De Broeders Xaverianen, hoe en wanneer ontstaan?
Erik Willems
in Knokke, en vanaf mijn vijftiende jaar op het internaat in Brugge. Het is eigenaardig dat gedurende al die jaren niemand van de Frères ooit iets verteld heeft over het ontstaan van de Broeders Xaverianen. Of heb ik destijds niet goed opgelet? Wel herinner ik me dat elk jaar in december op de feestdag van de heilige Franciscus Xaverius er geen les gegeven werd, en dat deze dag begon met een dankmis in de St-Margareta kerk gevolgd door film of soms toneel in cinema Nova.
Stichter Theodoor-Jacobus Rijken (1797-1871).
De stichter van de Frères was Theodoor-Jacobus Rijken geboren in 1797 in het Nederlands-Brabantse dorpje Elshout. Hij was schoenmaker van beroep en een zeer bevlogen man die er van droomde een congregatie van onderwijzende Broeders te stichten voor de Indianen in Amerika. Zeer ongewoon voor die tijd was dat Rijken heel veel naar België, Zwitserland en Amerika reisde. In België en Amerika kwam hij in contact met veel Vlaamse missionarissen waaronder zelfs de gekende Jezuïet Pieter-Jan De Smet.
Rijken was een ongemeen boeiende verteller over Amerika en de Indianen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij veel jongemannen kon rekruteren voor het missiewerk in Amerika. Zijn uitstraling was zo enorm dat op heel korte tijd meer dan honderd jongemannen zich aanboden voor het broederschap. Deze kwamen grotendeels uit Nederland, Duitsland, België en ook Engeland.
Na veel onderhandelen met bisschoppen en financiële mecenassen in Amerika en Brugge stichtte Rijken in 1839 zijn congregatie van de Broeders van de H. Franciscus Xaverius. Weldra ontstonden er Xaverianen scholen in Louisville Kentucky (1854), Brugge en ook in Engeland. Rijken was duidelijk een visionair die het klaarspeelde een internationaal scholennetwerk ‘avant la lettre’ op te zetten.
Wanneer je op vandaag op het Internet het woord ‘Xaverian Brothers’ aanklikt, dan zal je versteld staan om te zien hoeveel Xaverianen scholen nu nog bestaan in Noord-Amerika. Voor de USA staan er wel 13 scholen op die verspreid zijn over de staten Massasuchets, Maryland, Connecticut, Kentucky en New York. Op deze website staan ook de scholen in Brugge en Knokke vermeld. Waar aanvankelijk de focus op de missionering van de Indianen lag, schakelde Rijken vrij vlug over naar het bouwen van scholen voor de honderdduizenden Europese emigrantenkinderen die in de 19de eeuw naar Amerika uitgeweken waren.
Officieel noemde men dus de congregatie “De Broeders Xaverianen”. In Brugge en omstreken werden ze in de volksmond gewoon “De Frères” genoemd. Dit moet ongetwijfeld teruggaan naar de tweede helft van de 19de eeuw, waar in de Brugse scholen de onderwijstaal nog overwegend het Frans was. Ook in Knokke is het woordje de “Frères” een diep ingeworteld begrip geworden.
Hoe en wanneer kwamen de Frères naar Knokke?
Rond 1915 hadden de Zusters van Onze Lieve Vrouw Ter Bunderen reeds een lagere jongensschool opgericht in de Smedenstraat. Met de groei van de Knokse bevolking na de eerste wereldoorlog, groeide de nood om ook een middelbaar onderwijs aan te bieden voor jongens. Het was de flamboyante pastoor Leo Bonte die op zoek ging naar een onderwijzende Broederorde om deze jongensschool te leiden en uit te breiden. Broeder Bernard Gregson, Generaal-overste van de Broeders Xaverianen met zetel in Rome, verklaarde zich in 1926 akkoord om zich over het schooltje te ontfermen.
Generaal-overste Broeder Bernard Gregson.
