Verslagen & Mededelingen
B. De Romeinen langs de Vlaamse Kust
Jacques Larbouillat
Onder de Gallische stammen waren "De Belgen" de dappersten, schreef Julius Caesar, toen hij onze gebieden veroverde 54 jaar vóór Christus. De Morienen en de Menapiërs kreeg hij, zelfs met alle militaire middelen van toen, niet-op de knieën. Voorwaar een taai "guerilla-volk", die voorouders van ons!
Het was met dit idee in het achterhoofd dat de vele nazaten van deze roemrijke stammen, nu Leden van onze Kring, op zondag 23 augustus 1987 naar Oudenburg reisden om in het Abtsgebouw, één van de thema's van de tentoonstelling "De Romeinen langs de Vlaamse Kust" te bezoeken.
Daar werd de nadruk gelegd op de militaire aanwezigheid aan onze kust in de laat-Romeinse tijd van 270 tot 410 n.C. Onder de deskundige leiding van Lic. Yan Hollevoet, archeoloog en wetenschappelijk medewerker aan deze tentoonstelling, werd eerst de prospectie van het gebied geschetst.
Belangrijk was de vaststelling van het bestaan van drie legerkampen die elkaar opvolgden van het eind van de tweede tot het begin van de vierde eeuw te Oudenburg. Van de derde vesting waren de sporen het duidelijkst zichtbaar gebleven. Bovendien werd men ook betrekkelijk goed ingelicht over de levenswijze van de bewoners van het kamp, dank zij het erbij borende grafveld.
De omwalling was in steen opgetrokken en 1,5 m. dik. De binnenbebouwing van het "castellum" bestond hoofdzakelijk uit houten gebouwen. De vesting bad een ongeveer vierkant plan van 163 op 146 m. en de breedte van de walgracht bedroeg minstens 20 m. De boeken en de poorten waren bijzonder versterkt.
Het grafveld werd praktisch volledig opgegraven. Het telde 216 graven. Uit de aard van de grafgiften blijkt dit zeer duidelijk de begraafplaats te zijn geweest van de militairen van de vesting. De overleden militairen werden in groot ornaat in zware houten kisten begraven. Dit betekende dat de tuniek door een gordel om de lenden werd opgehouden; de "Chlamijs" of soldatenmantel werd bij middel van een mantelspeld of drieknoppenfibula over de rechterschouder vastgehecht. De typische fibula mag als een officieel onderscheidingsteken worden aangezien. Deze fibula’s waren meestal uit brons en dikwijls kunstig versierd.
Alhoewel het bier gaat om soldatengraven, werden er geen wapens aangetroffen. De afwezigheid van wapens kan verklaard worden door het feit dat we hier te doen hadden met een regelmatige eenheid van het Romeinse leger en niet met vreemde huurlingen, van wie de wapens persoonlijk bezit waren die zij dan ook in hun graf meekregen.
Ook in de vrouwengraven waren de overledenen getooid met hun mooiste juwelen. Nog vele andere grafgiften werden aan de doden meegegeven: versierde kommen in aardewerk, zwart geverniste bekers, glazentasjes, dolfijnflessen en andere gebruiksvoorwerpen. Het vaatwerk bevatte voedsel en drank voor de grote tocht naar het hiernamaals.
Al deze prachtige vondsten waren te bewonderen in het stemmige abtsgebouw. Ze waren een streling voor het oog. Samen met de maquettes en de educatieve plannen en borden, kregen we een overzicht van deze militaire aanwezigheid.
Na de 'Romeinen' werd de kasteelsite van Gistel bezocht, waar Chis Van Isacker als amateur-archeoloog op eigen kracht en kosten een reeds jarenlange archeologisch onderzoek uitvoert naar de ligging van de middeleeuwse burcht. Met veel belangstelling werd naar zijn uitleg geluisterd en werden de opgegraven funderingen bezocht.
* * * * '
Hadden de militaire aspecten van de “Romeinen” velen bekoord, de burgerlijke bewoning te Koksijde kreeg vanwege onze Leden minder belangstelling. Alhoewel het Bestuur van de Kring geen moeite had gespaard, kreeg de gehuurde bus maar een halve bezetting.
Het bezoek aan dit tweede luik van deze zomertentoonstelling ging door op zondag 27 September 1987. Het was eveneens Lic. Yvan Hollevoet die het bezoek leidde.
Met prachtige foto’s en kaarten werden de diverse facetten van de prospectie van de Westhoek belicht. De burgerlijke nederzettingen waren er voornamelijk in de periode van het hoge Keizerrijk: 70 tot 270 na Christus. Inmiddels waren onze dappere voorouders brave Gallo-Romeinse burgers geworden, die in ons kustgebied een intense economische, ambachtelijke en familiale bedrijvigheid hadden ontwikkeld.
Bijzondere visuele aandacht werd geschonken aan de zoutwinning en aan de bewoningskernen.
Voor de twee tentoonstellingen werd een prachtig catalogus opgesteld. Deze bestaat uit een tekstueel gedeelte waarin een synthese werd gebracht van het archeologisch en geologisch onderzoek van de kustvlakte; gevolgd door een register van de archeologische vondsten. Daaraan werd medegewerkt door het kruim van de wetenschappelijke wereld uit ons Vlaams Gebied; dus ook door Yan Hollevoet en Lic. Bieke Hillewaert, ons bestuurslid. Deze laatste publiceerde daarin over de prospectie naar de Romeinse aanwezigheid in het Brugse havengebied. De catalogus werd uitgewerkt voor een breed publiek, waarbij zowel de leek als de wetenschapper zijn gading kan vinden.
De Sint-Guthagokring stelt deze catalogus te leen in haar biblioteek te Oostkerke.
Deze interessante namiddag werd verder afgerond met een rondleiding in het museum van de Duinenabdij, waar vooral vondsten uit de Middeleeuwen werden bezocht; en met een bezoek aan de ruïnes van de abdij onder de leiding van Mejuffrouw Hoebart.