Het ontstaan van de badplaats Duinbergen
Benoît Van Caillie
Inleiding
Over de geschiedenis van onze badplaatsen en ook van Duinbergen werd vaak geschreven. Wat volgt is op een persoonlijke en zeer onvolledige documentatie gebaseerd, die letterlijk, weliswaar vertaald, wordt aangehaald. Nochtans kan dit artikel tot een vollediger visie over het ontstaan van de badplaats bijdragen en aanzetten tot verdere opzoekingen.
De duinen van de Graven van Vlaanderen
Naar aanleiding van een rechtsgeding met betrekking tot de duinen die voor een deel het huidige 'Duinbergen' zouden worden, heeft de Procureur Generaal bij het Hof van Cassatie Mesdach de ter Kiele in 1891 het volgend blijkbaar goed gedocumenteerd algemeen historische overzicht gegeven (Cass. 9 januari 1891 Belgische Staat/ weduwe Serweytens, Wilmart en consoorten, Pasicrisie 1891,I, 43-46).
'Onder het bewind van (...) het Graafschap Vlaanderen, maakten de duinen die aan onze zeekust palen geen deel uit van de private of patrimoniale goederen; van domaniale afkomst, waren zij het eigen bezit van niemand maar volgens een feodale regel behoorde het rechtstreekse en eminent domein toe aan de heersende heer of suzerein, terwijl de nuttige opbrengsten, zoals het hooi, de beplantingen, de jachtrechten voor de Graaf of vazal waren, die ze mochten verhandelen en of vaak verpachten (Stockmans, Décisio 89; de Ghewiet, partie II, titre II, -3). De grond zelf was niet verhandelbaar en aangezien zijn handhaving van openbaar nut was, hadden openbare ambtenaren, die de naam droegen van 'duunherders, duunhouders', tot opdracht daarop te waken. 'Je zweer' volgens de eedformule 'bij het geloof dat je aan God en aan onze zeer gevreesde heer en prins verschuldigd bent, getrouw, in de mate van je middelen, zijn heerschappij over de duinen van Vlaanderen te bewaren' (omstreeks 1350, Gewoonten van de Brugse Vrije, verzameld door Gilliodts-Van Severen, boekdeel II, p. 109).
Voor hun part mankeerden de Aartshertogen Albrecht en Isabella niet hun heerschappij in de volgende termen te benadrukken: 'Alsoo, onder andere oude rechten en domeijnen van onses lande ende graef-schepe van Vlaenderen, ons toebehoorende die zee-duijnen ende waranden binnen den zelven lande wesende' (verordening van 2 mei 1613, Placards de Flandre, II, p. 385) (...)
De duinen na 1 oktober 1795 - Privatisering
Na de Slag van Fleurus op 26 juni 1794 lijft de Franse Republiek onze provincies in. Procureur generaal Mesdach de ter Kiele schrijft: 'Ten gevolge van de wet van 22 november - 1 december 1790, naar aanleiding van de annexatie bij Frankrijk (zodat deze wet bij ons toepasselijk werd) vervielen de duinen, voorheen onder de heerschappij van de soeverein, in het domein van de Natie, aan wie zij verder zouden toebehoord hebben, hadden latere wetten er de overdracht niet van bevolen.
Vanaf de eerste jaren van het Consulaat kwamen er inderdaad ernstige politieke gebeurtenissen opdagen, die gepaard gingen met grote geldnood, en de eerste consul (Napoleon Bonaparte) bekwam van de wetgever een algemene volmacht, zonder bijzondere toelating, om alle domaniale goederen, zowel landelijke als stedelijke, te verkopen met als enige uitzondering de nationale wouden (...).
De duinen en strand maakten geen uitzondering uit; door de zee 'achtergelaten', maken zij deel uit van het juist genaamd Nationaal Domein en worden verkoop- en verkrijgbaar door verjaring (...).
De publieke bestemming van het goed eindigt, zodat het in de handel valt. In de mate het strand door de vloed verlaten wordt, komt het in aanmerking voor toeëigening'.
Procureur generaal Mesdach de ter Kiele, die in 1891 schrijft vervolgt: 'dat de duinen van onze kust, door uitvoering van voornoemde wet van 15 floréal jaar X, in andere handen kwamen is een niet betwistbaar feit. We hebben voor ogen het proces-verbaal van bepaalde toewijzing van het domein van De Panne tot Adinkerke, kanton Veurne, van een uitgestrektheid van enkele honderden hectaren duinen, toegelaten op 30 november 1811, bij tussenkomst van de Prefect van de Leie (...)
Dit voorbeeld is een niet alleenstaand feit en de heer Van Iseghem, in naam van de Centrale Sectie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 2 juni 1871 (parl. doc. 1870-1871, p. 403) somt er een zevental op met betrekking tot de duinen van Coxyde, Lombartzyde, Westende, Oostduinkerke en Middelkerke, allen eveneens palende aan de zee (...)'.
De duinen van Heist en Knokke (1820-1855)
Bij de besprekingen in de Kamer van de wet van 28 juli 1871 'houdende toelating tot verkoop van duinterreinen die voor de bescherming van de kust tegen de actie van de zee niet nuttig worden geoordeeld' heeft dhr. Van Iseghem een rapport uitgebracht (parl. doc. 1870-1871 zitting van 2 juni 1871 nr. 159 p. 7 en volgende):
DUINEN VAN HEYST
Volgens het kadaster, behoren de duinen toe:
A. Het westelijk gedeelte langs de kant van Lisseweghe, met een oppervlakte van ongeveer 19 ha 12 a, aan de Belgische Staat. Dit deel loopt tot over het dorp van Heyst.
11° B. Het oostelijke deel (ongeveer 111 ha) nu behorende aan M. X (Charles Joseph Serweytens - zie verder) die er op 15 september 1855 eigenaar van werd. Deze eigendom behoorde voorheen toe aan M. Y. ( Franciscus Franckin) die ze op 17 april 1820 bij openbare verkoping aankocht. Volgens de verkoopakte van 15 september 1855 grenst de eigendom ten noorden aan de zeedijk, ten oosten aan duinen in private eigendom ten zuiden aan de gronden toebehorende aan diverse personen en ten westen aan de duinen van de Staat. De verkopers verklaren in deze akte dat ze deze eigendom in 1820 van de Nederlandse regering aankochten, dat ze enkel hun verklaring garanderen, dat zij de duinen in hoedanigheid van eigenaars, zonder enig bezwaar, sedert 1820, in bezit hadden, dat ze zelfs aanplantingen hebben aangebracht. Bij onderzoek heeft het bestuur, in de openbare verkoopakte van 1820, het lot dat het voorwerp uitmaakte van de duinen van Heyst niet gevonden. Er is slechts verkocht geworden 12 ha 61 a 48 ca tuin, weiland en ploegland, ten noorden grenzende aan duinen. Het bestuur heeft ernstige twijfels en meent dat de eerste koper het bezit van de duinen slechts bij verkrijgende verjaring heeft gehad.