Net voor de start van het nieuwe schooljaar kwamen de eerste 4 Frères op 26 augustus in Knokke aan. Ze namen hun intrek in de villa ‘Patrijs’ in de Smedenstraat. Dit huis is ondertussen verdwenen en opgenomen in het complex van Selexion. Links van dit huis lag de speelplaats en het oude schoolgebouw dat ze stilaan verbouwden tot een vrije betalende school met een lagere afdeling van 6 en een middelbare school met 2 jaargangen. Omwille van de genereuze hulp van Generaal-overste Bernard Gregson, werd de school in Knokke het Sint-Bernardus Instituut genoemd naar de patroonheilige van Broeder Gregson.
In de twintiger jaren groeide het aantal leerlingen tot 167. In de dertiger jaren waren er reeds 7 broeders Xaverianen actief, en het aantal leerlingen steeg in 1937 tot 198 leerlingen. Gedurende de 2de wereldoorlog bleef de school operationeel met uitzondering van de Bevrijdingsdagen toen er 2 obussen insloegen: een op de speelplaats en een op de woonverblijven van de Frères. Gedurende de oorlogsjaren steeg het aantal leerlingen zodanig dat men het tweede en derde Middelbaar moest onderbrengen in Villa Lijsternest in de Cassierstraat.
Bij de aanvang van het schooljaar 1946-1947 begon ik mijn schoolloopbaan bij de Frères in de Smedenstraat en wel in het tweede studiejaar. Het eerste studiejaar had ik nog doorlopen bij de zusters in de H. Hartschool. Dit was dus kort na het beëindigen van de tweede wereldoorlog. Het is hier toch wel nuttig om even te schetsen hoe Knokke er uitzag na de 2de wereldoorlog.
Knokke was toen nog altijd een relatief kleine gemeente. De straten in de dorpskern waren allemaal gekasseid. Er reden heel weinig auto’s. Veel auto’s waren tijdens de oorlog opgeëist door de Duitsers. Nieuwe auto’s waren praktisch niet verkrijgbaar en waren enkel weggelegd voor begoede burgers. Ook reden toen nog heel wat paardenspannen in de straten. Dit waren boeren, kolenhandelaars, water- en bierhandelaars en zelfs het huisvuil werd met kar en paard opgehaald. Weelde was er helemaal niet. Een auto, radio of telefoon was enkel voor weinigen weggelegd. Televisie moest nog uitgevonden worden. Nieuwe kleren kregen kinderen enkel wanneer ze hun eerste communie deden. Bij versleten kledij werd er eenvoudig een lap ingezet. Pullovers werden door alle moeders zelf gebreid, soms met de wol die men uit oudere pullovers had gerecupereerd. Men noemde dit toen nog niet recycling! Schoenen werden continu herlapt. Schoenmakers zag men tot ’s avonds laat werken. Voor hen waren het goede tijden! Vulpennen waren voor ons kinderen niet weggelegd. Balpennen bestonden niet. Wij schreven met een potlood. Wanneer het echt mooi moest zijn zoals voor Nieuwjaarsbrieven, werd er geschreven met een stalen pennetje. De inktpot stond netjes ingebouwd in de toenmalige schoolbanken!
Door een poort stapte men de speelplaats op in de Smedenstraat. Aan de linkerzijde bevonden zich de klaslokalen. Aan de rechterzijde was er een blinde muur met een deur die toegang gaf tot de tuin van villa ‘Patrijs’ waar de woonvertrekken waren van de Frères. Helemaal achterin op de speelplaats was er een remise om bij regen te schuilen. Ook werden de fietsen van de kinderen daar geplaatst. Heel belangrijk nog was dat op de rechtse blinde muur er een kraantje stond met spoelbakje. In de zomer was het bij de aanvang van speeltijd aanschuiven om te drinken. Dit gebeurde zonder bekertje! Men verstrengelde eenvoudig de vingers in elkaar met de kneukels naar boven gericht. Het kraantjeswater viel daarop en vormde zo een klein plasje. Met de mond aan de kneukels slurpte men het water op!
