Verslagen en Mededelingen
4. Het Hof van Watervliet

Jacques Larbouillat

25 maart 1984

Deze voordracht, met bezoek aan het door de V.Z.W. Volkswelzijn gerestaureerde "Hof van Watervliet", in de Oude Burg 27 te Brugge, was voor de Sint-Guthagokring bijna vanzelfsprekend.

In de ruime zaal "Watervliet" mocht Voorzitter R. De Keyser dan ook talrijke leden en belangstellenden verwelkomen. In zijn welkomwoord verwees hij naar Jan III de Baenst, Heer van Oostkerke en destijds de bouwheer van deze voorname herenwoning.

Terloops verwijzen wij naar de studie over de familie "de Baenst", door onze Voorzitter René en gepubliceerd in het "Album De Smet, 1964: Het Kasteel Lembeke te Oostkerke en zijn bezitters; blz. 219 e.v., waarover onlangs een beroepshistoricus ondergetekende mededeelde dat, dank zij deze studie, voor het eerst de genealogie over de familie "de Baenst" correct is opgesteld!

De voordracht en het bezoek werden verzorgd door dhr. Jean-Pierre Esther, historicus verbonden aan de stedelijke dienst voor monumentenzorg; dit in vervanging van Lic. Noël Geirnaert, archivaris bij het Brugs stadsarchief en die verhinderd was.

Het bezoek aan het gebouw werd vooraf ingeleid door een korte historische toelichting over het leven van de bouwheer.

De herenwoning noemde oorspronkelijk het "Hof van Sint-Joris", naar de heerlijkheid van Jan III de Baenst te Sint-Joris-ten-Distel. Pas later werd het huis "Hof van Watervliet" genaamd, naar de 16d-eeuwse bewoner, de humanist Marcus Laurinus, heer van Watervliet, numismaat en mecenas van de drukker Hendrik Goltzius.

De tijdens de restauratiewerken vrijgekomen gebeeldhouwde en gepolychromeerde wapenschilden op de balksleutels, zijn het materieel bewijs dat deze herenwoning werd gebouwd door Jan de Baenst, heer van Sint-Joris-ten-Distel (+1486) en zijn vrouw Margareta de Fever (+1497). Jan III de Baenst behoorde tot de Brugse adelijke kring die zich aan het Bourgondische hof verbond en deel uitmaakte van de raad van de vaak in Brugge residerende Bourgondische hertogen. Samen met Lodewijk van Gruuthuse, Pieter Bladelin, Anselm Adornes, Jean de Gros, e.a. was hij een duidelijk voorbeeld van de Bourgondisering van de hogere klassen in Brugge gedurende de 2de helft van de 15de eeuw.

Jan III de Baenst speelde ook in het stadsbestuur een belangrijke rol - tot driemaal toe was hij burgemeester van schepenen - doch viel in 1477 bij de Bruggelingen in ongenade, daar hij in een politiek geschil met de hertog, te uitdrukkelijk diens kant koos. Zoals Anselm Adornes, had Jan III de Baenst een bedevaart naar het Heilig Land ondernomen. Hij heeft eveneens een belangrijke rol gespeeld in het culturele leven van de stad.

Uit archivalia kon men afleiden dat dit woonhuis vermoedelijk reeds in 1454 was afgewerkt, daar er in dat jaar, tijdens een economische zending van Jan de Baenst naar de hanzestad Lubeck, de stadsmagistratuur er officieel werd ontvangen. We kunnen ons voorstellen dat er geregeld banketten en feesten in Bourgondische stijl werden georganiseerd.

Aan de hand van diapositieven werd vervolgens door de heer J.P. Esther het gebouw bouwhistorisch en bouwtechnisch uitgebeend.

Vóór, en vooral tijdens, de restauratiewerken werden verscheidene bouwelementen blootgelegd, die toelieten het gebouw beter te leren kennen. Zoals het Hof Bladelin in de Naaldenstraat, heeft het huis hier een L-vormige plattegrond met een monumentaal dwarsgebouw en een lager poortgebouw aan de staatzijde. In de binnenhoek van deze twee vleugels bevindt zich de vroegere hoofdtoegang met het nu opengewerkte en prachtig versierde witstenen portaal. Deze vleugels dateren uit de eerste bouwfaze, die circa 1450 kan worden gesitueerd.

In de oksels van de beide vleugels, was er ook de traptoren die aan de straatzijde bovendaks uitstak: het statussymbool van de meeste herenwoningen uit die tijd. Opvallend zijn eveneens de stijlkenmerken uit de 15de eeuw: de vensters gevat een doorlopende traveeënnis, baksteenbouw met witsteen voor bepaalde ornamenten. Het binnenhuis in eikenhout, Spiltrappen aan de voor- en achterzijde.

Later op het einde van de 15de eeuw, werd de woning uitgebreid, zodat een omsloten binnenkoer ontstond. In de 16de eeuw werd voorgevel in renaissancestijl verbouwd, waarvan nog belangrijke sporen resten.

Onze erudiete voordrachtgever vestigde ook onze aandacht op de inspanningen van het architectenteam dat bij de aanpassingen van het oude gebouw aan de nieuwe functie, de grootst mogelijke eerbied heeft aan de dag gelegd voor de authentieke laatmiddeleeuwse elementen. Aan onze huidige vaklieden bracht hij ook een warme hulde voor hun zeer bekwaam vakmanschap. In deze zin is de restauratie van het Hof van Watervliet een illustratie van de actuele tendenzen in de monumentenzorg. De nieuwe vleugel, die bij het betreden van de stemmige binnenkoer, direct in het oog springt, beklemtoont op een boeiende wijze het kontrast tussen oud en nieuw.

Bij het uitgraven van de binnenkoer werd in september 1982, een overkoepelde beerput ontdekt. Dit privaat leverde een schat aan bodemvondsten daterend van rond 1600 tot 1760. De studie van deze gebruiksvoorwerpen werd toevertrouwd aan lic. S. Vandenberghe, adj.-conservator bij de Brugse musea. In ruime mate werd rood aardewerk gevonden, steengoed van het Rarense, glas, pijpen, lederen schoenresten, chinees porcelein, tin, e.a.

Na de uitermate interessante voordracht werd vervolgens een bezoek gebracht aan het herenhuis, van zolder tot kelder. Waarna een gezellig samenzijn volgde bij een geurige kop koffie, ons allen aangeboden door de gastheer.

Het begon al te deemsteren wanneer onze Voorzitter zijn dankwoord uitsprak, aan het adres van onze voordrachtgever.

Verslagen en Mededelingen - 4. Het Hof van Watervliet

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1984
02
093-095
Els Van Broeck
2023-06-19 15:26:46