Mededelingen

4. Historiek van Ramskapelle

J.-B. Devlieghe

Ter gelegenheid van het jaar van het dorp, werd op 21 mei 1978 een wandeltocht op touw gezet door de Heemkring Sint-Guthago. Voorzitter René de Keyser had het genoegen een talrijke groep leden van de Kring en belangstellenden te mogen verwelkomen, waaronder Burgemeester-Volksvertegenwoordiger Em. Desutter.

Onze historicus, Maurits Coornaert, had de leiding en hij heeft ons dan ook laten kennis maken met enkele geschiedkundige feiten, die we verder hebben aangevuld met aantekeningen bij de plaatselijke bevolking.

De parochie Ramskapelle ontstond als afdeling van Dudzele rond de jaren 900, en werd eerst zelfstandig in 1250. Het kende in de 14e eeuw een zekere bloei met 1700 zielen, die leefden van de landbouw en de schapenteelt, gepaard gaande met de wolweverij. De bevolking is teruggelopen tot 600 en de parochie heeft sinds haar ontstaan maar weinig verandering naar vorm en omvang ondergaan. Vroeg reeds was er een driebeukige kerk, toegewijd aan Sint Vincentius. Deze werd echter tijdens de 16e eeuw verwoest en is dan later in de huidige vorm met één beuk herbouwd. De originele bouwtrant met karele stenen (moeffen) , in de streek gebakken, is nog in het onderdeel van de toren te zien.

Het kerkhof ligt rond de kerk. Er omheen loopt een beeweg met 7 kapelletjes ter ere van O.- L.-Vrouw der Zeven Weeën, die daar vereerd wordt. Binnen is de kerk sober doch netjes vernieuwd.

Een fraai kapelletje is onlangs bijgebouwd, bij legaat geschonken door de heer Theofiel Deklerk, de vroegere koster; dit ter ere van O.-l.-Vrouw. Daarin worden kostbare grafzerken bewaard.

Aan de kerk "vindt men een zonnewijzer met het opschrift: Let op de tijd. Vreest d’ eeuwigheidt. Ook een schettekot, waar destijds pluimvee en konijnen geofferd werden, die op zondag na de mis per opbod werden verkocht. Aan de ingang vindt men nog de kerktegel (roepsteen) waar de veldwachter de berichten aflas. Onder aan de toren is een waterpeil ingemetseld, dat de waterstand aangeeft Van de overstroming in de 16e eeuw.

Nabij de toren vindt men grafzerken van overleden pastoors: Joannes Franciscus van de Vijvere (1879-1902), stichter van de katholieke school tijdens de moeilijke periode van de schoolstrijd; Emiel Vande Walle (1902-1911), Alfons Cossey (1911-1920). Volgden nadien als pastoor: Edmond Pieters (1920-1932), Achilles Coucke (1932-1935), Paul Vandenbroucke (1935-1946), Jules Verkest (1946­1956), Jacobus De Pauw (1956-1961), Andreas Snauwaert (1961-62), en Gustavus Lemahieu 1962 tot op heden.

Tijdens overstroming van 1944 was het duidelijk zichtbaar dat de dorpskern met de kerk middenin op een woonterp is gebouwd.  Deze lag minstens een meter boven het waterpeil. Het dorp heeft zich ontwikkeld midden de ingedijkte polders van de Zinvlakte, die nu een van de vruchtbaarste landbouwvelden en weiden van ons Vlaamse platteland is geworden.

De bevolking is stilaan aangegroeid met hier en daar een hoeve of schapenkwekerij. Naar gelang de noodwendigheid kwam zich een smid of een wagenmaker in het dorp vestigen. In de Vrijestraat rechtover de hof van de pastorie, kwam de eerste smidse,  daarnaast het schooltje met Hypoliet Van Steene als meester en koster, en verder de kapelaan. In 1865 werd de gemeenteschool ge­bouwd met als leraar Louis Van Steene en later zijn zoon René.

De zustersschool ontstond in 1902, waar ook de kleuters hun eerste onderricht kregen. Op de plaats van deze school stond eertijds de herberg Sint-Sebastiaan, er tegenover op het huidige Dorpsplein, Café de Hazewind. Een tweede smid kwam zich vestigen op het hofplein van de hoeve Raes, later opgevolgd door de hoefsmeden Ar­thur Couvreur en Constant Westeyn. De zoon Maurice en de kleinzoon Roger hebben sindsdien overgeschakeld in kunstsmederij.

