Bijlage 7: Gevechtseenheden, traditionele benamingen eenheden

Gevechtseenheden 346

Het onderstaande schema geeft een algemeen idee van de belangrijkste legerstructuren. Er waren uiteraard nationale verschillen. Bovendien zorgden de omstandigheden er soms voor dat er moest worden afgeweken van de onderstaande type-organisatie of richtcijfers (door een tekort aan officieren of zware verliezen). Tenslotte ondergingen alle legers verschillende reorganisaties tijdens de stellingenoorlog.

Legergroep en Leger. Vandaag wordt de term “leger” doorgaans gebruikt om de strijdkrachten van een bepaald land aan te duiden (bijvoorbeeld ‘het Belgisch leger’). Een leger is echter ook een groepering van legerkorpsen, die samengebracht worden onder het bevel van een legercommandant (luitenant- generaal of veldmaarschalk). Een leger kan tot meer dan 200.000 manschappen verenigen. Soms worden verschillende legers onder een gemeenschappelijk commando geplaatst. Dat wordt dan een legergroep genoemd, een groep van legers.

Tijdens het bevrijdingsoffensief (28 september 1918 - 11 november 1918) was koning Albert bevelvoerder van een legergroep, “Legergroep Vlaanderen”, waarin onder andere het Belgische leger en het Britse 2de Leger waren opgenomen. Het symbool van een legergroep zijn 5 kruisjes (xxxxx), voor een leger zijn dat er 4 (xxxx).

Legerkorps. Dit is het niveau onmiddellijk onder “Leger”. Een legerkorps bestaat uit verschillende divisies en omvat zowel infanterie, cavalerie als artillerie en genie. Een legerkorps telt gemakkelijk 40.000 tot 80.000 manschappen. Een legerkorps heeft, net zoals een leger, in principe geen vaste samenstelling. Het gebruikte symbool zijn 3 kruisjes (xxx). Meestal worden de nummers van de legerkorpsen aangeduid met een Romeins cijfer, bijvoorbeeld “het lilde Reservekorps”.

Divisie. Dit kan zowel een infanteriedivisie als een cavaleriedivisie zijn. De grootte varieerde van 12.000-18.000 (infanteriedivisie) tot 3000-5000 (cavaleriedivisie).

Alleen de Belgen gebruikten de term ‘legerdivisie’: deze eenheden moesten in de toekomst 25.000 - 30.000 manschappen tellen, maar dat was in 1914 nog niet het geval. Divisies bestaan, net als alle hogere echelons, uit infanterie en/of cavalerie, vervolledigd met artillerie en genietroepen. Een divisie staat onder bevel van een luitenant-generaal of generaal-majoor. Een divisie wordt op de kaartjes voorgesteld met 2 kruisjes (xx).

Brigade. Een divisie bestond uit 3 tot 4 brigades van elk 3000-5000 manschappen, onder bevel van een generaal-majoor of brigadegeneraal. Voor een brigade wordt 1 kruisje gebruikt (x).

Regiment. 1500-2500 manschappen onder het bevel van een kolonel of luitenant-kolonel. Het symbool van een regiment zijn 3 verticale streepjes (lll). Het Britse leger kende wel regimenten als territoriale formaties, maar stuurde ze nooit als volledige eenheid op het slagveld. Britse brigades bestonden uit bataljons, zonder het tussenliggende echelon regiment.

Bataljon. 500-800 manschappen onder bevel van een majoor. Een bataljon wordt voorgesteld met 2 verticale streepjes (II).

Compagnie. De cavalerie gebruikt de term “eskadron”, terwijl de artillerie de term “batterij” gebruikt. Deze twee termen zijn echter synoniemen voor “compagnie”. Een compagnie telde 150-200 soldaten en werd meestal bevolen door een kapitein of kapitein-commandant. Een compagnie heeft 1 verticaal streepje als symbool (I).

Peloton. Eenheid onder bevel van een luitenant. Telde 40-50 manschappen.

Traditionele benamingen eenheden (Roger Verbeke)

INFANTERIE = voetvolkBenaming vanaf 16de eeuw; van het Spaans, infante, en het Italiaans, fante, = knaap, knecht. Talrijkst wapenkorps. Gebruik van mitrailleurs.

  1. LINIE-INFANTERIE: troepen te voet voor opstelling in de breedte, volgens 18de eeuwse tactiek. In 1914 in België 14 regimenten met daarin bataljons, met daarin compagnies. Nog bisregimenten. In West- Vlaanderen 3de en 4de linieregiment.
  2. LICHTE INFANTERIE: voor gevecht in los verband, bv. In bossen of in beweging. Vanaf 18de eeuw. In België regimenten Jagers te voet vanaf 1830.

Infanterieregimenten buiten linieregimenten

    1. Regiment GRENADIERS: van Italiaans granata = granaatappel, handgranaat ... Oorspronkelijk eenheid grote mannen voor het werpen van granaten, eliteregiment. In België regiment vanaf 1850.
    2. Regiment JAGERS TE VOET: lichte infanterie.
      In 1914 in België 3 regimenten, elk met een bisregiment.
    3. Regimenten KARABINIERS: door evolutie.
      Vanaf 1837 carabines in 1ste regiment Jagers te Voet.
      Kortere vuurwapens met Franse naam vanaf 1700.
      Regiment Karabiniers vanaf 1850, 2de regiment vanaf 1913.
      In 1914 nog 2 bisregimenten.

Bataljons KARABINIERS-WIELRIJDERS, CYCLISTEN Bataljon vanuit 1ste regiment karabiniers op fietsen
In 1913 zelfstandig bataljon. Met rol in cavaleriedivisie.
In 1915 2de bataljon.

