Naschrift bij het artikel over Quintinus van Oostkerke

René De Keyser

In bovenstaande bijdrage heeft E.H. J.G.M. Van den Heuvel in zijn eigen gemoedelijke verteltrant ons het leven geschetst van Quintinus de Keirsghietere van Oostkerke, die in de eerste helft van de veertiende eeuw te Brugge benoemd werd respectievelijk als kanunnik van de O.-L.-Vrouwekerk en als pastoor in de St.- Salvatorskerk. Steunende op vele bewaard gebleven archiefteksten, die hij met veel geduld en kennis heeft doorgenomen, krijgen wij een overzicht van het rijk gevulde leven van een hoogstaande en geleerde priester, inboorling van Oostkerke.

Er bestaat geen twijfel, E.H. J.G.M. Van den Heuvel bewijst aan de hand van vaststaande bronnen, dat Quintinus van Oostkerke ook Quintinus de Kersghietere genoemd werd. Ik meen dat dit feit niet totaal uitsluit dat Quintinus de Kersghietere toch kan behoord hebben tot de herenfamilie "van Oostkerke". Daarom wil ik hier een bedenking aan toevoegen : die dubbelnaam doet mij ook denken aan Pieter Bladelin, bijgenaamd de Leestmaker, en heer van Middelburg in de 15de eeuw. De naam de Kersghietere zou een lapnaam of een beroepsnaam of een bijnaam zijn van een of meerdere leden van de familie "van Oostkerke".

Een vermelding van Quintinus van Oostkerke komt ook voor in het oudst bekende leenboek van de Burg van Brugge van omstreeks 1330 (1). Volgens dit register bezat Louis van Oostkerke een leen op Oostkerke, groot 7,5 gemeten, met 6 achterlenen, samen groot 20,5 gemeten (2). Na de dood van Louis van Oostkerke zou dit leen geërfd zijn door Quintinus, broeder van Louis van Oostkerke. Quintin zou als opvolger Claeys gehad hebben, zoon van Louis van Oostkerke. Claeys van Oostkerke moet dit leen op een onbekend tijdstip verkocht hebben aan Claeys Cattin. De heer Luc Janssens deelde mij mede dat Claeys Cattin dit leen op 15 juli 1357 verkocht heeft aan Diederic de Maerschalk (3). Louis van Oostkerke komt voor in de bronnen vanaf 1306 tot 1322. Hij verwierf in 1316 het ammanschap van Oostkerke ambacht. Hij was zeker overleden in 1336, vermits zijn weduwe en zijn kinderen daar vermeld worden. Hij werd in het leen van het ammanschap en het leen van 10 gemeten met het hof van Oostkerke opgevolgd door zijn zoon Claeys van Oostkerke. Deze laatste wordt bij mijn weten voor het laatst vermeld in 1375.

Volgens bovenstaande gegevens meen ik dat het mogelijk is dat Quintin van Oostkerke die het leen van 7,5 gemet erfde van zijn broeder Louis van Oostkerke dezelfde is als Quintinus de Kersgietere van Oostkerke die pastoor werd in St.-Salvators.

Het familielid Claeys de Kersghieter dat vermeld wordt in 1346 zou zelfs Claeys van Oostkerke kunnen zijn, de zoon van Louis van Oostkerke. Wij kunnen nog verder doordenken : Quintinus van Oostkerke, pastoor van Oostkamp in 1345, is waarschijnlijk een zoon van een broeder van Quintinus de pastoor van St.-Salvators, waarvoor de pastoor van St.-Salvators bij de geboorte het peterschap kan hebben aanvaard.

Louis van Oostkerke overleed tussen 1322 en 1336. In 1332 schonk "den here Quintin van Oostkerke" 12 pd. aan het St.-Janshospitaal te Brugge (4). Het kwam wel meer voor dat bij het overlijden van een familielid door de naaste familie een schenking werd gedaan aan een klooster of een andere kerkelijke instelling. Misschien is Louis van Oostkerke overleden in 1332 of kort daarvoor.

Tenslotte is aan een oorkonde uit 1334 van het St.-Janshospitaal te Brugge ook het zegel van Quintinus van Oostkerke, pastoor van de St.-Salvatorskerk bewaard gebleven, waarop een manshoofd met een nimbus is afgebeeld (5). Het lijdt geen twijfel, het zegel stelt zijn patroon, St.-Quintinus, voor. De doopnaam Quintinus is ons in de familie "van Oostkerke" alleen bekend voor de pastoor van St.-Salvators en voor de pastoor van Oostkamp, niettegenstaande St.-Quintinus de parochiepatroon is van Oostkerke.

In de laatste helft van de 13de eeuw, wanneer de pastoor van St.-Salvator geboren werd, leefde en schreef Jacob van Maerlant te Damme. J. van Maerlant heeft in zijn "Spieghel Historiaal" onder andere, misschien voor het eerst in de volkstaal, ook het leven beschreven van St.-Quintinus, en zou invloed kunnen gehad hebben op de naamgeving te Oostkerke.

Voetnoten

  1. ARAB, Rekenkamer nr. 45925, Reg. lenen Burg Brugge ca. 1330, f° 32.
  2. Zie ook R. De Keyser, Het kasteel van Oostkerke, Beernem, 1984, pp. 21-23.
  3. de Limbourg Sturum. Cart. Louis de Male, deel 2, p. 264, regest 1074
  4. RAB, Sint-Jan rolrekening, aanwinstennummer 1906.
  5. ARAB, Zegelverzameling, nr. 12653.

Naschrift bij het artikel over Quintinus van Oostkerke

René De Keyser

Rond de poldertorens
1990
01
010-012
Achiel Calus
2023-06-19 15:26:46