Als wagenmakers waren in ons dorp bekend Karel De Beir, later Theofiel Cattoor en Camiel Velde. De afstammelingen Cattoor baten er nu een  keukenbouwfabriek uit.

Mensen van rond de eeuwwisseling weten nog te vertellen van ' t Schuttershof, gelegen achter het huis van Jan Cuipers. Van daar liep de kerkwegel doorheen het land, naar de hofstede van de fami­lie Keirse en Huys.

De voornaamste gebouwen waren en zijn nog steeds: de kerk, de pastorie en de gemeenteschool met het huis van de meester.

Typische figuren, met anekdoten uit voorbije jaren lopen nog in de volksmond. Jan den Haak (J. Decuiper) had slechts een hand; hij bediende het kanon tijdens huwelijken en dorpsfeesten. Pieter Teetaert, verstokte visser met verboden tuig. Pol Reybrouck, stropen en pensen jagen waren zijn geliefde hobby's. Jan De Maeker liep met een kruk en was een soort filosoof. Louis Kupers (Decuiper) was boomveller en grachtendelver; hij was de bezitter van een geitenbok en men kon er ook terecht voor de keunebuk. Door Dumoulin, de kleermaker, verkocht ook petrol voor de lantaarns. Warden Savels de komiek, was knorren drager en grafdelver; hij had 12 kinders. Jan Plak (J. Desmidt) ging rond met de beer. Stien van de Briele (de Lelekaard) uit het oud gemeentehuis langs het vaartje, was de schrik van de kinderen. Fons Van Massenhove, getrouwd met Wanne Plak, gekende palingvisser uit de Café Palingpot. Den beer Huys (Louis Huys) uit het Barlenhuis, jachtwachter en evenzeer pensenjager. Djoos (Joos De Landmeter) met zijn muilezel. Konee Beste (Corn. De Bets) was gemeentewerkman en kantonier. En slakken Smit (L. Desmidt) uit Café De Pelikaan. Sissen Winteyn uit café De Wandeling in de Sasstraat. Seven Dobbelaere uit Burgerwelzijn, met 18 kinders.

Bij Jef Pintelon waren er ook 12. Fons Paepe, gareelmaker, ge­kende duivenmelker en virtuoos op de biljart. Stan Maeckers was kloefenkapper en timmerman. Jan Demunck - hereboer, melkventer met zijn knappe dochters. De toeristen kwamen graag picknicken in zijn boomgaard. Amelie Moei (Van de Kerkhove) gehuwd met Jan Vergaerde, groenten boer die erop uit trok met zijn muilezel; Amelie, steeds deftig in 't zwart gekleed, werd aanzien voor een tovenares.

Mietje Vos en Valerie Neyts, uit het destijds gekende spekkenwinkeltje.

Op een gedenkplaat worden de slachtoffers uit 1914-18 herdacht: soldaten Kamiel Bil, Gaston Dumoulun, Edward Herman; weggevoerden Jozef Devlieghe, Jozef Herman, Isidoor Winteyn.

Als laatste burgemeesters komen in aanmerking: Frans Pintelon, Louis Pintelon, Louis Demunck, Camiel Pintelon, Louis Keirse, Louis Huys, Alfons Proot (tot aan de fusie).

Rond het Sas, d.i. de twee bruggen over de vaarten, waren er 40 kinderen in drie gezinnen: bij Pol Bouten 18, bij Pol Van Massenhove 10 en bij Ko Janssens 12. Van deze twaalf werden later drie gekende metsers-aannemers: Pol, Pier en Jan Janssens.

Een legendarische figuur was zeker Jule Boret, de "Garde", die reeds in de eerste wereldoorlog als verzetsman zeker een ereteken verdiende. Bij vader Devlieghe belandde in ‘t begin van deze oorlog een Engels soldaat die terug wilde naar zijn land. Een seintje naar de garde en ‘s nachts werd de man over de grens gebracht.