De speelplaats en de klaslokalen zagen er niet zo fris meer uit. En toch had dit schooltje een zekere charme en gemoedelijkheid. Vooral bij mooi weer in het voorjaar was het er reuzeleuk. Elke leerling bracht in het voorjaar een zakje glazen marbels mee. Tijdens de speeltijd werd er duchtig gemarbeld of geknikkerd! Ook in het voorjaar, maar dan meer tegen de junimaand aan werd er gebikkeld. In Algemeen Nederlands noemt men dat bikkelen. Ik geloof dat dit spel met 5 pekkels gespeeld werd en er waren heel strikte spelregels. Het kwam erop aan om op de koer een plekje te vinden met heel gladde tegels, omdat men bij het ‘pekkelen’ met de hand snel over de tegels moest kunnen slepen.
Bij goed weer werd door diegenen die over de middag op school bleven op de speelplaats gegeten. Men zat gewoon op de grond om een boterham uit het vuistje te eten. A1 deze kinderen brachten ook hun drank mede in een ‘pulle’. Dit was een metalen veldfles met stop met een rubberen dichting ring. In de zomer zat er water in de ‘pulle’. In de winter bevatte die een mengeling van koffie en melk. Tegen de middag werd die op de stoof geplaatst om op te warmen!
Een attractie op de speelplaats was het dagelijks vervolgverhaal van de strip van ‘Suske en Wiske’. Het was Frère Baziel die elke dag deze strip uit de krant knipte, en deze achter een stukje ruit aan een van de klasramen ophing. Het was er dagelijks drummen om het vervolgverhaal te kunnen lezen. Dit moet waarschijnlijk een van de eerste stripverhalen van Willy Van Der Steen geweest zijn. Het allereerste Suske en Wiske verhaal verscheen inmiddels in 1945!
Na 1945 zaten de klassen in de Smedenstraat proppensvol. Klassen van 40 en meer leerlingen waren geen uitzondering. Het gezag van de leraars was vanzelfsprekend. Vooral middels de wekelijkse puntenkaart werd een deugddoende discipline gehandhaafd. Op deze wekelijkse puntenkaart werden 10 punten toegekend voor respectievelijk Gedrag & Wellevendheid, Vlijt, en Orde en Stiptheid. Elke zaterdagnamiddag kwam Broeder Directeur in elke klas de puntenkaarten aflezen. Wie slechts 27 of minder punten behaald had op 30 was er aan voor de moeite. Er volgde een donderpreek van Broeder Directeur en de volgende woensdag moest men de ganse namiddag straf komen schrijven.
Zomer 1945. Kinderen die buiten de dorpskern woonden aten hun ’’lunch” op de speelplaats
1945. Het tweede studiejaar met klastitularis Frère Baziel
1947. Foto van het vierde studiejaar in de Smedenstraat met Frère Vincent. Bekende gezichten: Eric Buysse, Rikkie Lemaitre, Raymond Vanhuysse, Hugo Gabriels, Eric Zwaenepoel, André Winne, Roger Kindt, Willy Reyns, Ivan Van Troyen, Guy Warlop, Omer Decock, Roger Malfait, Robert Ackerman, Omer Van Maele, Fernand Obreno, Eric Van Belleghem, François Van Rie, Pieter Olyslaghers, Benonie Lannoye...
Sint-Bernardusinstituut
Knokke-aan-Zee
Schooljaar 1955-1956
I kwartaal
Grote onderscheiding
Toegekend aan Mr. Willems Daniël
Leerling van het 5e leerajaar B
die in het Rekenen
de 9/10 der punten behaald heeft.
De Br. Bestuurder
J.M.J.X
Vekedruk Knokke
Wanneer men een schoolrapport van de lagere afdeling uit die tijd bekijkt, valt het op hoeveel aandacht er besteed werd aan lezen, schrijven en rekenen. Toen bestonden de vakken Lezen en Voordragen, Spelling, Dictee, Spraakkunst en Opstel. Voor rekenen waren er Hoofdrekenen, Rekenen, Vraagstukken en Metriek Stelsel. Ja, ja, hoofdrekenen... en we vonden dit nog leuk ook!