Duinen te Knocke
12° Het westelijk deel van de duinen werd door de Staat, op 17 en 18 april 1820 verkocht. De oppervlakte die in de verkoopakte voorkomt is slechts 132 ha 17 a 4 ca. Het Bestuur van Registratie en Domeinen laat opmerken dat dezelfde duinen aan de actuele eigenaar (Charles Joseph Serweytens - zie verder) bij akte verleden op 1 september 1855 werden verkocht en dat in deze akte een oppervlakte van 172 ha 22 a 44 ca staat vermeld.
De administratie laat eveneens opmerken dat de eigendomsgrenzen als volgt zijn aangeduid in de akte uit 1820: ten oosten aan een private eigendom, ten noorden aan de laatste duinen van de zee, voorbehouden aan de Regering, ten westen aan de grens van de gemeenten Knocke en Heyst en ten zuiden aan het duin genoemd Grave-Jansdyck.
De in de akte van 1855 aangehaalde grenzen zijn ongeveer identiek, uitgezonderd die van de onderstreepte lijn die mankeert, terwijl ten westen het goed aan de eigendom van private duinen grenst.
13° Tot slot, naar de inlichtingen van het Departement van Financiën, betreffende het oostelijk duingebied van Knocke aan de zeezijde, staat dit gekadastreerd onder de benaming 'Wateringe Zouteschorrepolder', 335 ha met duinen, schorren, weiden, kreken en duinterreinen, en onder de naam 'Wateringe Hazegraspolder', voor het deel naar het Zwin, inbegrepen de niet ingedijkte schorren. In deze duinen zijn ongeveer 77 ha grond, voorheen duinen, ingesloten, gekadastreerd onder de naam van een particulier.
Andere inlichtingen duiden aan dat de duinen op het grondgebied van de gemeente Knocke tot de Zwinmonding, deel uitmaken van het patrimonium van de familie M. X. krachtens een octrooi van Graaf Filip van Bourgondië van 4 november 1428.
Wat betreft de gronden ontstaan door de verzanding van het Zwin zouden er rechtsgedingen zijn tussen de Staat en de aanpalende eigenaars.
Het domein van Charles Serweytens tussen Heist en Knokke (1855-1864)
Charles Joseph Serweytens was geboren te Sint-Pieters-op-de-Dijk (nabij Brugge) op 3 mei 1812. Op 7 juli 1842 trad hij te Brussel in het huwelijk met Félicie-Cornélie de Mercx, geboren te Leiden op 26 januari 1820 († Brugge 20.06.1902).
Het koppel woonde te Sint-Pieters-op-de Dijk en had acht kinderen, van wie Caroline op 16 februari 1871 huwde met Camille Van Caillie.
Volgens Donat Van Caillie, oudste zoon van Camille en Caroline, die negen kinderen hadden, was zijn grootvader Charles Joseph Serweytens 'gemeenteraadslid in Brugge van 1848 tot 1852, provincieraadslid van West-Vlaanderen in 1860, invoerder van hout uit het noorden, voorzitter van de Kamer van Retorika 'De Kunstliefde', stichter van het Muziekconservatorium van Brugge 24.12.1848, 'chef homme ' van de Bourgeoisie van de sectie B te Brugge 1848-1850, stichter van de 'L'union constitutionnelle conservatrice'.
Steeds volgens zijn kleinzoon werd het domein opgebouwd: 'door opeenvolgende aankopen. Hij verwierf eerst, bij openbare verkoop van 1.09.1855, de duinen van Knocke met een oppervlakte van 172 ha 22 a 44 ca, en 15 dagen later, eveneens bij openbare verkoop, de duinen van Heyst, met een oppervlakte van 113 ha 67 a 98 ca, en uiteindelijk, uit de hand, op 23 augustus 1856 een bosje van 86 a 20 ca, dat in de duinen van Heyst was ingesloten. Dit alzo samengesteld domein maakte een geheel uit van 286 ha 76 a 62 ca, duingrond'.
Het zeefront bedroeg bijna 3,5 km (volgens J. Van den Heuvel, in Duinbergen, Geschiedenis van de Heilige Familieparochie, 1987, p. 12. Volgens deze auteur zouden de 113 of 116 ha te Heist toebehoord hebben aan een zekere Franckin, die vanaf 1830 secretaris was te Lissewege, Heist en Knokke, ontvanger van Blankenberge, Dudzele, Hoeke en Lissewege; reder en eigenaar van verscheidene vissersschuiten).
'Comment Charles Joseph Serweytens avait-il eu l'idée d'acheter ces dunes et de constituer ce domaine' vraagt Donat Van Caillie zich af: 'Ik heb altijd gehoord van mijn moeder dat dhr. Bortiez, eigenaar van duinen te De Panne, waarmee hij ging jagen, hem probeerde te overtuigen de duinen tussen Heyst en Knocke aan te kopen, die toen openbaar te koop waren gesteld.
Charles Joseph Serweytens kocht aldus die duinen maar in plaats van het terrein enkel voor de jacht voor te behouden kreeg hij in zijn hoofd, hij die actief en ondernemend was, er voor een deel landbouwgrond van te maken, om het te doen renderen. Dit leidde tot zijn ondergang. Pastoor Opdedrinck vermeldt in zijn werk 'Knocke sur mer, Histoire et souvenirs' Knocke 1913, p. 191 over Charles Joseph Serweytens: 'Vijftig jaar geleden werd er geprobeerd van duingrond landbouwgrond te maken.
Charles Serweytens, eigenaar van St. Pieters-op-den-dijk, bouwde in de duinen dichtbij Knocke-Dorp een belangrijke hoeve, prachtig ingericht. Drie wegen werden aangelegd in de omtrek van de boerderij; een weg in steenslag liep langs een molen naar het dorp; de twee andere wegen, doorheen de duinen, waren afgeboord met bomen, één liep naar de zee en de andere in de richting van Heyst. 26 ha grond werden van de duinen ontnomen en in percelen verdeeld, omgeven met boompjes beplante dammetjes; aan de zuidelijke rand van de gronden die voor de landbouw bestemd waren, werd een gracht gegraven voor de afwatering.
