaten dragen van een tegenslag: "Ik heb een geluk met een ongeluk, zei de boer; mijn koe is dood, maar mijn hooi was op".
Na de laatste zei-spreuk trokken we weer naar huis ... langs de langste weg!!...