Bij de prijsafroeping op het einde van het schooljaar werden de besten in elk vak gehuldigd met een “Onderscheidingskaart”. Tegelijkertijd kreeg die dan ook een mooi leesboek.
1945. Het tweede studiejaar met klastitularis Frère Baziel.
Sint-Bernardusinstituut
Vrije Middelbare school te Knokke-aan-Zee
Bestuurd door de Broeders Xaverianen
Schooljaar 1953-1954 – Voorbereidende Afdeling – 2e Kwartaal
Driemaandelijks Rapport van M. Willems Daniël
Leerling van het 3e leerjaar.
Gedrag en Wellevendheid: Zeer goed
Vlijt: Zeer goed
Orde en Stiptheid: Zeer Goed
Leervakken
|
Maximum |
Behaalde punten |
|
Maximum |
Behaalde punten |
Catechismus en Gebeden
|
60 |
59 |
Hoofdrekenen
|
25 |
25 |
Bijbel en Liturgie
|
40 |
34 |
Rekenen en Vraagstukken
|
50 |
49 |
Lezen en Voordragen
|
35 |
33 |
Metriek Stelsel en Vormleer
|
50 |
47 |
Spelling en Dictee
|
30 |
28 |
Schoonschrift
|
25 |
24 |
Spraakkunst
|
30 |
30 |
Tekenen
|
25 |
21 |
Opstel en Woordenschat
|
30 |
26 |
Vaderlandse Geschiedenis
|
20 |
16 |
Lecture et Conversation
|
25 |
25 |
Aardrijkskunde
|
20 |
19 |
Grammaire et Verbes
|
25 |
24 |
Natuurkennis en Gezondheidsleer
|
20 |
20 |
Vocabulaire et Traduction
|
25 |
21 |
Lichamelijke opvoeding
|
20 |
20 |
Orthographe et Rédaction
|
25 |
25 |
Zang
|
20 |
17 |
Gemiddeld aantal punten: 93,83 %
Uitmundendheid: 2e op 33 mededingers
De leergangen worden hernomen de 5e Mei 1954.
Knokke, de 17 April 1954
De Gebroeders Bestuurder
(HANDTEKENING)
Druk Van Vooren, Knokke
Wat ik me ook herinner is dat het schoolsysteem heel competitief ingesteld was. Je was de 1ste van de klas op bijvoorbeeld 40 leerlingen. De resultaten van elk kwartaal en van het einde van het schooljaar werden elk jaar heel publiekelijk afgeroepen. Dat vond dan plaats in cinema Nova in aanwezigheid van de ouders en enkele notabelen zoals dokters en gemeenteraadsleden! Bij de afroeping moest men naar voor komen meestal op het podium om het rapport in ontvangst te nemen. Alle uitmuntende scores per vak werden dan nog eens extra vermeld en werden beloond met een boek. De eersten van de klas moesten af en toe ondersteuning vragen om al de gewonnen boeken te dragen!
Gedurende de veertiger jaren bleef het schooltje maar groeien. Reeds in 1948 werd aan de bouw van een nieuw schoolgebouw begonnen aan de Sportlaan. Met dien verstande, dat de Sportlaan nog niet bestond. Men begon letterlijk in de duinen te bouwen. Frère Lieven was blijkbaar verantwoordelijk voor de opvolging. Men zag hem dan ook dagelijks met de bouwplannen onder zijn armen door de toch af en toe 2 à 3 meter hoge duinen voortschrijden!
Vanaf 1946/1948 kwam een generatie jonge Broeders in Knokke terecht die een nieuw elan aan de school gaven. Wanneer ik vandaag een foto van het lerarenkorps uit 1950 bekijk, dan valt het me op dat het inderdaad zeer jonge Broeders waren. De meesten tussen 23 en 30 jaar. Bovendien waren deze Broeders allemaal enorm begaafd met talent voor lesgeven, muziek, zang, jeugdbeweging, toneelspelen, kunst en natuur. In de volgende hoofdstukken worden een paar van deze talenten ietsje meer in detail beschreven.