Om de interessante poging van de eigenaar aan te moedigen onthief het gemeentebestuur de duinexploitatie 3 jaar lang van grondbelastingen.
Vrij vlug groeide een prachtige oogst rogge in een eertijds dorre woestijn. De aardappelen en andere voedingsgewassen groeiden, maar het waren zwaarste offers die dit resultaat opleverden. Nochtans bleef de hardnekkige eigenaar al zijn zorgen aan zijn exploitatie besteden, en offerde er een gedeelte van zijn vermogen aan. Bij zijn overlijden verzaakten zijn erfgenamen aan de voortzetting van het ondernomen bedrijf'.
Zijn kleinzoon Donat Van Caillie geeft zijn commentaar: 'men had het niet beter, en exacter kunnen zeggen; maar waar Pastoor Opdedrinck het niet volledig bij het rechte eind heeft, is wanneer hij zegt dat Charles Serweytens aan zijn duinexploitatie maar een deel van zijn vermogen opofferde; het is inderdaad praktisch zijn volledig persoonlijk vermogen, en meer nog, zijn gezondheid dat hij erbij verloor.
Eerst zijn gezondheid, want volgens wat mijn moeder mij vertelde, bracht hij weken en maanden in Knocke door, in een houten keet die hij had laten bouwen, waarin hij zonder comfort, zonder personeel en zonder aan zijn gesteldheid aangepast voedsel leefde, en blootgesteld aan alle weersomstandigheden van de winter, zoals eveneens aan de hete warmte van de zomer; dit alles om zelf controle uit te oefenen op de arbeiders die zijn modelhoeve bouwden en een deel van de duinen nivelleerden. Zijn arbeiders waren dik betaald, maar lieten de armen zakken van zodra hij zijn rug keerde. Zij misbruikten zijn goedhartigheid. Hij werd ronduit bestolen. Hij kreeg in Knocke nog een reumatische aandoening waarvan hij op 52 jarige leeftijd stierf op 26 april 1864.'
Volgens Jozef Van den Heuvel (Duinbergen, Geschiedenis van de Heilige Familieparochie, 1987, p. 15) bevond de modelhoeve genaamd 'Oude Molen' of 'Moulin de la Sirène' zich op de plaats waar, steeds volgens deze auteur, in 1923 het Zegemeer werd gegraven.
Hier kan vermeld worden dat de jongste zuster van Charles, Annette Serweytens (16.04.1822/ 30.06.1888) twee katholieke congregaties stichtte: eerst een contemplatieve, 'De Dienstmaagden van den Zaligmaker'- 'Les servantes du Seigneur' (1854) en daarna in 1859 een onderwijscongregatie 'De Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis' - 'Les soeurs de l'immaculée conception'
De eerste van de 18 scholen die in de volgende 15 jaar werden gesticht of overgenomen, werd in 1859 te Heist opgericht. De congregatie van de Onbevlekte Ontvangenis stichtte in 1947 ook de Knokse kliniek O.L.V. ter Linden, (zie De Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis Heist - Het ziekenhuis 'O.L. Vrouw ter Linden Knokke', Maria Bleyaert, Dirk Callewaert, Fons Theerens, Marcel Van Parys, 1997).
De ontwikkeling van Heist en de processen tegen de Belgische Staat (1864-1891)
1
Wanneer Charles Joseph Serweytens op 26 april 1864 overleed: ‘was er een belangrijk nieuw concept in de ontwikkeling van duingronden aan de kust. De kustdorpen Blankenberghe en Heyst, ondertussen badplaatsen, begonnen hun ontwikkeling. Het idee van stadsuitbreiding in de vorm van tuinwijken met cottages kwam nog niet aan bod; de ontwikkeling van deze gemeenten was gebaseerd op de grote steden in het binnenland, 't is te zeggen in wijken met aaneengesloten huizen'. (Louis Cooreman, La Création de Duinbergen, Revue et Bulletin officiel nr. 4 van de 'Touring Club de Belgique' van 15 februari 1933, artikel geïnspireerd door Donat Van Caillie).
Op 15 februari 1867 verkocht Mevr. Serweytens (...) aan Leopold Wilmart, 7 ha 61 a 84 ca van het familiaal domein, praktisch aan het uiteinde ervan langs de kant van Heyst.
Aangezien dhr. Wilmart, bestuurder-directeur van de spoorwegmaatschappij Brugge- Blankenberghe was, hoopte mevr. Serweytens dat het treinstation van Heyst op de verkochte gronden zou worden opgericht, wat een meerwaarde zou betekenen voor het resterende deel van haar immens domein.
Volgens een onderhandse overeenkomst met Wilmart had ze ten andere van de oprichting van het station op deze locatie, een verkoopsvoorwaarde gemaakt. Ze werd niet ontgoocheld in haar verwachtingen en het station van Heyst werd gebouwd op het vooropgesteld terrein. Het is er nog steeds (t.t.z. in 1933). Maar na de overname door de Staat van de treinlijn Brugge - Blankenberghe verplaatste hij het ontvangstbureau 300 meter westwaarts waar het zich heden bevindt.
Mevr. Serweytens had zich een stuk grond van 22 ha 53 a voorbehouden, vlak tegen het domein van de Staat en de agglomeratie van Heyst, dat ze op 1 oktober 1873 verkocht aan een groep speculanten. Deze blok werd later eigendom van de Société immobilière de Heyst. Het bevond zich tussen het Stationsplein (huidige Heldenplein), de Zeedijk, de Serweytens de Mercxstraat en Graaf d'Ursellaan langs de spoorlijn'.
2
De badplaats Heyst leek zich aldus te willen ontwikkelen in oostelijke richting, toen de Staat, voor vele jaren, een einde stelde aan de exploitatie van het domein van mevr. Serweytens en van de terreinen die ze had verkocht, door het starten van een reeks processen, waarvan het eerste, een rechtsgeding tot afpaling, op 13 december 1875 werd ingeleid.
Hoopten de regeerders van toen, met de blokkering van de terreinen ten oosten van Heyst, de ontwikkeling van deze badplaats naar het westen, op de terreinen die aan de Staat toebehoorden te bevorderen? Dat was in alle geval het resultaat van het maneuver.
De vordering tot afpaling, die de Staat had ingeleid, ontaardde vrij vlug in een revindicatievordering gebaseerd op het verschil in oppervlakten en aanduiding van de grenzen volgens de akten van 17 april 1820 en 15 september 1855 (...) (zie hierboven onder punt III aangehaald verslag van Van Iseghem d.d. 2 juni 1871 ter gelegenheid van de besprekingen in de Kamer van de wet van 28 juli 1871).