Een paar jaar later, hetzelfde spelletje met een verbindingsman. Alleen de pastoor en de garde mochten de bruggen over die bezet en streng bewaakt werden. Weer een seintje naar de garde langs de pas­toor om; die kwam ‘s anderendaags met een boerenwagen en een koppel paarden hout halen voor de gemeente. In het bos langs het kanaal werd de wagen volgeladen met jong rijshout, met te midden daarin de bewuste persoon. En dju! ging het over de bruggen, de garde in uniform boven op de takken. De volgende dag was onze man reeds over de grens. Het magistraat in Brugge werd ook op doeltreffende manier bevoorraad. Met paard en sjees, de garde en een oud vrouwtje in kapmantel op de voorbank... en binnenin een geslacht varken; en dju! ging het naar Brugge. Bij controle was het ordewoord: dringend naar het lazaret met een kranke vrouw. Bij paling- en konijnensoupers was Jules de Garde steeds van de partij, samen met Stan Westeyn, Jan Sys, Stan Pintelon, Oscar de Buck en Kantonnier Vervaecke, waarbij de jeneverfles duchtig werd aangesproken. Eigenaardig! die kerels bereikten allen de 90 jaar en daarboven.

De romp van de molen, gebouwd in 1892 door Devos, is nog bewaard. De kans er ooit nieuwe wieken op te krijgen, is gering. Spijtig! Dit zou ons gewest anders een lieflijk uitzicht geven. Latere molenaars waren Charles Peel en Pieter Callant. Dezen werkten reeds met motorkracht. Dichtbij is een verkavelde weide, als nieuwe woonwijk Aishove, in volle ontwikkeling. Bij graafwerken, ook reeds bij het aanleggen van de nieuwe baan in 1962, werden resten van grondvesten van een oude woonkern blootgelegd. Bezijden het hoevetje Reybrouck in de Vrijestraat, werden bij opgravingen de resten  gevonden van de belangrijke Brugse steenbakkerij  uit de 14e eeuw. Daar werden grote hoeveelheden kareelstenen (moefen) gebakken met turf dat evenals de klei, uit de omgeving werd opgegraven. De oneffenheden van de omtrek wijzen nog op deze opgravingen. Het vervoer naar Brugge gebeurde met platte trekschuiten, langs de Noord watergang, die thans nog dienst doet als afwatering in de streek, en het dorp doorkruist.

Kleine waterwegen als de Isabellavaart, de Noord watergang en de Heistse Ader, zorgden voor de afwatering van de streek naar de Zwinmonding. Later, in 1847 werd het Leopoldkanaal gegraven van Zelzate naar Heist, om onafhankelijk van Holland het water naar zee te voeren. In 1857 werd het Schipdonckkanaal er naast gegraven als afleidingsvaart voor de vuile waters van de Leie. Daardoor werden landwegen doorsneden en werd de toegang tot sommige hofsteden bemoeilijkt.

De toegangswegen zijn nu meestal in beton of met een wegdek in asfalt. Vroeger waren dit slijkstraten, later verbeterd met een zandlaag. De ligging van deze wegen is onveranderd gebleven; ze kronkelen zoals vroeger, doorheen de landerijen, naar de aanpalende dorpen. De kerkwegels zijn echter verdwenen. Sommige hofsteden zijn gaaf gebleven, andere vervallen of verdwenen. Soms werden ze gesplitst om aan meer opvolgers een bestaan te geven. Familiekernen blijven in de streek gevestigd: Tavernier op "Groot Pronkenburg", Burggraeve op de “Blauwe Duivekete" of "Reigerie", Verheye-Huys op de "Rode Poort", Snauwaert op het "Hooghuis" thans verdwenen. Bekende namen zijn nog: Braems, Dendooven, Lierman, Desutter, Demunck, Keirse, Proot, Pintelon, Geleyns, Devolder, Maenhout, Devidt.

En de boer ploegt voort! Echter op een andere manier. Het zware gespan met twee scharren en kloeke boerenpaarden is verdwenen. Zelden ziet men nog de boerin op de blokstoel zitten melken. Knechten en meiden zijn zeldzame vogels geworden. Riek en zeis hangen in het museum. Tractoren en machines vervangen het mensenwerk.