Het lerarenkorps schooljaar 1950-1951 in de Smedenstraat. Onderste rij van links naar rechts de Frères Vincent, Adolf, Gilbert (Directeur), Lievin en Daniël. Bovenste rij van links naar rechts de Frères Engelbert, Baziel en Idès.
De Frères brachten het Schooltoneel naar Knokke
Stel je even voor. Je bent 12 à 13 jaar en je mag in een toneelstuk meespelen dat niet zomaar in een parochiezaaltje opgevoerd wordt maar in een echte schouwburg! In 1951 werd door het Sint-Bernardusinstituut ‘De Gelaarsde Kat’ opgevoerd. Velen die dit meegemaakt hebben zullen zich dit nog levendig herinneren. Het was magie! De repetities, de spanning, de plankenkoorts, het passen van de kostuums, het schminken, de pruiken, de snorren, heel eventjes door het gordijn piepen om te zien hoeveel volk er in de zaal zit en waar moeder en vader en de kennissen...
Het sprookje ‘De Gelaarsde Kat’ was een creatie van de Franse schrijver Charles Perrault en werd reeds in 1697 gepubliceerd in zijn verzamelde ‘Sprookjes van Moeder De Gans’. Het is het verhaal van een arme molenaar die sterft. Zijn aardse bezittingen worden onder zijn drie zonen verdeeld: de oudste krijgt de molen, de jongste krijgt de ezel en de middelste krijgt de kat uit de graanschuur. Deze laatste is met zijn erfdeel zeer ongelukkig. Tot hij ontdekt dat zijn kat geen gewone kat is, maar een heel slim en sluw beestje. De kat vraagt en krijgt de laarzen van zijn baasje die hij Markies van Carrabas noemt. De kat misleidt een Reus en ook de Koning, zodat hij, de arme molenaarszoon, uiteindelijk met de dochter van de Koning trouwt...
De Knokse versie van ‘De Gelaarsde Kat’ werd geschreven door Frère Gaetan. Hij behield de grote lijnen van Perraults verhaal, maar met zijn uitvoerige kennis van de Knokse geschiedenis, situeerde hij het verhaal in Knokke. Zijn ‘Gelaarsde Kat’ was afkomstig van de molenaar Lievens, je weet wel die van het molentje naast de kerk in Knokke. Deze molenaar had uiteraard ook drie zonen en één kreeg de kat als erfenis. De hele geschiedenis speelt zich af in het duin- en polderlandschap tussen Sint-Anna-Ter Muiden, Westkapelle, Knokke en het Zwin.
Kriskras door het verhaal treden de meest onverwachte personaliteiten op zoals de Dijkgraaf van Kadzand, Mie Katoen, Piet Hein, Tijl Uilenspiegel, Piero, Graaf Boudewijn Hapkin en onze arme molenaarszoon wordt Baroen Van Kalverkete... Zoals je ziet het werd een echt Knoks sprookjesverhaal. En om nog even de steer te schetsen citeren we uit de inleiding van het script: het eerste bedrijf speelt zich af op de overblijfsels van het Fort Sint-Bernardus gezeid de Papemutse. Een afgeplat lichtglooiend stuk duinenweide aan de rand van de Sint-Paulusvaart. In de verte doemde het Hof van Reigaertsvliet op...
Ook in Frère Gaetans verhaal slaagt ‘De Gelaarsde Kat’ erin de begoede wereld op sluwe en soms wel op bedrieglijke wijze naar zijn hand te zetten. De arme molenaarszoon voert hij op als Baroen Van Kalverkete. Nadat de Gelaarsde Kat de Reus van Reigaertsvliet uitgeschakeld heeft, slaagt hij erin dat de molenaarszoon trouwt met de mooie dochter van Graaf Boudewijn Hapkin. En ze leefden nog lang en ...
Het werd een sprookje dat door jong en oud gesmaakt werd. Het was geen saai maar een zeer onderhoudend verhaal dat doorspekt werd met de melodieën van de toenmalige slagers zoals ‘Mie Katoen’, ‘Den Uil die op de Peereboom zat’, ‘des Winters als het regent’, ‘Au Claire de la Lune’ en nog vele andere.