'Op dit terrein verslaan tot in Cassatie, ondernam de Staat een nieuwe procedure, zich baserend op de nietigheid van de verkopen die ze had aangegaan, omwille van het onvervreemdbaar en onverjaarbaar publiek domein van de Staat waaronder de duinen, minstens de hoge duinen' volgens de Staat althans.
Dit principe-proces stelde in vraag, niet enkel het eigendomsrecht van mevr. Serweytens (...) maar eveneens dat van alle andere eigenaars die, aan de Belgische kust, percelen van duingronden bezaten en hun rechten putten uit overdrachten door de Franse en Hollandse Staat, voorlopers van de Belgische Staat.
In zijn eindarrest dd. 9 januari 1891 (Minister van Landbouw en Openbare Werken / weduwe Serweytens, Wilmart en consoorten, Pasicrisie 1891, I, 46-47) verwierp het Hof van Cassatie de voorziening van de Staat tegen het arrest van het Hof te Gent d.d. 20 juli 1889 (Pasicrisie 1890, II, 67-71). Uit het hierboven onder I aangehaald advies van de Procureur generaal Mesdach de ter Kiele blijkt dat hij ook van oordeel was dat 'la portée de ce pourvoi est grande; elle s'étend bien au delà de I'intérêt particulier engagé dans la présente instance'.
1891-1900
Eerste oostelijke verkavelingsprojecten van de familie Serweytens (kant Knokke)
Het cassatiearrest van 9 januari 1891 liet in principe de valorisatie van het domein van de familie Serweytens toe.
Op 3 oktober 1891 stelt Carlos (officieel Charles) Serweytens, zoon van Charles-Joseph, het volgend rapport op ter attentie van de familie: 'aan de westelijke kant zijn de eigendommen, van de dijk bestaande in Heyst, gescheiden door de eigendommen Wilmart (vermoedelijk gaat het minstens gedeeltelijk om de nog bestaande duinen tussen Duinbergen en Heist,); en aan de oostelijke kant heeft de vennootschap Van Bunnen er voor gezorgd dat alle verbindingen met de steenweg van Knokke en de zee zijn afgesneden, door alle uitwegen naar deze weg af te sluiten en door zich de macht voor te behouden zo lang mogelijk de verlenging van de 107 m dijk, die met het uiteinde van onze duinen te Knocke moet aansluiten, uit te stellen'.
Knokke ontwikkelde zich en volgens hetzelfde rapport van Carlos Serweytens hadden de heren Van Bunnen, Verwee en Dumortier in 1887 'goederen' van de familie Lippens en van de Belgische Staat aangekocht ter hoogte van het huidige Van Bunnenplein (toen blijkbaar een vuurtoren). De gronden vormden een zeefront van 680 m. langs beide zijden van de verbindingsweg tussen het dorp van Knokke en de zee (de Zeeweg of latere Lippenslaan).
De enige verbinding tussen Knokke en Heist was blijkbaar een buurtweg ten zuiden van het domein Serweytens. In 1891 leek Van Bunnen geïnteresseerd in een associatie met de familie Serweytens maar verder vinden wij daar geen sporen meer van.
Bij akte verleden op 25 juli 1893 schonk mevrouw Félicie de Merkx, weduwe Serweytens, het domein aan haar zes overlevende kinderen 1. mevr. Dumont-Serweytens, 2. mevr. Philippart- Serweytens, 3. dhr. Carlos Serweytens, 4. mevr. Van Caillie-Serweytens, 5. weduwe Dautricourt-Serweytens en 6. mevr. Schellekens-Serweytens.
We zijn in het bezit van een verkavelingsproject van E. Van Humbeeck, urbanist, rue de Naples 18 te Brussel. Dit plan loopt ten westen parallel met de Lippenslaan langs de huidige Parmentierlaan tot le chemin (....) vicinal de Heyst ter hoogte van het huidige station van Knokke en ten noorden tot aan de zee (blz. 7).
Maar rond 17 april 1894 schrijft Van Humbeeck: 'ik begin te vrezen dat het verslag en het plan, en evenmin het financieel verslag voor de valorisatie van een deel van de duinen eigendom van Mevr. Serweytens de Merckx te Knocke, de geïnteresseerden lijken te overtuigen (...)'
Rond dezelfde jaren werden er ook nog verkavelingsprojecten opgemaakt voor het oostelijke gelegen gebied bij Knokke, o.m. door architect Joseph Hoste en door Mestdagh, die in het kader van de verkavelingen de Vrière en Snoy in Heist werkzaam was geweest e.z.m..
Blijkbaar was het moeilijk om alle onverdeelde eigenaars rond één project bijeen te brengen!
Verkavelingsproject Van Humbeeck
PROJECT ZEEBERGEN - DUINBERGEN , STÜBBEN EN DE SOCIÉTÉ ANONYME DE DUINBERGEN (1900-1914)
1
Het is Donat Van Caillie, zoon van Camille en Caroline Van Caillie-Serweytens die de definitieve impuls gaf aan de nieuwe badplaats. Eerst gaf hij er de naam 'ZEE BERGEN' aan maar wegens de te grote gelijkenis met 'ZEEBRUGGE' werd het 'Duin Bergen' en uiteindelijk 'DUINBERGEN'.
Donat werd te Brugge geboren op 20 december 1871 en is er overleden op 6 oktober 1947. Hij was advocaat, provinciaal raadslid tussen 1914 en 1921 en naar eigen zeggen Président de l'union professionnelle des pêcheurs de Heyst en ook voorzitter van diverse 'Wateringen'.
De onverdeelde eigenaars Serweytens verkochten bij akte van 4 januari 1900 ‘un bloc de dunes et terres avec dépendances d'une contenance approximative de 25 ha à Heyst-sur-Mer' aan Edgard Muylle 'candidat notaire à Bruges'. Ik heb altijd horen zeggen dat Muylle in overleg met Donat Van Caillie de aankoop had gedaan.
Juist geteld waren dat 22 hectaren 82 a 3 ca met een zeefront van 400 m. De westgrens lag op een kleine afstand ten oosten van de huidige duinen van Heist en de oostgrens heel precies tussen de percelen 13 en 15 van de huidige Bergdreef, loodrecht van de zee tot juist voorbij 'le chemin de fer vicinal de Knocke à Heyst' op de plaats vermoedelijk van de huidige tramlijn of Elizabetlaan die toen nog niet was aangelegd.
