Het dopen van een vissersvaartuig
André Desmidt
Enige tijd terug waren we op bezoek bij E.H. Dirk Demaeght, (laatste) nationaal aalmoezenier ter zeevisserij. Het werd een gezellige uitvoerige babbel in zijn “hoofdkwartier” in Sint-Michiels (Brugge). In het kader van Open Monumentendag met thema rituelen was het gespreksonderwerp het gebruik om een vaartuig te “dopen”.
Plastisch uitgedrukt komt het er op neer dat het eerste water dat het schip voelt geen zeewater maar gewijd water moet zijn.
Hoewel er geen vast stramien bestaat om die ceremonie te laten verlopen zijn er toch een aantal vaste gebruiken. Waar voorheen meestal de parochiepriester van Heist deze taak op zich nam werd dit vanaf de jaren negentig een taak van de aalmoezenier voorheen EH Corneille, later EH Demaeght.
Een schip op zee is een beweegbare nationale bodem waarop mensen leven en werken om den brode. Mensen die denken aan vrouw en kind, aan de familie thuis. Vanuit een diep en sterk religieus aanvoelen bestond van oudsher de behoefte om ‘iets’ aan boord te hebben dat de goddelijke bescherming over schip en bemanning moest symboliseren en bevestigen, ‘iets’ dat verwees naar het dorp aan de haven, naar de gelovige gemeenschap, naar vrouw en kind die ze thuis hadden gelaten.
E.H. Dirk Demaeght, aalmoezenier o.r. ter zeevisserij
Stilaan viel de keuze op de paasnagels van de kaars die in de kerk had gebrand op de cruciale levensmomenten (overwegend sacramentele vieringen) van vele dorpsgenoten.
Daarnaast wilde men dat die paasnagels zo op het schip werden aangebracht dat ze er nooit meer uit konden (onuitwisbaar), zoals een druppel olie op een steen.
Vandaar het gebruik dat, voor zover we konden nagaan, in onze kontreien ingang vond, aanvankelijk aan de Oostkust. Via de aalmoezeniers werd dit gebruik in alle Vlaamse havens en de meeste scheepswerven overgenomen.
Ook in Frankrijk is een zegening van de vaartuigen gekend. In Nederland beperkt de ceremonie zich tot het uitspreken van een reeks gebeden door de dominee.
We willen hierbij toch even in herinnering brengen dat het vroeger ook gebruikelijk was dat de parochiepriester de nieuwe woning kwam inzegenen. In sommige landen is het ook een gebruik om de wagen te zegenen vooraleer men de eerste rit maakt.
Bij de doop van het schip zegent de priester alle belangrijke plaatsen van het schip. Het kruisbeeld (dikwijls geschonken door de peter of de meter) wordt ook “gewijd” vooraleer in de leefruimte (kombuis) opgehangen te worden. Zoals thuis meestal ook getooid met een palmtakje. Ook de bemanning wordt gezegend (en na de feestmaaltijd gaan ze vaak ook “gezegend” naar huis) en ook het embleem en het naamplaatje wordt met wijwater besprenkeld.
Op het einde van de doopplechtigheid worden er in het dek 4 paasnagelen ingeslagen (afkomstig van een paaskaars uit de kerk) door de peter en de meter en de reder(s) of familieleden.
De plaatsen :
- middendek stuurboord
- middendek bakboord
- naast sorteermachine (kant naar keuze)
- achterdek stuur- of bakboord (naar keuze)
De paasnagel ( c ) wordt in het 4 cm diep boorgat ( b ) gelegd.
De conische houten tap ( a ) wordt in het gat geslagen tot aan de inkeping ( d).
De inkeping (op 3 cm van einde) zorgt voor een verzwakking van de tap.
Als men de laatste maal zijdelings op de tap slaat kraakt deze af en blijft de top in het gat zitten.
De tap blijft een souvenir voor de inslager!
In 1637 wordt rond de kerk van Lombardsijde een kruisweg opgezet. In zeven kapelletjes werden de "Zeven Smerten van Maria" verbeeld. Voor ieder kapelletje stond eertijds een houten knielbankje. Geen visser die naar IJsland vertrok verzuimde om voor de afreis de kruisweg of te leggen.
Het waren hoofdzakelijk de vissers , die vaak hevige stormen moesten trotseren, die hun toevlucht zochten tot "Maria, Ster der zee". Zo namen de vissers allerlei voorzorgen voor ze uitvoeren. Reeds vroeg in de morgen trokken ze op bedevaart naar het kerkje van Lombardsijde. Als offergave droegen ze kleine schuitjes mee, die ze zelf vervaardigd hadden. De bedevaarders kregen dan van de pastoor een "gewijdje" mee: een zakje met wat paasnagel in. Later werd dit in de mast van hun sloep genageld.
Het schip krijgt een eerste zegening bij de tewaterlating en wordt zo aan God toegewijd.
Wanneer een schip overgaat naar een andere rederij dan organiseert met een herdoop.
Na het kerkelijke komt het burgerlijke. De champagnefles knalt tegen de boeg en er wordt een maaltijd georganiseerd voor de reder, de bemanning, de peter en de meter en de genodigden (naaste familie, scheepswerf, personaliteiten…).
Na de maidentrip en eerste vangst wordt er, in overleg met de vismijndirectie, een kistje vis verkocht ten voordele van de goede werken van de aalmoezenier. Deze organisatie, gesticht door wijlen E.H. pastoor Pype luistert naar de benaming : ‘Het zal wel gaan’.
Paster Pype, onderpastoor in Oostende (overleden in 1926) was de eerste zeevissersaalmoezenier. In 1896 stichtte hij de “Vrije vissersgilde ’t zal wel gaan” met een voorzienigheidskas tegen ongelukken op zee, een spaarkas en een pensioenkas.
Met die fondsen kan de aalmoezenier bij rampspoed de eerste nood lenigen in het gezin van de achtergebleven vissers. Hierbij noteren we toch dat een visser vergaan op zee pas overleden verklaard kon worden als men zijn lichaam gevonden had of na een lange gerechtelijke procedure. Vroeger was er ook via de provincie West-Vlaanderen een financiële tussenkomst gekend als het Fonds Bossuyt doch dit bestaat ook al niet meer.
Gelukkig heeft men recent de regelgeving voor zeelieden aangepast waarbij een rechter, na onderzoek van de context van het accident, de overlijdensakte reeds na enkele maanden kan overmaken aan de nabestaanden.
E.H. Lagae doopt de Z 568 De Uilenspiegel met Emile en Charel Bulcke en Louise-tje
Doop Z 408 Speranza (1969) door EH Van Assel met Werner Meseure, Constant Vantorre, Leon Elias, Guido Allemeersch, Rappé Walter, Manu Desutter
H49 (7 oktober 1937) reder Petrus Utterwulghe doop EH Masschelein peter Warmoes meter Pharailde Savels.jpgDoop Z49 op 7 okt 1937 door EH Masschelein. Reder Petrus Utterwulghe, peter Warmoes, meter Pharailde Savels
Doop door EH Gryson van de Z 60 Blue Angel van reder Constant Couwijzer (Martje Co) met Annie en Ria Demeulenaere, Constant en Fernand en René Couwijzer en scheepsbouwer Degraeve (1988)
Z546\doop mayflower (3).jpgDoop Z 546 Mayflower in 1952 door EH Holvoet reder André Vandierendonck schipper Wilfried Warnez, peter Frans en meter Francine Vandierendonck
En na de doop volgt de maidentrip en een feestmaal…