‘De Gelaarsde Kat’ werd voor de eerste maal opgevoerd in 1951 in de cinema Nova. De hoofdrol werd gespeeld door Eric Buysse uit de Zoutelaan. Later, ik vermoed in 1957 werd het nogmaals opgevoerd, en toen speelde mijn broer Danny Willems de rol van ‘De Gelaarsde Kat’. Bij elke editie werd het stuk driemaal gespeeld; eenmaal voor de jongens van het Sint-Bernardusinstituut, eenmaal voor de meisjesschool en waarschijnlijk 2 avonden voor de volwassenen. Men kan aldus stellen dat in de vijftiger jaren ruim 1800 Knokkenaars dit toneelstuk gezien en bijgewoond hebben. Daarom roept bij velen de naam ‘De Gelaarsde Kat’ nog altijd goede herinneringen op.
De Frères en ook de Knokse bevolking hadden de smaak van toneel te pakken gekregen. Reeds op 14 februari 1952 werd een tweede toneelstuk opgevoerd. Het werd een sprookje van Yvonne Waegemans dat ze in 1943 reeds gepubliceerd had. Het werd terug een voltreffer. Interessant is dat het programmaboekje nog altijd bestaat waarin de namen van alle spelers vermeld staan. Eric Buysse speelde terug een belangrijke rol.
Herinneringsfoto van ‘De Gelaarsde Kat’.
Het Zangkoor van de Frères
Zang was een van mijn favoriete vakken in het lager onderwijs. Het gaf een fantastisch gevoel om uit volle borst met zo een dertig à veertigtal jongens een vol lesuur te mogen zingen. Er werd volle gas gegeven. Je voelde het aan je longen en aan de resonantie in je borstkas.
De naoorlogse generatie van jonge Frères zoals Vincent, Baziel, Daniël en Ildefons waren allen uitzonderlijk begaafd in zang en muziek. Elk van hen heb ik als leraar zang meegemaakt. In de wekelijkse zangles werd er een duchtig tempo ingehouden, en alle toenmalige populaire liedjes stonden op ons repertorium. Elke week werd een nieuw lied aangeleerd en dan volgde de potpourri van reeds gekende liedjes. Vele van deze liedjes kan ik nu nog altijd zingen: Den Uil die op Pereboom zat, Tinneke van Heule, Allen die willen ter Kaperen varen, Ei het Lied der Vlaamse zonen, Viva Pio, Bobbejaan beklimt die berg, Mie Katoen komt morgennoen, Sari Marijs, Trekt aan de Riemen wij varen, en nog vele meer...
Vanaf het vijfde leerjaar werd ik opgenomen in het zangkoor van Frère Vincent. Dit koor omvatte alle zangers die woonachtig waren in de Heilig Hart parochie. Ik geloof dat Frère Baziel een gelijkaardig koor leidde voor de jongens van de Sint Margareta parochie. Beide koren traden meestal op met Kerstmis en Pasen. Bij de eerste deelname werd de stem van elke zanger goed beluisterd en daaropvolgend werd men ingedeeld als sopraan, alt, tenor of bas. Ja, vanaf dan was het heel serieus! We zongen dus meerstemmig.
Vanaf half november begon Frère Vincent met de repetities. Eerst vonden die plaats op woensdagnamiddag in een klaslokaal. Naarmate Kerstmis naderde waren de repetities op het doksaal van de H. Hartkerk. Langs een wenteltrap bereikt men het doksaal. De allereerste klim en ook de aanblik van de kerk van op het doksaal waren een openbaring. Nog meer indrukwekkend was het orgel en een zee van orgelpijpen. De grote kanjers waren helemaal achterin, en vooraan tegen de balustrade was een hele batterij van kleine orgelpijpjes.