De akte voorzag in de aanleg van een dijk en van twee andere straten richting oost-west naar de resterende duinen van de familie Serweytens toe. De meest zuidelijke straat moest op korte afstand de buurtspoorweg volgen (Elizabetlaan) terwijl de laatste middenin de duinen moest lopen.
2
Het verkavelingsplan was het werk van Joseph Stübben, architect, wonende te Keulen, Sachsenring 82, die er op 16 mei 1900 mee klaar was (zie o.m. Deutsche Bauzeitung, Berlin 4 augustus 1900).
Over Stübben en zijn verkavelingsplan in Duinbergen leest men in de toeristische gids 'Littoral Belge, Plage de Duinbergen' (omstreeks 1908-1909 p. 10): 'Het plan van Duinbergen hebben we te danken aan het talent van de heer Jos. Stübben, ingenieur-architect, vertrouwelijk Koninklijk Raadgever in Berlijn. Deze is geen onbekende in België. Stübben is ontwerper van verschillende verfraaiingsplannen in het land op vraag van zijne Majesteit Koning Leopold II, namelijk voor Brussel, Antwerpen en Brugge. Bij het ontwerpen van het globaal plan van Duinbergen, heeft raadgever Stübben er hoofdzakelijk voor gezorgd zoveel mogelijk het pittoreske van de duinen te behouden en er voordeel uit te halen; en alzo heeft hij eveneens een nieuw stadstype gecreëerd'.
Het plan Stübben
'Te Duinbergen', leest men in 'Le Cottage' van 15 mei 1904, p.226: 'Is men van oordeel dat er vooreerst geen winst moet bejaagd worden, maar eerder offers om iets moois en comfortabel te hebben. De winst komt later en zou des te aanzienlijker zijn als de nieuwe badplaats een nooit eerder gezien artistiek karakter zou bezitten, natuurlijke oorzaak van een enorme meerwaarde aan de terreinen'.
Daarom opteert Stübben, volgens dit artikel, voor een verkaveling: 'die in de duinen alleenstaande constructies, omringd door tuintjes, voorziet, om een banale bebouwing te vermijden (...)' en legt hij bouwbeperkingen op o.m. 'met betrekking tot de hoogte van de gebouwen, de rooilijn, de uitsprongen, de uitgestrektheid van de tuintjes enz... en omdat al deze voorwaarden verschillen van perceel tot perceel, zowel voor artistieke doeleinden als om het belang van de buren te vrijwaren, kan men zeggen dat de 'Société de Duinbergen' voor iedere constructie, die op haar territorium wordt opgericht, een bijzondere artistieke studie maakt'.
Of het werk van Stübben voor die tijd wel zo revolutionair was, kunnen wij niet uitmaken. Wij hebben daar twijfels over maar in alle geval ging Donat Van Caillie, in de interbellum, er prat op dat gelijkaardige plannen aan de basis lagen van "de enorme uitbreidingen (...) in alle badplaatsen aan de oostkant van onze kust". In 1900 beschreef Stübben zijn project als volgt: ' de gunstige ligging van deze terreinen verzekeren hen een prachtig zicht op het park en de zee en zal aan de kleine toekomstige stad een onbetwistbare superioriteit geven die zal uitrijzen boven alle andere badplaatsen van de Belgische kust'.
In zijn door Donat Van Caillie geïnspireerd artikel (La création de Duinbergen, Revue et Bulletin officiel nr. 4 van de 'Touring Club de Belgique' van 15 februari 1933) schrijft Cooreman: 'het strand tussen Heyst en Knocke was toen al zeer bewandeld. De heer Van Caillie liet bij het strand een houten barak plaatsen die dienst deed als een drankhuisje met een geschilderd bord 'DUINBERGEN' om de aandacht van de wandelaars te vestigen op zijn onderneming. De uitbater had reeds een 'bodega' langs de dijk in Heyst en had het barakje voor enkele honderden franken gehuurd voor één seizoen. Hij deed er goede zaken, daar dit een halte werd van de nieuwsgierige en vermoeide wandelaars of voor degenen die hun dorst wilden lessen. De plannen van de nieuwe badplaats waren er ook tentoongesteld '.
3
Bij akte d.d. 1 februari 1901 verleden bij notaris Auguste de Stappers te Brugge wordt de Société Anonyme de Duinbergen opgericht door:
- Edgard Muylle, kandidaat notaris te Brugge, in eigen naam en ook optredend voor Adolphe Sermeus, hotelier te Brussel, Joseph-Laurent Bregiot, restaurateur te St. Joost-ten-Noode, Alfred Lemmer, handelaar te Sint Gillis-Brussel en Léon van de Walle, eigenaar te Brugge.
- Camille Van Caillie, eigenaar te Brugge.
- Donat Van Caillie, advocaat in eigen naam en optredend voor baron Ernest van Caloen, eigenaar te Brugge, Henri Bertram, eigenaar te Brussel, François Coutelier-Denys, bediende te Brussel, Albert Dumont, advocaat te Antwerpen, Emile Marion, eigenaar te Brussel, Georges Happel, 'limonadier' te Brussel, Georges Vaes, advocaat te Antwerpen, Marie de Spot, eigenares te Brugge en Prosper Vanden Abeele, handelaar te Brugge.
- Charles Helbig, industrieel te Luik, in eigen naam en optredend voor Paul-Jacques Houssa, notaris te Borgworm, Jules Helbig, eigenaar te Luik en Louis de Buggenoms, advocaat in Luik.
- Baron Henri Kervyn de Lettenhove, eigenaar te St. Michiels Brugge, in eigen naam en optredend voor Graaf Charles d'Ursel, minister-gevolmachtigde, wonende in Oostkamp, Baron Léon Peers, eigenaar te Oostkamp en Ridder Emmanuel van Outryve d'Ydewalle, eigenaar te St. Michiels Brugge.
- Jean Mahieu-Liebaert, eigenaar te Roeselare in eigen naam en optredend voor Marie Tack, eigenares te Roeselare en Albert Denys-Coussement, handelaar te Roeselare.
- Dhr Alphonse Marvoet, restaurateur te St. Gillis-Brussel in eigen naam en optredend voor Louis Janlet, aannemer te St. Gillis en Eugène Baudoin, restaurateur te Brussel.
- Joseph Stübben, architect, Clément Van Caillie, notaris (neef in de 5de graad van Donat), Gaston Van Caillie, handelaar te Brugge (broer van Donat), Alphonse Moulaert, dokter te Brugge, Edouard Perlau, eigenaar te Brugge, Guy Mathen, eigenaar te Beyne-Heussay, Ernest Stordiau, architect te Antwerpen en François Claessens, particulier afkomstig van Antwerpen.