Tijdens de laatste twee oorlogen heeft het dorp zelf weinig materiële schade geleden. Wel hebben de bewoners tweemaal de kanaalbruggen in de lucht zien vliegen. Ook heeft het merendeel van de landelijke bevolking schade en miserie ondergaan tijdens de onderwaterzetting in 1944. Velen moesten met have en goed hun inrichting verlaten en elders, meer in ’t binnenland, onderdak zoeken. Alle jonge bomen, hagen en gewassen waren door het zoutwater gedood, ook de landerijen en weiden waren beschadigd. Wij herinneren ons levendig deze ellendige toestand.

Wij kunnen ons verheugen over het erfgoed onzer vaderen. Een lief dorpje, model van plattelandskern met de kerk in ' t midden en de graven er rond; vruchtbare poldergronden en gezond leefmilieu. Wel is er nakend industriegevaar en wordt aan ons bezit geknaagd. Laten we onze krachten bundelen voor het behoud van ons natuurschoon. Ieder veegt voor zijn eigen deur, een bloempje voor het venster, een kladje verf hier en daar, een blijde lach en groet doet aan ieders harte goed! Ramskapelle is een gezonde levenskern: in 1977 geen enkel sterfgeval!

5. Bijloke en Leievaart

Waar komen ze vandaan... al die blije gezichten op die zonovergoten zondag van 4 juni? Als ik het zeggen mag: "Uit het schone Sint-Guthago district". Elk jaar opnieuw maken we er een zonnige tocht van, al is er soms geen zon. En toch heb ik het gevoel dat Sint- Guthago moeilijk overeenkomt met Sint Kristoffel.

Wie van de twee steeds stokken in 't wiel steekt, of roet in het eten strooit, is mij onbekend, maar dit deert ons gezelschap niet. Want zie, we waren weer met zijn zeventig op post voor dit ééndagreisje.

Een rimpelloos uurtje rijden naar de Lievestad Gent. De kar stond nog maar amper stil of de poppen gingen aan 't dansen. Een van de karren verloor mazout; de politie had ons gevolgd en ondertussen de brandweer opgeroepen; en daar kregen we een machtsontplooiing van politiemannen en pompiers. Schuren en spuiten van jewelste; maar wat anders konden wij daar aan doen, dan dit even te gaan doorspoelen op het hoekje. Weg benzine, mazout, en wat nog, de Bijloke roept ons.

We worden er stil van, wanneer we door de schone ingangspoort het rijke cisterciënzer vrouwenklooster binnengaan. Onze gedachten gaan eeuwen terug, toen het klooster verbonden was aan het hospitaal. Langs de vergaderzaal der beheerders van de armenkamer, de ontvangstkamer van de Abten van Baudelo, komen we in de gotische zaal terecht waar gotische meubelen en houtwerk uit het Gentse worden tentoongesteld. Met een beetje verbeelding zien we de witte gestalten van de zusters in hun grote refter zitten, luisterend naar de voorlezer die links in de muur een voorbehouden plaats had.

Muurschilderingen, koperwerk, en godsdienstige voorwerpen doen ons denken aan de rijkdom en de kunst van lang vervlogen tijden.

Het ijzertijdperk is lang voorbij, en toch vinden we hier een rijke verzameling van ijzerwerk. We kunnen er ons niet aan onttrekken: Gent was een handelsstad. Geen wonder dan ook dat we hier de juiste maten terugvinden om de waren te meten en te wegen, want daaraan waren toltarieven verbonden die door de stad geïnd werden.

Van ijzer naar porselein en glaswerk, om verder verzeild te geraken in een mooie verzameling van statieklederen en juwelen.

Er komt geen einde aan; we vallen van Louis XIV in Louis XV en varen verder naar Louis XVl (stijl). Langs de kloostergang zien we het Gentse, rijke verleden vertegenwoordigd door de gilden. Kruisboogschutter van Sint Joris, bus en kanonschutters van Sint Antonius, boogschutters van Sint Sebastiaan en schermers van Sint Michiel. Laten we nog een laatste blik werpen op het abdissenhuis: een pracht van een keuken; en de voutekamer niet vergeten waar we even mochten binnengluren in het slaapvertrek van de abdis. Nog even napraten in de lommer, en vertellen want ook hier ging het over vervlogen dagen.