Jacques Martens, de latere stichter-koorleider van ‘Cantabile’ was de jonge organist. Naar ik me herinner was hij tevens koster. Tijdens de uitvoeringen stond het koor strategisch verspreid rondom het orgel en konden we het magische spel van handen en voeten van de orgelist bewonderen. Tijdens de middernachtmis zongen we ook de typische kerstliederen. Onze beste zanger was Georges Rabaey uit de Dumortierlaan die een aantal liederen solo mocht zingen waaronder het overbekende Adeste Fidelis. Na Georges werd deze solotaak door Tony Venneman overgenomen, die blijkbaar later een carrière in de muziekwereld heeft opgebouwd.
Op de dag van Kerstmis zelf was het traditie dat ons koor in de namiddag ging zingen in de Kliniek O.L.V. ter Linden. Er werd zingend een rondgang gemaakt langs alle kamers. In de zalen waar toch 6 à 8 personen lagen werd binnengegaan. Bij de enkele kamers werd aan de deur gezongen. Eenmaal lag ik op Kerstdag zelf in de kliniek en kwamen mijn maten aan mijn bed zingen. Aan de vooravond van Kerstdag had ik bij het ‘mussen schieten’ in mijn voet geschoten met een luchtkarabijn. Paniek alom. Ik had niks gevoeld maar er stroomde wel een straaltje bloed uit mijn voet. Omwille van het loodje moest ik naar de kliniek O. L. Vrouw ter Linden waar Dr. E. Mattelaer het ding eruit haalde. Een tetanus spuit en twee dagen verblijf in de kliniek waren het gevolg.
Naast het opluisteren van de Kerst- en Paasmis werd ons zangkoor ook ingezet bij de jaarlijkse Sacramentsprocessie. Dit was elk jaar in de maand mei of juni. Na de Hoogmis in de Sint Margaretakerk vertrok deze processie met de monstrans onder een baldakijn dat op de 4 hoeken gedragen werd door vooraanstaande burgers. De stoet zette zich in beweging richting Pierslaan. Deze laan werd volledig doorlopen tot aan de Zoutelaan. Vandaar ging het richting Lippenslaan tot aan het ‘Hôtel des Familles’. Op het terras was een altaar geïmproviseerd. Daar vond een kleine oratie plaats en ging de processie de Lippenslaan terug op naar de Sint Margaretakerk. De hele processie werd muzikaal opgeluisterd door ons zangkoor. Alle zangertjes werden met een misdienaarkleed aangekleed.
1950. De Sacramentsprocessie op de Lippenslaan ter hoogte van het Princess hotel. Alle zangertjes in een misdienaarkleed. Op de foto zien we de Frères Baziel en Engelbert. Achteraan het baldakijn met monstrans. Vooraan rechts bij de zangertjes bemerken we Piet Tollenaere, Ivan Van Troyen, Raymond Vanhuysse. Op de linkerzijde Robert Rotsaert, Eric Zwaenepoel,...
Eenmaal in het jaar organiseerden de Frères een schoolreis. Dit was een super evenement einde van de veertiger jaren. Dan trokken we er voor een volle dag op uit met een naoorlogse autocar van Reizen Winne uit de Jef Mennekenslaan. De bestemmingen waren adembenemend: Het doolhof van Loppem, de muur en haven van Zeebrugge, de Kemmelberg, Brugge, etc. In de vijftiger jaren kregen we dan schoolreizen naar de Ardennen met zelfs voor die tijd in 1953 een 2-daagse reis naar Duitsland. Heel leuk voor ons was dat de leerlingen de microfoon van de bus mochten bedienen. Een haantje de voorste was Daniël Coppens, die gedurende de gehele terugweg, met liedjes uit ons repertorium en met de nodige decibels en kwinkslagen, de bus in vuur en vlam zette.
Schoolreis 1952 naar de Ardennen (Walzin?). Vooraan links: Roger Van Middelem, Roger Chielens, Jozef Kindt, Roland Schoutteet, Georges Simoens, Roland Ketels, Victor Decoster, Hugo Goossens. Op de rechterzijde Zittend: Luc De Backere, Gilbert Jonkheere, Gerard Loeys. Staand: Omer Decock, Daniël Coppens, Polfiet, Werner Hoeman, Eric Willems, Anthony Schouppe, Frère Daniël, Jackie Cools, Hoeman.