Duinbergen, 1 aout 1900 Cher Monsieur, Mes félicitations pour les avancements et le progrès de votre nouvelle plage et vous souhaite une bonne réussite, votre dévoué L. Verstrepen
De heer Muylle doet inbreng van de duinen die hij op 4 januari 1900 van de familie Serweytens voor 80.000 fr. had gekocht.
Worden tot bestuurders van de vennootschap benoemd: Donat Van Caillie, Edgard Muylle, Joseph Stübben, Henry Kervyn en Jean Mahieu.
Donat Van Caillie wordt gedelegeerd bestuurder terwijl Joseph Stübben fungeert als voorzitter van de raad van bestuur. De naam Stübben wordt aan de huidige Elizabetlaan gegeven als 'Boulevard Stübben'.
De Duitse urbanist was op de algemene vergadering van 6 juli 1914 nog steeds voorzitter van de raad van bestuur. Op de volgende algemene vergadering van 7 juli 1919 werd geakteerd: 'Monsieur Joseph Stübben, conseiller intime à Berlin, n'ayant pas été réélu administrateur, l'assemblée autorise la restitution de son cautionnement qui sera remis au séquestre chargé des intérêts allemands, conformément à ses instructions'.
4
Op 25 augustus 1902, na de bouw door de 'Société Anonyme de Duinbergen' van onder meer de dijk van de avenue du Roi (huidige Duinbergenlaan) en van de Laiterie (Duinbergenlaan, ter hoogte van de huidige residentie 'Windsor') werd de badplaats ter gelegenheid van een groot banket ingehuldigd.
De Laiterie uit 1902 op een hoog duin gebouwd naar de plannen van Adoiphe Pirenne.Menukaart van het banket in de Chalet naar aanleiding van de inhuldiging van de badplaats.
In het verslag tot de algemene vergadering d.d. 6 juli 1903 schrijft de Raad van Bestuur: 'vooraleer dit verslag af te sluiten, mijne heren, kunnen we niet nalaten het zo geslaagde feest van 25 augustus laatsleden te herinneren. De inhuldiging van onze badplaats, bevoorrecht door schitterende weersomstandigheden en vereerd door de aanwezigheid van Mijnheer de
Graaf d'Ursel, gevolmachtigd minister en gouverneur van de Provincie die duizenden vreemdelingen naar Duinbergen heeft doen toestromen waaronder velen niet zijn vertrokken zonder een idee om er terug te keren'.
De vele gasten bij de inhuldiging van de badplaats. Donat Van Caillie (staande eerste rij, 4de v.l.n.r.); centraal zittend de gouverneur; Camille Van Caillie, (staande rechts van de gouverneur).
Bij akte van 13 juli 1903 brachten mevr. Van Caillie-Serweytens, weduwe Dautricourt-Serweytens en mevr. Schellekens-Serweytens elk hun 6de, of samen de helft van het resterend familiaal domein 'Serweytens' in de 'S.A. de Duinbergen' in, zodat het oorspronkelijke kapitaal van 400.000 fr. tot 700.000 fr. werd gebracht. Vanaf nu waren er twee entiteiten: het relatief klein domein van de 'Société Anonyme de Duinbergen' en de rest van het domein Serweytens zijnde vanaf dan, een onverdeeldheid tussen de 'S.A. de Duinbergen' en de drie andere overlevende kinderen van Charles Joseph Serweytens.
Postkaart uit 1911 van Erich Wessel, Duits kunstenaar. Links een situatiekaartje 'van Berlijn tot Duinbergen'.
Familiefoto op de Zeedijk: 2de Camille Van Caillie, 6de Donat, 7de echt Van Caillie-Berghman (1878-1910), kind Xavier Van Caillie, oudste zoon van Van Caillie-Berghman (1907/ + Duinbergen 1912), 8ste Caroline Van Caillie-Serweytens.
In januari 1905 bezat Duinbergen twee nieuwe hotels: 'Hôtel Pauwels' langs de zeedijk (huidige residentie Pauwels) en het 'Hotel de la Station' van dhr. Woestyn aan de tramhalte en ook 51 afgewerkte of in aanbouw zijnde villa's.
De kapel van de Brugse architect Joseph Viérin dateert van 1904 en werd in 1905 opengesteld voor de cultus. In het reeds aangehaalde werk 'Littoral Belge, Plage de Duinbergen’ leest men: 'Les sermons sont prêchés par les R.P. Capucins de la Résidence de Bruges qui leur donnent une portee philosophique hautement appréciée par le public instruit'.
Duinbergen had een uitgesproken katholieke stempel die het decennia lang heeft bewaard.
Donat Van Caillie maakt in deze jaren de volgende staat op: ‘Exacte terreinoppervlakte eigendom van de S.A. de Duinbergen 22 ha 82 a 03 ca. Approximatieve oppervlakte van de verschillende bruikbare blokken volgens plan van Duinbergen: 13 ha 71 a 17 ca' (verkavelingsplan Stübben). Verloren oppervlakte voor wegen, dijken, enz. 9 ha 10 a 17 ca.
De kosten voor de algemene werken voor de aanleg van de zeedijk, bestrating en rioleringen hoofdzakelijk uitgevoerd door Victor Dumon, aannemer uit Blankenberge, werden geschat op 226.505 fr. met 30.000 fr. voor de kapel en 20.000 fr. voor het station van de buurtspoorweg.
De Kristus Koning kapel en aanpalende pastorie (arch. Jos Viérin) en enkele rijvilla's langs de latere Duinbergenlaan uit 1905
5
Josef Stübben
De bouwplannen moesten voor goedkeuring aan de maatschappij worden voorgelegd die in de verkoopakten stedenbouwverplichtingen oplegde (zie punt 2 citaat uit 'Le Cottage').
De dijk en het huidig openbaar domein met de wegenis werden in 1907 en 1908 aan de Belgische Staat overgedragen door de S.A. de Duinbergen; die zich ' verplichtte alle gevelplannen van de langs deze straten op te richten constructies te onderwerpen aan de goedkeuring van de Minister van Openbare Werken. De bedoeling van de tussenkomst van de Staat was de bewaring van het algemeen belang van de esthetiek van de gebouwen en de mogelijke laksheid van de Société in dit opzicht te voorkomen' (Littoral Belge, 'Plage de Duinbergen', p,13).
Ik heb altijd horen zeggen dat in 1914 de S.A. de Duinbergen haar domein praktisch volledig gerealiseerd had.