Een korte wandeling langs de Lindelei bracht ons naar de Benelux boten voor een tochtje, of liever een tocht, op de Leie. Bezongen en beschreven als de "Golden River" of Gouden Rivier, heeft ze als water daar maar weinig meer mee te maken. Het roten van het vlas gaf haar beroemdheid, maar ook haar geur en kleur. Nu vliegt of vaart het goud je voorbij in snelboten van allerhande luxemodellen, groot en klein; een ongelooflijk aantal, zodat eenieder van ons daarover verrast was. Langzaam vaart onze plezierboot nu eens draaiend, dan weer kerend, van de ene naar de andere oever, met de regelmaat van een klok.

Rustig, zodat we ook de kans kregen een hapje te eten of een verfrissende drankje te drinken, ondertussen onze ogen de kost gevend aan al het schone dat ons voorbijgaat. De luxueuze villa’s, de prachtig onderhouden domeinen met bloemen, gras en groengewas.

Het zondagstijdverdrijf van de Leiebewoners. De vele koffiekransjes onder de zomerse parasol. En dan het spel van water en jeugd, hetzij op waterski, roeiboot of het simpele pootjebaden. Dit alles geeft kleur en leven. Zo nu en dan, bij een draai in een bocht, kwam een briesje onze gezichten strelen. Onze rivierreizigers versloegen de warmte of hitte met roomijs en koel bier. De vijf urenlange tocht wekte bij sommigen wel wat vermoeidheid op door de warmte, maar verveling viel niet te bespeuren, want ieder nieuwe bocht, zowel in ‘t gaan als in ’t keren, bracht iets nieuws, iets moois om van te snoepen.

In ’t zicht van de kade zochten we reeds naar de bussen, want het havengebied moest nog worden bezocht. Wie nu weer de geesten vertroebeld heeft: Sint Guthago of Sint Kristoffel, ik weet het niet, maar de sleutels van een van de bussen waren vergeten. Geen jammerklacht, maar rustig op "’t bankje bij de Leie": daar zaten we en lachten om het vele aangename dat we steeds op onze reisjes tegenkwamen. Na een uurke waren de beroemde sleutels er toch en konden we weg naar Zelzate, langs Ertvelde - Rieme, waar "Maes en Boerboom" uit Heist en "De Boi en Styns" uit Lissewege werden gefusilleerd gedurende de laatste oorlog. Nog even een blik op Sidmar en dan de weg op naar Eeklo. Maar plots kwam er weer een onheilspellend gesis van onder de bus: het was de luchtvering die het begaf, zodat de bus langs de ene kant kwam te hangen. Gelukkig ’t land was in zicht! Nu nog een stukje hartelijk muziek uit een van de talrijke feestcafé ’s.

Door Maldegem... en dan ging iedere bus zijn eigen route op.

We lagen ’ s avonds in bed nog te dobberen op de Gouden Rivier, achtervolgd door middeleeuwse pracht en hedendaagse rijkdom. Was dit wel niet van ons, we hebben toch genoten van een stukje rijke geschiedenis en een parel van natuurschoon.

Iemand die erbij was...

6. Wandeling te Westkapelle

L. Six.

Onder leiding van de heer Maurits Coornaert, op zondag 23 juli. Na een korte uiteenzetting over de herbouwgeschiedenis van de kerk en over de grote brand van de wijk juist ten noorden van de kerk, vertrek langs de Hoekestraat om het waterwegennet te verkennen.

De verdwenen Westkapellewatergang met houten steiger voor de schippers; De Zuidwatergang, het Kromwater, de Zwinnevaart.

Aan de samenloop van Kromwater en Zwinnevaart stond eertijds de Kwintenssluis. Vandaar liep de Zwinnevaart tussen 2 zijdelingen tot de Kalvekeetdijk links en de Bloedlozedijk rechts.

Nabij Schapenbrug zagen we de plaats van de vroegere schapenbrug met sluis, de weg Schapenbrug-Sluis van 1817, de legervaart, de ligging van de Monnikendijk, van een oude sluis in de tweede arm van de Reigaertsvliet.

Terug al over de Kalvekeetdijk, zagen wij nog de Knokse Watergang, de Keuveldijk en de Kragendijk?