Frère Ildefons (1902-1981)
In het eerste middelbaar verhuisden we naar het nieuwe schoolgebouw in de duinen en kregen we een nieuwe Frère voor muziek en zang, namelijk Frère Ildefons. Hij was een bijzondere man die ook ietsje ouder was dan zijn confraters. Naast muziek was hij ook onze leraar Engels. Hij sprak het Engels zoals ze in Oxford onderwezen. Je weet wel met de aangeblazen ‘the’. Hij had waarschijnlijk ooit les gegeven bij de Broeders Xaverianen in Engeland en had een enorme bewondering voor het Britse flegmatisme. Een uitspraak of gezegde die ieder van ons is bijgebleven was ‘Right or wrong, my country’ waarbij bedoeld werd dat een Engelsman achter zijn land staat in zowel goede als kwade dagen.
De eerste zangles van Frère Ildefons was vrij spectaculair. Hij kwam de klas binnen met een heel zwaar lederen valies. Toen hij het opende zagen we iets dat we nog nooit gezien hadden.
Het was een bandopnemer waarbij de muziek opgeslagen werd op een stalen draad. Het was toen 1952 en het moet een van de eerste bandopnemers geweest zijn die op de markt kwamen.
Januari 1956. Frère Ildefons poseert zeer fier met zijn koor na de uitvoering van Mozart’s Kroningsmis in de H. Hartkerk. Het was behoorlijk koud die dag, want iedereen staat te rillen! Bemerk ook het groot aantal volwassenen die deel uitmaakten van het koor: Jacques Maertens, Antoon Stepman, Wilfried Bossaert, Meester Raymond De Groote, van Caillie, Plasschaert, Van Quathem? Op de eerste rij staat mijn broer Danny, geflankeerd door Willy Schaepdrijver en Verbeeck.
Met deze bandopnemer leerde hij ons luisteren naar klassieke muziek. Het eerste stuk dat hij ons liet beluisteren was: 'Peter en de Wolf' van Sergei Prokofief en dat heeft bij velen van ons een blijvende indruk gelaten. Het was niet zozeer het feit dat wij muziek hoorden uit een valies dat in generlei wijze geleek op een klassieke platendraaier, maar de manier waarop hij ons leerde dat elk van de verschillende instrumenten een verschillend personage, dier of natuurfenomeen uitbeeldde. Bij het luisteren en begeleid met de uitleg van Frère Ildefons zagen wij als het ware Peter door het bos wandelen, wij zagen de wolf, wij zagen de jagers, wij hoorden het naderend onweer...
Na de opvoering van 'Peter en de Wolf' bracht Frère Ildefons af en toe nog eens zijn bandopnemer mee naar de klas. Dan vergastte hij ons telkens op een klassiek muziekstuk. Niet iedereen kon dat telkens appreciëren. Daarvoor waren onze jonge oortjes van twaalf, dertien jaar misschien wel te jong. Wel vergeet ik nooit dat Frère Ildefons bij het beluisteren van klassieke muziek zo ontroerd werd dat hij soms met zijn zakdoek de tranen uit zijn ooghoeken moest wegvegen. Heel zeker heeft hij bij velen de schoonheid van klassieke muziek leren waarderen.
Wat wij toen niet wisten was dat Frère Ildefons een door zelfstudie ontwikkelde componist was. Hij heeft tientallen liederen en meerstemmige missen en religieuze liederen gecomponeerd. Hij schreef ook oratoria zoals ‘Het Kerstwonder’ (1936) en ‘Sint Ursula’ (1940). Verder waren er ook zuiver symfonische gedichten ‘Elkerlyck’ (1943) en ‘Ahasverus’ met solo en altviool (1958) en een concerto voor klavier en orkest (1976).
Frère Ildefons nam de leiding over van het zangkoor van de H. Hartkerk. Hij breidde het koor uit met volwassenen zodat hij echt grote werken ten gehore kon brengen. Zo was de uitvoering van de Kroningsmis van Mozart in 1956 een van de vele hoogtepunten van zijn Knokse muzikale carrière.
(deel II / najaarsnummer 2012).