CAVALERIE = ruiterij, bepaalde bereden troepen.

Benaming vanaf 17de eeuw, van het Italiaanse cavalleria en het middeleeuws Latijn caballus = paard.

Vroeger belangrijk wapenkorps.

In 1914 in België reeds 10 regimenten met daarin telkens twee groepen, met daarin telkens twee eskadrons.

Geen bisregimenten.

  1. ZWARE CAVALERIE: beperkt in België, als linie-cavalerie.
  2. LICHTE CAVALERIE: regimenten Jagers te Paard.

Cavalerieregimenten

    1. Regiment JAGERS TE PAARD: vanaf 1830 vanuit vroegere Huzaren, in 1913 4de regiment, in 1920 3de regiment
    2. Regiment GIDSEN: in 1815-1830 Korps Guides te Paard, daarna Kozakken van de Maas en 1833 Regiment Gidsen, 2de Regiment in 1875.
      Als eliteregimenten, koninklijke wacht. Garnizoen te Brussel.
    3. Regimenten LANSIERS: liniecavalerie, met lansen.
      Van het Latijn lanceam, zelf uit het Keltisch.
      In het Duits Ulanen, van Tartaren en Polen.

Lichte groeperingen: vanaf januari 1918.
Daarin o.a. groep uit een bestaand regiment.

ARTILLERIE = geschut, bepaalde bereden troepen.

Benaming vanaf 15de eeuw, van het middeleeuws Latijn artillum = uitrusting, apparatuur. Uitbreidend wapenkorps: kanonnen, houwitsers, zware mortieren. In het veldleger als lichte en zware artillerie en zware stellingartillerie.
In cavaleriedivisie Rijdende Artillerie.
Ook batterijen kanonnen luchtafweer.
Ook batterijen loopgravengeschut: mortieren, granaatwerpers.

In 1914 veel Artillerie in de drie versterkte stellingen: Antwerpen, Luik, Namen.

Artillerieregimenten in 1918: met groepen met daarin batterijen met een aantal stukken.

  • Regimenten voor infanteriedivisies: nr. 1-6, 7-12
  • Regimenten voor legerdivisies: nr. 13-18
  • Regimenten ZWARE artillerie: nr. 1 en 2.

GENIE: dienstkorps voor uitvoering van bepaald werk. Benaming in Frankrijk vanaf 1759, van het Latijns genius = begaafdheid, talent.

In 1914 regiment met bataljons voor legerdivisies en versterkte stellingen. Ook speciale compagnies volgens opdracht.

Genie-eenheden in 1918.

  • Bataljons voor Infanteriedivisies: nr. 1-6, 7-12
  • Bataljons voor legerdivisie: nr. 13-18.
  • Compagnie pioniers - pontonniers - wielrijders: in Cavalerie Divisie

Legertroepen vanuit de Genie, in 1918 o.a.

  • Spoorwegbataljon: compagnies
  • Militaire Luchtscheepvaart: secties ballonvaarders
  • Militair Vliegwezen: escadrilles
  • Bataljon Pontonniers: compagnies
  • Compagnie Schijnwerpers

Hulptroepen van de Genie: T.A.G., oudere mannen voor werk achter front.

Groeperingen met groepen met compagnies.

VERVOERKORPSEN: vanaf 1913, i.p.v. Treinregiment, met compagnies volgens opdracht, in getrokken en automobiele colonnes.

In 1918 o.a.

  • Vervoerkorpsen voor legerdivisies (zes, C.T./D.A.)
  • Vervoerkorpsen voor infanteriedivisies (12)
  • Vervoerkorps voor Cavaleriedivisie (1)
  • Vervoerkorps voor Brigade Zware Artillerie (1)

Legertroepen voor verbindingen, in 1918 o.a.

  • Sectie Smalspoorwegen en Sectie Buurtspoorwegen
  • Compagnie Mariniers (vanuit Bemanningsdepot 1917)
  • Dienst Binnenscheepvaart (S.T.E.I.)

Hulptroepen bij de verbindingen: Etappetroepen

DIENSTEN

  • Intendance = bestuursdienst voor materiële behoeften
    • Officieren als intendanten, kwartiermeesters, betaalmeesters...
    • Hulptroepen van de Intendancedienst (T.A.S.I.)
    • Inrichtingen, bv. Bakkerij
  • Gezondheidsdienst: artsen bij eenheden en in hospitalen.
    • Hulptroepen van de G.D. (T.A.S.S.): brancardiers
    • Farmaceutische Dienst: apothekers
    • Veterinaire Dienst: dierenartsen
  • Gendarmerie: gendarmen te paard of te voet.
    Bv. Provoostschappen in divisies.
  • Militaire muziekkapellen: kapelmeesters en muzikanten
  • Militaire Aalmoezeniersdienst: katholieke, protestantse en joodse
  • Militair gerecht

Voetnoot

346  DE VOS Luc, SIMOENS Tom, WARNIER Dave, BOSTYN Franky, ‘14-‘18. Oorlog in België, Leuven, 2014, p. 588

 

Uniformen Belgisch Leger tijdens de Eerste Wereldoorlog.

rdp201802p227 231 page5 image1© L&F Funcken, L’uniforme et les armes des soldats de la guerre 1914-1918, Ed. Casterman, 1971

1: grenadiers 1914;
2: karabiniers 1914;
3: cyclisten 1914;
4: linieregimenten 1914;
5:gidsen 1914;
6: korps auto-canon-mitrailleuse Minerva;
7-8-10: infanterie 1918,
9: lansiers 1918

Bijlage 7: Gevechtseenheden, traditionele benamingen eenheden

Marc De Meester en Eric Huys

Rond de poldertorens
2018
02
227-231
BV
2023-06-19 14:50:19