Na een welkome verfrissing in 't Karrewiel, langs de Herenweg, rechts in een weide overblijfselen van een dubbele omwalling van een verdwenen hoeve "Ten Poele", en iets verder de Noordwatergang. Naar de Westweg: de Heiststraat vanaf het Rustoord tot de Kalvekeet­dijk is eerder van recente aanleg.

Uiterst mooi weder meer dan 60 deelnemers  evenwichtig gevarieerde wandeling.

 

7. Uitstap in de streek op grenzen van Sijsele, Maldegem en Moerkerke

M. De Smet

Wij vertrokken aan de Stockmanshoeve om van daar het Goed ten Hille te bereiken. Deze hoeve was, sedert midden 15e eeuw, in het bezit van de Lieve vrouwkerk te Brugge. Zij lag bij de kruising van de Stoofweg en een vertakking van de Antwerpse Heerweg. Ze werd eens, ten onrechte, het Goed Ter Bolle genaamd, zoals dit ook het geval is met een ander goed Ter Bolle, meer zuidwaarts op Sijsele gelegen. Deze benamingen komen slechts sedert de 16e eeuw te voorschijn nadat, bij de kruising van de Antwerpse Heerweg en de Stoofweg, een herberg opgericht werd die "Ter Bolle" als uitsteekbord had.

Deze herberg stond aan de noordkant van de Bollewallekens, ook een oude hofstede die haar naam kreeg van de herberg. Wat een her­berg allemaal kan doen ontstaan! Ter Bolle heeft de vroegere naam van die plaats doen verdwijnen. Dat was de Stuifhil, aan de zuidkant van de Antwerpse heerweg gelegen, een van de zandheuveltjes die zoveel voorkwamen langs die oude weg.

Wij volgden die heerweg echter niet naar het oosten toe, maar reden terug naar de Doornstraat om de mote van de Kaleshoek te bekijken. Dat is ook een zeer oude nederzetting die oorspronkelijk Ten Doorent heette. Er ligt daar trouwens nog een meers dichtbij die deze naam ook draagt en de Doornstraat wijst er ook naar.

Deze straat werd echter ook wel Brezendeweg genoemd of Maldegemse weg.

Onze volgende halte was dan ook op het hof van Brezende te Maldegem, waar boer Willems ons uitvoerig inlichtte. Op Brezende stond, sedert midden 15e eeuw, een kasteel en dat bleef daar staan tot midden 17e eeuw. Het behoorde toe aan de familie Ancheman.

Er werden dan twee hofsteden uit het domein gevormd, ieder ongeveer 100 gemeten groot. Nu is er nog slechts één hoeve. Brezende is, evenals de mote van de Kaleshoek, een zeer oude nederzetting. Er liggen trouwens nog een paar moten in de omgeving. Ze zijn echter verdwenen in het akkerland. Ook de Maldegemse Weg is gedeeltelijk gedempt, maar wij konden hem toch nog goed volgen op de grens Moerkerke Maldegem, voorbij de verdwenen hoeve van het Heibei tot dichtbij Zoetendale waar zijn naam dan verandert in Houtweg.

Zover zijn we echter niet geweest. We zijn langs de Heetveldeweg naar de Brieversweg gereden en dan westwaarts naar het vroegere klooster van Sarepta, waar wij een beetje dienden te wachten op de fietsers. Onze laatste halte was hij Spermalie, waar iedereen al veel over gelezen had en waar Marcel De Smet ons de grens toonde van Watering Zuid-over-de-Lieve.Iedereen was uiterst tevreden en trok. toen naar de Stockmanshoeve of naar huis. Hartelijke dank aan de heer Lic. Daniel Ver­straete voor zijn bijzonder aangename begeleiding en zijn zeer gefundeerde historische uitleg.

2021 11 12 142354

Mededelingen - 4. Historiek van Ramskapelle - 5. Bijloke en Leievaart - 6. Wandeling te Westkapelle - 7. Uitstap in de streek op grenzen van Sijsele, Maldegem en Moerkerke

J.-B. Devlieghe - L. Six

Rond de poldertorens
1978
03
141-151
Chantal Dhondt
2023-06-19 15:26:46