6
Deze vennootschap, die geen reden van bestaan meer had, werd op initiatief van Jacques Van Caillie (°Duinbergen 21.06.1908/ + Brugge 20.05.1993), zoon van Donat, op 24 augustus 1942 in vereffening gesteld. De sluiting van vereffening dateert van 14 december 1963.
7
Stübben was eigenaar van drie villa's die hij samen met de broer van architect Viérin, kunstschilder Emmanuel Viérin, had laten bouwen op hun eigendom omstreeks 1909-1910 in de Engelse straat. De bouwkosten bedroegen 34.000 fr..
Emmanuel Viérin
De enige markante correspondentie die we hebben tussen beide heren zijn: een postkaart verstuurd vanuit Berlin-Grunewald d.d. 2 augustus 1914 aan Emmanuel Viérin Huis ter Wilgen-Duinbergen: 'U moet zich voorstellen dat in deze moeilijke periode ik wil weten hoe het leven is in Duinbergen, hoe onze zaken ervoor staan, en hoe U en Madame en de kinderen het stellen. Een oorlog tussen de ene helft van Europa tegen de anderen helft zal beginnen na de beloften van eeuwigdurende vrede die zo plechtig en schijnheilig gegeven werden. Moge de goede God Europa beschermen'.
Een postkaart d.d. 12 juni 1916 vanuit Berlin-Grunewald aan Emmanuel Viérin Middelburg- Walcheren Holland (de familie was gedurende WO I uitgeweken naar Nederland). Ich war in Duinbergen und erführ Ihre ümstehende Adresse von den Herren Van Caillie und Woestyn. Unsere Villen Les Bleuets, les Trèfles et Dorothée stehen noch unbeschädigt'.
Op 7 mei 1919 richt Stübben een brief aan Emmanuel Viérin waarin hij o.m. schrijft:
'In Duitsland is men momenteel niet meer zeker over zijn leven of zijn bezit. Ik wil in Brugge verblijven voor de korte duur die me nog rest in mijn leven. Mijn echtgenote is overleden in 1916'.
Op 3 december 1920 schrijft Emmanuel Viérin: 'Ik ontving je kaart van 21 november waarin U me vraagt hoe de toestand is van de 3 villa's in Duinbergen. Als de oorlog voorbij was, ben ik uit Nederland teruggekeerd en omdat ik niet naar Kortrijk kon gaan, waar mijn huis en atelier totaal vernield en geplunderd waren, ben ik mij in mijn villa in Duinbergen gaan vestigen om er mijn zoons op te wachten die zich geëngageerd hadden en die ik sedert vele jaren niet had gezien. Ik wist dat zij aan de dood waren ontkomen en dit was voldoende als troost voor al mijn materiële verliezen opgelopen in Kortrijk en Duinbergen.
Onze drie villa's waren in slechte staat, vooral wat betreft de meubels. Omdat alles was verdwenen en zelfs de elektriciteits- en waterleidingen uitgerukt (...). Zij werden als Duitse goederen erkend en onder sekwester geplaatst'. (Ze werden op 5 juni 1919 tegen 48.000 fr. verkocht).
'Dikwijls, mijnheer Stübben denken wij aan de gelukkige tijden van voor de oorlog toen je de zomers doorbracht in Duinbergen. Ik had voor jou de grootste waardering en ik denk te kunnen zeggen dat ik ze bewaard heb; maar nooit zal ik het onrechtvaardige kwaad vergeten dat Duitsland ons heeft aangedaan en de schandalige leugens over de 'francs tireurs'.
In een schrijven d.d. 7 december 1920 vanuit Munster, Werse 41 antwoordt Stübben: ‘Gedurende de oorlog ben ik tweemaal in Duinbergen geweest en drie keer in Brugge om verschillende personen te ontmoeten van de families Van Caillie, Muylle, Mahieu, Serweytens de Merckx, Woestyn (hotelier van het Station van Duinbergen) enz.. volgens de heer Woestyn had ik begrepen dat U zich in Holland bevond. Mijn relaties met de onderhavige families waren gedurende de oorlog niet onderbroken. Het zijn twee zware dossiers van brieven die ik heb geschreven en met hen gewisseld en in hun voordeel, bij de Duitse autoriteiten.
Ik ben erin geslaagd paspoorten te bekomen voor de heren Donat en Paul Van Caillie en hun moeder. Ik ben er niet in geslaagd de vrijlating van de heer Frank uit Antwerpen, schoonbroer van Maurice Van Caillie en beschuldigd van oorlogsverraad, te bekomen; (Paul en Maurice waren broers van Donat). Ongelukkig genoeg was hij reeds gefusilleerd toen een brief van de Minister van Justitie (op een verzoek) te Brussel aankwam om de uitvoering van het vonnis te verdagen.
Ook bij diverse geschillen te Brugge tussen Mijnheer Maurice Van Caillie met de militaire Duitse overheid, ben ik niet geslaagd omdat men me liet blijken dat Mijnheer Maurice wat onbeleefd, onvriendelijk en kwetsend was tegenover de ambtenaren - wat best te begrijpen is.
Een dochter van dhr. Muylle (die ook een zoon verloor in de oorlog), kloosterzuster, werd wegens spionage overgebracht naar een gevangenkamp in Siegburg bij de Rijn. Ik ben erin geslaagd haar te laten overbrengen naar Vilvoorde bij Brussel en voor haar alle mogelijke soelaas bekomen. Drie gedetineerden geboren in Heyst en aanbevolen door de heer Woestyn, hebben regelmatig mijn geldverzendigen ontvangen om hun lot wat te verzachten.
Mijnheer Carlos Serweytens de Merckx van Brugge, provinciaal raadslid, werd geïnterneerd in een gevangenenkamp in Holzminder aan de Wezer en later in Konstanz bij de Zwitserse grens. Na heel wat correspondentie en bezoeken aan het Ministerie van Oorlog en een persoonlijke reis naar Berlijn en Konstanz en terug (drie dagen) ben ik er in geslaagd deze achtbare ouderling vrij te krijgen'.
Na de oorlog, zet Stübben uiteen, probeerde hij met de voornoemde personen terug contacten aan te knopen maar Donat Van Caillie liet door een advocaat (...) antwoorden dat hij weigerde enige relatie met mij te bevestigen!! Mijn brieven aan de heren Muylle, Mahieu (die volgens een andere brief d.d. 7 mei 1919 van Stübben 'al zijn goederen in Roeselare heeft verloren') Serweytens de Mercx enz.. hebben geen antwoord gekregen.
'U bent dus, beste mijnheer Viérin, de eerste Belg die me nog een beetje genegen is niettegenstaande ik me gedurende de hele oorlog heb ingezet voor mijn Belgische vrienden (...) Ikzelf, moet verzaken aan al mijn belangen in België. Zelfs mijn honoraria van ongeveer 8.500 fr. die de Belgische regering mij verschuldigd is voor studies en ontwerpen tellen voor niets'.
Op 22 april 1921 schrijft hij steeds tot Emmanuel Viérin dat hij zich 'in een kleine buitenwijk in Munster in Westfalen' teruggetrokken heeft en dat hij eraan gedacht heeft, ter gelegenheid van een bezoek aan zijn schoonzoon te Doom, Nederland, waar hij 'geneesheer van het Duitse Keizerlijke Hof is een uitstap naar België te doen. Maar uiteindelijk heb ik eraan verzaakt uit vrees dat het onthaal, vooral in Brugge, maar slecht kon zijn. Ik denk dat men nog wat tijd moet laten voorbijgaan opdat de zielen hun gevoelens van vrede en vriendschap zouden terugvinden'.
VIII 1922 - De S.A. Knocke-Duinbergen extension tot overname door de groep Nellens
Van het 'duinendomein' in onverdeeldheid (sinds 1903 onverdeeldheid Serweytens - S.A. de Duinbergen) bleef er een kleine 150 ha over, ondermeer 8 ha 30 a waren aan de gemeente Heist verkocht voor de bouw van de watertoren. Tussen het kleine 'Duinbergen' met haar door een dijk beschermd zeefront van 400 m. en de dijk van Knokke die slechts vanaf de huidige Parmentierlaan begon was er geen bescherming. Volgens een plan d.d. 10 december 1908 was er een open ruimte van 1.950 m..
Op 26 april 1907 schreef hoofdingenieur E. Piens aan Carlos Serweytens en consoorten: 'Mijnheer de Minister van Financiën en Openbare Werken heeft me opdracht gegeven U in te lichten over het gevaar van overstroming door de zee dat uw duinen betekenen die zich ten westen van de dijk te Knocke bevinden.
Op een afstand van 600 m. van dit werk, bestaat er ondermeer in de duinenrij een brede opening waar bij stormweer de zee niet alleen de pannen van deze duinen maar eveneens het achterland kan binnenstromen. Deze situatie is in deze mate ernstig dat Mijnheer de Minister me ook heeft opgedragen U aan te manen de nodige werken uit te voeren om deze duinen te fixeren overeenkomstig het decreet van 14 december 1810'.
Op 21 november 1904 werd het volgende aan Donat Van Caillie geschreven: 'uit het resultaat van het onderzoek blijkt: 1e dat sedert het jaar van de opmaak van het plan, waar U een uittreksel van hebt ontvangen, tot 30 augustus 1896, er 12 ha 96 a 90 ca grond van het eigendom Serweytens is weggespoeld. 2de tussen augustus 1896 en november 1904 de zee nog 8 ha 62 a 90 ca grond heeft gewonnen; 3de dat er elk jaar dat voorbijgaat, een verlies is van meer dan 1 ha duinen van Uw eigendom'
Een buitengewone algemene vergadering der aandeelhouders van de maatschappij d.d. 9 januari 1911 liet een inbreng toe aan een op te richten vennootschap 'van de onverdeelde helft behorende aan de maatschappij in een groot uitgestrekt domein gelegen op het grondgebied van Heyst-aan-Zee en Knocke lopende van de plaats genaamd Duinbergen tot aan het dorp van Knocke, in een stuk, omvattende een boerderij, kleine hoevetjes, duinen, gronden, weilanden, erfpachtgronden met een oppervlakte van 147 ha 89 a 46 ca'.
Op dezelfde dag, hetzij op 9 januari 1911, werd de 'S.A. Knocke-Duinbergen-Extension' opgericht door de 'Société Anonyme de Duinbergen' en o.m. Charles Serweytens, Marie Dumont Serweytens en Léonie Philippart-Serweytens die de resterende 3/6 inbrachten. Werden tot bestuurders benoemd: Baron Henri Kervyn de Lettenhove, Camille Van Caillie en zijn zoon Donat, Charles Serweytens, Alphonse Philippart, Albert Spruyt en Edgard Muylle. Volgens J. Van den Heuvel (Duinbergen, Geschiedenis van de Heilige Familieparochie, 1987) legde de nieuwe vennootschap ‘een steenweg aan de St. Margaretakerk schuin naar zee. Bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 was de dijk bijna klaar'.
In 1913 protesteerde deze vennootschap, vertegenwoordigd door Donat Van Caillie in een open brief tegen een plan van de Belgische Spoorwegen die van plan waren de spoorweg Heist door te trekken naar Knokke, dwars door het domein. Van Caillie steunde het alternatief project van de gemeente Knokke om de spoorlijn ten zuiden van de steenweg Heist-Knokke aan te leggen. (zie blz 20-25).
‘In de winter van 1921-1922 begeeft de zeedijk op twee plaatsen, daar er nog geen golfbrekers waren', schrijft Van den Heuvel.
Het is in deze omstandigheden dat Joseph Nellens en zijn groep de 'S.A. Knocke-Duinbergen Extension' met haar onroerend patrimonium overneemt en de leidinggevende rol van de familie Serweytens en nakomelingen wordt beëindigd.
De 'S.A. Knocke Duinbergen Extension' zal in het interbellum instaan voor de ontplooiing van het oostelijk deel van Duinbergen en Albertstrand. Deze vennootschap kreeg later de benaming 'Société Immobilière Knokke Balneaire' (SIKB).
Fragment uit een kaart getekend door Stübben uit 1911 met het voorstel een treinstation te voorzien ter hoogte van het huidige A. Hansplein. Onderaan Knokke-Dorp met de Kerkstraat; rechts de Lippenslaan.
Kaart van de 'Société Knocke Duinbergen Extentions' getekend door Stübben in 1911. Deze wegenis en percelering werden niet uitgevoerd. We zien een duingebied zonder bebouwing, de 'promenade de la Corniche' (deels de latere Elizabetlaan), het water- winningsgebied met watertoren (Park 58), het ontwerp van de zeedijk in één rechte lijn, de locatie van de latere casino als plein ingetekend, de avenue du Vieux Moulin (Acacialaan), en de avenue Serweytens (Parmentierlaan). Het Zegemeer is nog niet uitgegraven. Onderaan rechts Knokke-Dorp met de kerk.